Home

Rechtbank 's-Hertogenbosch, 10-07-2012, BX1780, AWB 12/1003

Rechtbank 's-Hertogenbosch, 10-07-2012, BX1780, AWB 12/1003

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
10 juli 2012
Datum publicatie
18 juli 2012
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBSHE:2012:BX1780
Zaaknummer
AWB 12/1003

Inhoudsindicatie

IVA, eigenrisicodrager, professionele herbeoordeling, zorgvuldigheidsbeginsel

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 12/1003

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 10 juli 2012 in de zaak tussen

Emté Supermarkten B.V., te Veghel, eiseres,

(gemachtigde: mr. J.P.M. van Zijl),

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, te Eindhoven, verweerder.

<b>Procesverloop</b>

Bij besluit van 14 december 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat het recht op de loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering) van mevrouw [werkneemster] (hierna: de werkneemster) met ingang van 25 november 2011 eindigt en dat de werkneemster met ingang van diezelfde datum recht heeft op een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA-uitkering).

Bij besluit van 17 februari 2012 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het door eiseres tegen primaire besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld.

Bij besluit van 31 mei 2012 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het besluit van 17 februari 2012 gewijzigd in die zin dat nu wordt uitgegaan van 7 juni 2011 als ingangsdatum van de IVA-uitkering en het bezwaar in zoverre alsnog gegrond verklaard.

De rechtbank heeft met toepassing van de artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat het door eiseres ingestelde beroep tegen het bestreden besluit I wordt geacht mede te zijn gericht tegen het bestreden besluit II.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2012. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Zijdens eiseres is tevens verschenen J.M.W.N. Derks, verzekeringsarts. Verweerder is na voorafgaand bericht niet verschenen. Het beroep is gevoegd behandeld met het beroep met zaaknummer AWB 12/1102. Vervolgens zijn de zaken weer gesplitst.

Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

<b>Beslissing</b>

De rechtbank,

- verklaart het beroep voor zover dat is gericht tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk,

- verklaart het beroep voor zover dat is gericht tegen het bestreden besluit II gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit II;

- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;

- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 680,69;

- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar gestorte griffierecht ad € 310,00 dient te vergoeden.

<b>Overwegingen</b>

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering, waarbij de standpunten van partijen voor zover voor de beoordeling van belang, hierna worden besproken.

<u>Ten aanzien van bestreden besluit I </u>

2. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen belang meer heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van dit besluit. Het beroep zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.

<u>Ten aanzien van bestreden besluit II </u>

3. De beroepsgrond van eiseres dat verweerder in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld door op 18 februari 2010 geen professioneel heronderzoek te verrichten slaagt. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.

4. In de Memorie van Toelichting bij de Wet WIA (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 30 034, nr. 3. p. 34), voor zover hier van belang, is vermeld dat in het nieuwe stelsel geen sprake meer is van wettelijke periodieke herbeoordelingen. Bij iedere claimbeoordeling zal bezien worden wat de datum van een volgende claimbeoordeling, een professionele herbeoordeling, is. Dit hangt af van de prognose van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige met betrekking tot herstel van de gezondheid of van functionele mogelijkheden. Een professionele herbeoordeling is een beoordeling op aangeven van de verzekeringsarts of arbeidsdeskundige, of omdat betrokkene er zelf om verzoekt. Hieruit leidt de rechtbank af dat indien een verzekeringsarts of arbeidsdeskundige aangeeft dat op een bepaald moment een herbeoordeling dient plaats te vinden, dit daadwerkelijk dient te leiden tot een professionele herbeoordeling.

5. De rechtbank stelt aan de hand van de gedingstukken vast dat de verzekeringsarts tijdens de eindewachttijdbeoordeling van de werkneemster in het kader van de Wet WIA op 18 februari 2009 een professioneel heronderzoek heeft gepland voor 18 februari 2010.

