Home

Rechtbank 's-Hertogenbosch, 31-01-2008, BC3149, 01/889044/06

Rechtbank 's-Hertogenbosch, 31-01-2008, BC3149, 01/889044/06

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
31 januari 2008
Datum publicatie
31 januari 2008
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBSHE:2008:BC3149
Formele relaties
Zaaknummer
01/889044/06

Inhoudsindicatie

Een gevangenisstraf van 11 jaar voor het leiden van een criminele organisatie die zich onder meer bezighield met het vervaardigen en invoeren van MDMA en en amfetamine en het illegaal lozen van xtc-afval en aceton. Voorts is verdachte veroordeeld voor een gewoonte maken van witwassen.

Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank onder meer rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte kort nadat hij voor soortgelijke feiten uit detentie is ontslagen opnieuw is begonnen met de productie van MDMA en amfetamine.

Om te voorkomen dat de illegale activiteiten aan het licht kwamen, heeft verdachte zijn medeverdachten ernstig bedreigd.

Uitspraak

verkort vonnis

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH

Sector Strafrecht

Parketnummer: 01/889044/06

Datum uitspraak: 31 januari 2008

Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,

wonende te [woonplaats] [land] [adres]

verblijvende in P.I. Vught, Nieuw Vosseveld 2, HvB Regulier.

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 19 juni 2007, 6 september 2007, 15 januari 2008 en 17 januari 2008.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlasteleggingen.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 mei 2007

De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 6

september 2007 gewijzigd. Na deze wijziging is aan verdachte is tenlastegelegd dat:

1.

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari

2004 tot en met 30 mei 2006 in de gemeente Best en/of Liessel en/of elders in

Nederland, en/of te Hechtel-Eksel en/of op een of meer (andere) plaatsen in

België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

(telkens) een of meer hoeveelheid/hoeveelheden xtc-afval en/of aceton op of in

de bodem heeft gebracht, zijnde xtc-afval en/of aceton (een) stof(fen)

waardoor de bodem kon worden verontreinigd en/of aangetast - terwijl hij,

verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs

had/hadden kunnen vermoeden dat door die handeling(en) de bodem kon worden

verontreinigd en/of aangetast - en toen (telkens) al dan niet opzettelijk niet

aan de verplichting heeft voldaan alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs

van hem/hen kond(en) worden gevergd, teneinde die verontreiniging en/of

aantasting te voorkomen, danwel indien die verontreiniging zich voordeed, de

bodem te saneren en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk

ongedaan te maken;

(Artikel 13 Wet bodembescherming)

2.

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari

2004 tot en met 30 mei 2006 in de gemeente Best en/of Liessel en/of elders in

Nederland, en/of te Hechtel-Eksel en/of op een of meer (andere) plaats(en) in

België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) (een) handeling(en) met

betrekking tot afvalstoffen verrichtte(n) en/of naliet(en), bestaande uit het

opslaan en/of bewaren van een of meer hoeveelheid/hoeveelheden XTC-afval en/of

methanol en/of aceton - en terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens)

wist(en), althans redelijkerwijs had/hadden kunnen weten dat daardoor nadelige

gevolgen voor het milieu konden ontstaan - al dan niet opzettelijk niet heeft

voldaan aan zijn/hun verplichting alle maatregelen te nemen en/of na te laten,

die redelijkerwijs van hem/hen kon(den) worden gevergd, teneinde die gevolgen

zoveel mogelijk te voorkomen, althans te beperken;

(Artikel 10.1 lid 1 van de Wet milieubeheer)

3.

hij op of omstreeks 30 mei 2006 te gemeente Eindhoven, tezamen en in

vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig

heeft gehad ongeveer 242.115 XTC-pillen (73 kilogram), in elk geval een

hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als

bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens

het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

(Artikel 2 onder C juncto artikel 10 van de Opiumwet)

4.

hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1

februari 2004 tot en met 30 mei 2006 te Alkmaar en/of Liessel en/of Eindhoven

en/of Venlo en/of Best en/of elders in Nederland, en/of te Hechtel-Eksel, in

ieder geval in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,

althans alleen, meermalen, althans eenmaal,(telkens) opzettelijk heeft bereid

en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd en/of verkocht en/of afgeleverd

en/of verstrekt en/of vervoerd en in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig

heeft gehad (een) hoeveelheid/hoeveelheden MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA

en/of amfetamine (telkens) een middel voorkomend op de bij de Opiumwet

behorende lijst I, danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a

van die wet;

(artikel 2 onder B,C en D juncto artikel 10 Opiumwet)

5.

hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1

februari 2004 tot en met 21 juli 2005 te Waalre en/of Eindhoven en/of

Valkenswaard, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een

ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)

opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft

vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een)

hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine,

zijnde MDMA en/of amfetamine (telkens) (een) middel(en) voorkomend op de bij

de Opiumwet behorende lijst I, danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van

artikel 3a van die wet;

(artikel 2 onder A (en/of B en C) van de Opiumwet, delict 4)

6.

hij in of omstreeks de periode van 20 mei 2003 tot en met 13 maart 2007 te

Eindhoven en/of elders in Nederland en/of te Neerpelt en/of elders in België,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een)

voorwerp(en), te weten (een) hoeveelheid/hoeveelheden geld ten behoeve van de

aanschaf en/of betaling van:

- bouwmaterialen en/of (andere) bouwkosten en/of inventaris, al dan niet

bestemd voor de (ver)bouw en/of aankleding en/of inrichting van een woning

gelegen aan de [adres 1] (gemeente), met name (voor laatstgenoemd adres)

de aanschaf en/of plaatsing van een keuken en/of voor een appartement gelegen

aan de [adres 2] te (gemeente)

en/of

- een of meer personenauto('s), te weten een Mercedes, type 320 CDI [kenteken 1] en/of een Mercedes S 400 CDI [kenteken 2] en/of een Mercedes,

type ML 400 CDI, (Belgisch [kenteken 3]) en/of een Mercedes, SLK 350 cabrio

(Belgisch [kenteken 4]) en/of een Peugeot 206 cabrio (Belgisch [kenteken 5] en/of een Mercedes SL 500 ([kenteken 6]) en/of een Volkswagen

Golf ([kenteken 7] en/of een of meer ander(e) voertuig(en)

en/of

- een motor, merk Yamaha XT 660R [kenteken 8]

en/of

- (een) golfuitrusting(en) en/of het lidmaatschap van en/of de contributie

voor een of meer golfclub(s)

en/of

- een of meer vakantie- en/of zakenrei(s)/(zen) en/of uitstapje(s) naar (onder

meer) Spanje en/of Frankrijk en/of Italië en/of de Seychellen en/of Egypte,

heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of

heeft omgezet en/of van een of meer voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,

terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) -

onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,

zulks terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) van het plegen van

voormeld(e) feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;

(artikel 420 bis/ter Wetboek van Strafrecht)

7.

hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2004 tot en met 13 maart 2007 te

Waalre en/of Oudorp (gemeente Alkmaar) en/of Eindhoven, in elk geval in

Nederland, en/of te Hechtel-Eksel en/of elders in België, heeft deelgenomen

aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van hem,verdachte

en een of meer natuurlijke perso(o)n(en), te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer

andere perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van

misdrijven, namelijk overtreding van artikel 2 onder A en/of B en/of C en/of D

van de Opiumwet en/of van artikel 13 van de Wet Bodembescherming en/of artikel

10 van de Wet Milieubeheer en/of van witwassen als bedoeld in artikel 420 bis

en/of 420ter Wetboek van Strafrecht, zulks terwijl hij, verdachte, oprichter

en/of leider en/of bestuurder van voormelde organisatie was;

(artikel 140 lid 1 en 3 van het Wetboek van Strafrecht)

De geldigheid van de dagvaarding.

De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.

De bevoegdheid van de rechtbank.

Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. De rechtbank heeft daarbij voor wat betreft de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten mede gelet op de artikelen 38 en 39 van de Wet op de Economische Delicten, waarin ten aanzien van economische delicten is bepaald dat deze door een andere dan de economische rechter mogen worden afgedaan in het geval deze zijn begaan in samenhang met een of meer strafbare feiten die geen economische delicten zijn en deze samen zijn tenlastegelegd.

De ontvankelijkheid van de officier van justitie.

Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.

ten aanzien van het onder 1, 2, 4, 6 en 7 tenlastegelegde

Ook voor zover is tenlaste gelegd dat deze feiten in België zijn gepleegd is de Nederlandse strafwet op deze feiten toepasselijk, aangezien verdachte de Nederlandse nationaliteit bezit en ook ten tijde van het plegen van de feiten die nationaliteit bezat, terwijl de feiten die in België zouden zijn gepleegd door de Nederlandse strafwet als misdrijf wordt beschouwd en op die feiten door de Belgische strafwet ook straf is gesteld.

Schorsing der vervolging.

Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging

gebleken.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:

1.

op tijdstippen in de periode van 1 juni 2004 tot en met 30 mei 2006 in de gemeente Best en/of elders in Nederland, en/of te Hechtel-Eksel en/of op andere plaatsen in België,

tezamen en in vereniging met anderen, telkens een hoeveelheid xtc-afval en/of aceton op of in de bodem heeft gebracht, zijnde xtc-afval en aceton stoffen waardoor de bodem kon

worden verontreinigd en/of aangetast - terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders telkens

redelijkerwijs hadden kunnen vermoeden dat door die handelingen de bodem kon worden

verontreinigd en/of aangetast - en toen (telkens) al dan niet opzettelijk niet aan de

verplichting heeft voldaan alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hen konden worden gevergd, teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen, danwel indien die verontreiniging zich voordeed, de bodem te saneren en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken;

2.

op tijdstippen in de periode van 1 juni 2004 tot en met 30 mei 2006 in de gemeente Best en/of Liessel en/of elders in Nederland, en/of te Hechtel-Eksel en/of op andere plaatsen in

België, tezamen en in vereniging met anderen terwijl hij en zijn mededaders telkens een handeling met betrekking tot afvalstoffen verrichtte(n) en/of naliet(en), bestaande uit het

opslaan en/of bewaren van hoeveelheden XTC-afval en/of methanol en/of aceton - en terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) redelijkerwijs hadden kunnen weten dat daardoor

nadelige gevolgen voor het milieu konden ontstaan - al dan niet opzettelijk niet heeft

voldaan aan zijn verplichting alle maatregelen te nemen en/of na te laten, die redelijkerwijs van hem konden worden gevergd, teneinde die gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen,

althans te beperken;

3.

op 30 mei 2006 te gemeente Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 242.115 XTC-pillen (73 kilogram), bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;

4.

op tijdstippen gelegen in de periode van 1 juni 2004 tot en met 30 mei 2006 te Alkmaar en/of Liessel, en/of te Hechtel-Eksel, tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) opzettelijk heeft bereid een hoeveelheid MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA en amfetamine telkens een middel voorkomend op de bij de Opiumwet behorende lijst I;

5.

op tijdstippen gelegen in de periode van 1 juni 2004 tot en met 21 juli 2005 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA en amfetamine middelen voorkomend op de bij de Opiumwet behorende lijst I;

6.

in de periode van 20 mei 2003 tot en met 13 maart 2007 te Eindhoven en elders in Nederland en te Neerpelt en elders in België, voorwerp(en), te weten hoeveelheden geld ten behoeve van de aanschaf en/of betaling van:

- bouwmaterialen en (andere) bouwkosten en inventaris, al dan niet bestemd voor de (ver)bouw en aankleding en inrichting van een woning gelegen aan de [adres 1] te (gemeente), met name (voor laatstgenoemd adres) de aanschaf van een keuken en voor een appartement gelegen aan de [adres 2] te (gemeente) en

- personenauto's, te weten een Mercedes, type 320 CDI [kenteken 1] en een Mercedes S 400 CDI [kenteken 2] en een Mercedes, type ML 400 CDI, (Belgisch [kenteken 3]) en een Mercedes SL 500 ([kenteken 6]) en een Volkswagen Golf ([kenteken 7] en

- een motor, merk Yamaha XT 660R [kenteken 8] en

- een golfuitrusting en het lidmaatschap van en de contributie voor een golfclub en

- vakantiereizen naar Spanje en Frankrijk en de Seychellen en Egypte, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en van voorwerpen gebruik heeft gemaakt,

terwijl hij wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, zulks terwijl hij, verdachte van het plegen van voormelde feiten een gewoonte heeft/hebben gemaakt;

7.

in de periode van 1 februari 2004 tot en met 30 mei 2006 te Waalre en Oudorp (gemeente Alkmaar) en Eindhoven, en elders in Nederland, en te Hechtel-Eksel en elders in België, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van hem,verdachte en natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk overtreding van artikel 2 onder A en/of B en/of C van de Opiumwet en van artikel 13 van de Wet Bodembescherming en artikel 10 van de Wet Milieubeheer, zulks terwijl hij, verdachte, leider van voormelde organisatie was;

De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt voor het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De kwalificatie.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.

De strafbaarheid.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:

Wetboek van Strafrecht art. 10, 10(oud),27, 33a, 33b, 47, 57, 91, 420bis, 420 ter,

Opiumwet art. 2, 2(oud) en 10, 10(oud), 13, 13(oud), 14,

Wet op de economische delicten art. 1a, 2, 6, 87,

Wet bodembescherming art. 13

Wet milieubeheer art. 10.1

DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID

De eis van de officier van justitie.

ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde:

een gevangenisstraf van 12 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

Teruggave aan veroordeelde van de op de bijgevoegde lijst van inbeslaggenomen

voorwerpen vermelde voorwerpen onder de nummers 14 tot en met 79.

Verbeurdverklaring van de op de bijgevoegde lijst van inbeslaggenomen

voorwerpen vermelde voorwerp onder de nummers 13.

De op te leggen straf en bijkomende straf.

Bij de beslissing over de straf en de bijkomende straf die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:

a. de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,

b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden.

ten bezware van verdachte:

- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;

- verdachte heeft de door hem gepleegde strafbare feiten gepleegd in nauwe samenwerking met anderen en heeft daarbij een leidinggevende rol vervuld;

- verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag;

- verdachte werd terzake van soortgelijke strafbare feiten blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister reeds eerder tot een forse vrijheidsstraf

veroordeeld. Verdachte is namelijk in 2001 ondermeer voor de produktie van MDMA en uitvoer van xtc-pillen door het gerechtshof in ’s-Hertogenbosch tot een gevangenisstraf van 4 jaar en zes maanden veroordeeld. Kort nadat verdachte uit detentie is ontslagen is hij opnieuw begonnen met de produktie van MDMA en amfetamine.

- de grote schade die door het lozen van afvalstoffen is toegebracht aan het milieu;

- uit het dossier is de rechtbank gebleken dat verdachte binnen de organisatie degene was die op de hoogte was het productieproces van xtc- en amfetamine-poeder;

- de risico's voor de algemene veiligheid van de omgeving van de MDMA/amfetamine

laboratoria;

- de schadelijke gevolgen voor de gezondheid van gebruikers van MDMA en amfetamine;

- de grote veiligheidsrisico's en gezondheidsrisico's die er, gelet op de wijze waarop de MDMA en amfetamine werden geproduceerd, waren voor de medeverdachten die zich bezig hielden met het productieproces. Verdachte heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om het lot van de medeverdachten die voor hem werkten;

- verdachte heeft misbruik gemaakt van de benarde financiële positie waarin zijn mededaders zich bevonden;

- verdachte is er niet voor teruggeschrokken om, met als doel de productie veilig te stellen en om te voorkomen dat de illegale activiteiten aan het licht kwamen, zijn medeverdachten ernstig te bedreigen.

Tenslotte heeft bij het bepalen van de hoogte van strafmaat in belangrijke mate meegewogen dat het hier, ook in vergelijking met andere zaken waarin synthetische drugs worden geproduceerd, om een omvangrijke productie van MDMA en amfetamine gaat.

Aan de hand van gegevens verstrekt door [medeverdachte 5], [medeverdachte 4] [medeverdachte 6] en [medeverdachte 3] wordt door de verbalisanten berekend dat in Hechtel-Eksel en Liessel ruim 4000 kilo MDMA en 300 kilo amfetamine werd geproduceerd.

De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.

Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de straffen die in soortgelijke zaken, waaronder de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] die evenals verdachte een

leidinggevende rol heeft vervuld, eerder zijn opgelegd zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf.

Motivering van de beslissing over de inbeslaggenomen goederen.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen

inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het

belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid, en dit voorwerp ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het onder 1, 2, 3 , 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is

omschreven.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2, 3 , 4, 5, 6 en 7 meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

t.a.v. feit 1:

Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 13 van de Wet bodembescherming, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd

t.a.v. feit 2:

Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.1 eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan

t.a.v. feit 3:

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

t.a.v. feit 4:

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

t.a.v. feit 5:

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

t.a.v. feit 6:

Een gewoonte maken van witwassen.

t.a.v. feit 7:

Als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

BESLISSING:

Gevangenisstraf voor de duur van 11 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht

Teruggave aan veroordeelde van de op de bijgevoegde lijst van inbeslaggenomen

voorwerpen vermelde voorwerpen onder de nummers 14 tot en met 79.

Verbeurdverklaring van het op de bijgevoegde lijst van inbeslaggenomen

voorwerpen vermelde voorwerp onder de nummer 13.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,

mr. J.H.J. Evers, en mr. R.M.L. Heemskerk – Pleging, leden,

in tegenwoordigheid van G. Dirks, griffier,

en is uitgesproken op 31 januari 2008,

zijnde mr. Evers buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen..