Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 30-08-2012, BX6691, AWB 12/9373

Rechtbank 's-Gravenhage, 30-08-2012, BX6691, AWB 12/9373

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
30 augustus 2012
Datum publicatie
6 september 2012
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2012:BX6691
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 12/9373

Inhoudsindicatie

Nareis, ten onrechte verbreking feitelijke gezinsband niet beoordeeld, beroep gegrond

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Nevenzittingsplaats Middelburg

AWB nummer: 12/9373

V-nummers: [nummer 1 en nummer 2]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[ Naam 1] (eiser 1) en [Naam 2] (eiser 2),

hierna ook te noemen: eisers,

gemachtigde mr. B.C. Pfeifle,

en

de minister van Buitenlandse Zaken,

verweerder,

gemachtigde mr. J.M. van Leeuwe-Hokke.

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 27 februari 2012 (het bestreden besluit).

De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 7 augustus 2012. Eisers zijn verschenen bij hun gemachtigde. Tevens verscheen [Naam 3], hierna te noemen: referente of hoofdpersoon. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig A. Yahye, tolk in de Somalische taal. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser 1 is geboren op [geboortedatum] 1951 en eiser 2 is geboren op [geboortedatum] 1993. Beiden bezitten de Somalische nationaliteit. Referente, geboren op [geboortedatum] 1958, eveneens van Somalische nationaliteit, is in het bezit van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, verleend met ingang van 21 augustus 2009, geldig tot en met 20 augustus 2014. Eisers hebben op 1 juli 2010 bij de Nederlandse vertegenwoordiging te Nairobi, Kenia, verzocht om de afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) in het kader van nareis. Eisers beogen verblijf bij referente. Eiser 1 is de gestelde echtgenoot van referente en eiser 2 is haar biologische zoon uit een eerder huwelijk. Verweerder heeft de aanvraag van eisers bij besluit van 26 mei 2011 afgewezen. Bij het bestreden besluit zijn de bezwaren van eisers tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

2. Ingevolge artikel 72, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) wordt een beschikking omtrent de afgifte van een visum, waaronder begrepen een mvv, voor de toepassing van afdeling 2 van hoofdstuk 7 van de Vw 2000, bevattende bepalingen over bezwaar en beroep inzake reguliere verblijfsvergunningen, gelijkgesteld met een beschikking omtrent een verblijfsvergunning regulier gegeven krachtens deze wet.

Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden verleend aan de vreemdeling, die als echtgenoot, echtgenote of minderjarig kind feitelijk behoort tot het gezin van de vreemdeling, bedoeld onder a tot en met d, die dezelfde nationaliteit heeft als die vreemdeling en gelijktijdig met deze vreemdeling Nederland is ingereisd dan wel is nagereisd binnen drie maanden, nadat aan de vreemdeling, bedoeld onder a tot en met d, de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend.

Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden verleend aan de vreemdeling die als partner of als meerderjarig kind zodanig afhankelijk is van de vreemdeling, bedoeld onder a tot en met d, dat hij om die reden behoort tot het gezin van deze vreemdeling, die dezelfde nationaliteit heeft en gelijktijdig met deze vreemdeling Nederland is ingereisd dan wel is nagereisd binnen drie maanden nadat aan de vreemdeling, bedoeld onder a tot en met d, de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend.

Het beleid met betrekking tot voornoemde afgeleide verblijfsvergunning is uiteengezet in hoofdstuk C2/6 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000). Voor zover hier van belang is daarin geregeld dat de gezinsleden, om voor verblijf in aanmerking te komen, tot aan het vertrek van de hoofdpersoon uit het land van herkomst feitelijk moeten hebben behoord tot diens gezin. De bewijslast omtrent het in het land van herkomst feitelijk tot het gezin te hebben behoord, ligt bij de hoofdpersoon. De biologische kinderen (minderjarig en meerderjarig) behoren niet langer tot het gezin van de hoofdpersoon indien de gezinsband als verbroken kan worden beschouwd.

3. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eisers niet in aanmerking komen voor een mvv, omdat de feitelijke gezinsband tussen eisers en referente niet aannemelijk is geworden. De verklaringen van eisers komen niet met elkaar overeen en op punten evenmin met de verklaringen van referente die zij in het kader van haar asielaanvraag heeft afgelegd. Dat referente door haar herseninfarct moeite heeft gebeurtenissen in de juiste chronologische volgorde te plaatsen en niet in staat is om consistent te verklaren, wordt door verweerder niet gevolgd. Ook is daarvan tijdens de asielprocedure niet gebleken, noch heeft zij fouten hersteld in de correcties en aanvullingen op haar gehoren. De tegengeworpen tegenstrijdige verklaringen zien niet enkel op tegenstrijdigheden in de chronologie van zaken. Verwezen wordt naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 26 augustus 2010 (201004609/1/V2), naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats ‘s-Hertogenbosch van 6 april 2010 (09/30724 en 09/30725). Van fouten in het verslag van de interviews met eisers is niet gebleken, aldus verweerder.

4. Eisers hebben in beroep aangevoerd dat de tegenstrijdigheden, voor zover deze al aanwezig zijn, niet mogen worden tegengeworpen gelet op de gezondheidstoestand van referente. Verweerder had nader onderzoek moeten doen naar de onzichtbare gevolgen van het herseninfarct van referente. Zonder nader onderzoek kan niet gesteld worden dat thans volledig uitgegaan mag worden van de juistheid en volledigheid van de verklaringen van referente tijdens het nader gehoor. Dat haar echtgenoot heeft gesteld dat referente mandazi’s en samosa’s verkocht, is niet tegenstrijdig met haar verklaringen. Referente was niet meer in staat werk te verrichten maar coördineerde de verkoop; het werk zelf werd uitgevoerd door haar pleegdochters en de buurvrouw. Dat zij hierover niet heeft verklaard tijdens het nader gehoor is omdat hierover niets is gevraagd. Ook heeft referente tijdens de hoorzitting niet tegenstrijdig over het werk van haar echtgenoot verklaard. Zij heeft slechts gesteld dat hij zijn beroep als chauffeur niet meer uitoefende, niet dat hij in het geheel niet meer heeft gewerkt. Eisers en referente betwisten dat zij tegenstrijdig over de woning hebben verklaard. Zij hebben duidelijk willen maken dat ieder gezinslid een eigen slaapplaats had. Eiser 1 heeft eiser 2 niet als reisgenoot naar Kenia genoemd, omdat deze samen met hem de mvv-aanvraag heeft ingediend. Eisers blijven op het standpunt staan dat het criterium feitelijke gezinsband onverenigbaar is met de Gezinsherenigingsrichtlijn en artikel 8 van het EVRM. Punt negen van de Considerans van de Richtlijn stelt expliciet dat leden van het kerngezin steeds recht hebben op gezinshereniging; dit biedt geen ruimte voor nadere criteria met betrekking tot de gezinsleden. De aangescherpte vereisten betreffende de gezinsband zijn volgens eisers in strijd met voornoemde Richtlijn en artikel 8 van het EVRM.

De rechtbank overweegt als volgt.

5. In geschil is of verweerder zich in het bestreden besluit in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet aannemelijk is gemaakt dat eisers feitelijk hebben behoord tot het gezin van referente.

6. Gelet op de gelijkluidende standpunten van verweerder in het verweerschrift en ter zitting, wordt uitgegaan van de beoordeling van een aanvraag in het kader van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000. Ter zitting heeft verweerder bevestigd dat aangenomen wordt dat eiser 1 de echtgenoot van referente is en eiser 2 haar biologische zoon. Volgens eerdergenoemd beleid in de Vc 2000 behoren biologische kinderen (minderjarig en meerderjarig) niet langer tot het gezin van de hoofdpersoon indien de gezinsband als verbroken kan worden beschouwd. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit echter op het standpunt dat niet aannemelijk is gemaakt dat er ooit een gezinsband heeft bestaan, gelet op de tegenstrijdige verklaringen van betrokkenen.

7. Nu er aangenomen moet worden dat er gedurende zekere tijd wel een gezinsband tussen eiser 2 en referente heeft bestaan vanwege de biologische moeder-kindrelatie, had verweerder moeten beoordelen of, en zo ja, wanneer, de deze gezinsband feitelijk als verbroken diende te worden beschouwd. De rechtbank vindt hiervoor steun in de uitspraak van de Afdeling van 27 juli 2012, zaaknummer 201100048/1/V2 (LJN BX4820). Het bestreden besluit is in zoverre ondeugdelijk gemotiveerd en daarom strijdig met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet op de samenhang in de beoordeling van de gezinsband van beide eisers met referente, heeft dit ook gevolgen voor de beoordeling van de gezinsband met eiser 1. De rechtbank komt niet toe aan de beoordeling van de overige beroepsgronden van eisers.

8. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten, nu niet kan worden vooruitgelopen op de beoordeling of, en zo ja, wanneer de feitelijke gezinsband tussen eisers en referente verbroken moet worden geacht.

9. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 874,00 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de zitting, met een waarde per punt van € 437,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;

- veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eisers begroot op € 874,00 (achthonderdvierenzeventig euro), te betalen aan eisers;

- gelast dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht ad € 156,00 (honderdzesenvijftig euro) aan eisers vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in tegenwoordigheid van S.A.K. Kurvink, griffier. De beslissing is uitgesproken op 30 augustus 2012.

Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuurs¬recht¬spraak van de Raad van State.