6. De rechtbank stelt voorts vast dat verweerder eerst geruime tijd na het verstrijken van de geplande beoordelingsdatum van 18 februari 2010 heronderzoek heeft verricht, pas nadat eiseres hierom had verzocht.

7. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder onzorgvuldig jegens eiseres heeft gehandeld door pas nadat hierom is verzocht een herbeoordeling te verrichten en niet reeds op de door de verzekeringsarts geplande datum 18 februari 2010. De enkele omstandigheid dat eiseres als eigenrisicodrager een eigen verantwoordelijkheid heeft waar het gaat om re-integratie van de werkneemster, als door verweerder betoogd, doet naar het oordeel van de rechtbank aan het voorgaande niet af. Dit betekent dat verweerder alsnog zal moeten beoordelen of de werkneemster per 18 februari 2010 in aanmerking komt voor een IVA-uitkering.

8. De rechtbank overweegt voorts dat verweerder niet heeft gereageerd op een door eiseres in beroep overgelegde kopie van een (gedeeltelijk geanonimiseerd) besluit op bezwaar van verweerder van 19 juni 2012, in welk verband een beroep op het gelijkheidsbeginsel is gedaan. Volgens eiseres heeft verweerder in bedoeld besluit, waar hetzelfde geschilpunt als hier aan de orde was, zelf bepaald dat de betreffende werknemer met terugwerkende kracht als duurzaam arbeidsongeschikt wordt beschouwd. De bezwaarverzekeringsarts in die zaak gaf aan dat als op de beoogde herbeoordelingsdatum – een jaar na einde wachttijd – een verzekeringsgeneeskundig onderzoek zou hebben plaatsgevonden, is aan te nemen dat de verzekeringsarts op dat moment tot duurzaamheid zou zijn gekomen met betrekking tot de medische prognose tot verbetering. Volgens de bezwaarverzekeringsarts in bedoelde zaak is het inderdaad bijpassend en logisch om de werknemer met terugwerkende kracht vanaf die datum als duurzaam arbeidsongeschikt te beschouwen.

9. In aanmerking genomen dat verweerder niet expliciet is ingegaan op voormeld beroep op het gelijkheidsbeginsel, oordeelt de rechtbank dat ook op dit punt de in het bestreden besluit gegeven motivering het besluit niet kan dragen. Verweerder zal alsnog dienen te motiveren waarom, zo dit volgens hem het geval is, geen sprake is van vergelijkbare zaken.

10. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. Gelet op de aard van de geconstateerde gebreken ziet de rechtbank geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien en acht zij de zaak evenmin geschikt voor toepassing van de bestuurlijke lus. De rechtbank zal verweerder daarom opdragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.

11. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 437,00:

. 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;

. 1 punt voor het verschijnen ter zitting;

. waarde per punt € 437,00;

. wegingsfactor ½ vanwege de inhoudelijke samenhang met het beroep met zaaknummer AWB 12/1102.

12. Daarnaast heeft eiseres om vergoeding van de kosten van het door haar ingebrachte rapport van verzekeringsarts J.M.W.N. Derks verzocht. De rechtbank is met inachtneming van de hierop betrekking hebbende regelgeving van oordeel dat de kosten voor vergoeding in aanmerking komen tot een bedrag van € 81,23 per door deze deskundige besteed uur. Omdat in totaal 3 uur is besteed aan het opstellen van het medische verslag, zullen de door verweerder te vergoeden kosten worden vastgesteld op € 243,69. Dit betekent dat de door verweerder aan eiseres te vergoeden kosten in totaal worden vastgesteld op € 680,69.

13. Tevens zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ad € 310,00 dient te vergoeden.

14. De rechtbank heeft er melding van gemaakt dat tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending van het proces-verbaal hoger beroep kan worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van den Brink als voorzitter en mr. lic. E.W. van den Heuvel en mr. J.Y. van de Kraats als leden in tegenwoordigheid van B.V.H. Harperink als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2012.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op: