Home

Rechtbank Zutphen, 05-10-2005, AU3810, 06-0604540-04

Rechtbank Zutphen, 05-10-2005, AU3810, 06-0604540-04

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zutphen
Datum uitspraak
5 oktober 2005
Datum publicatie
5 oktober 2005
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810
Zaaknummer
06-0604540-04

Inhoudsindicatie

Vrijspraak verdachte in Apeldoornse ontuchtzaak

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN

Meervoudige kamer voor strafzaken

uitspraak d.d.: 5 oktober 2005

tegenspraak / dip

VERKORT VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [plaats],

wonende te [postcode, adres]

Onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting

van 21 september 2005.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2002

tot en met 1 mei 2004 in de gemeente Apeldoorn, met [slachtoffer 1]

(geboren op [geboortedatum ]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had

bereikt, meermalen, althans éénmaal één of meer handeling(en) heeft gepleegd,

die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel

binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende

verdachte (telkens) één of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht/geduwd;

ALTHANS, dat

zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2002

tot en met 1 mei 2004 in de gemeente Apeldoorn meermalen, althans éénmaal

ontucht heeft gepleegd met de aan haar zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid

toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] (dochter van [moeder]), geboren op [geboortedatum ], immers heeft zij meermalen, althans

éénmaal, (telkens) opzettelijk ontuchtig het geslachtsdeel, althans het

lichaam, van die [slachtoffer 1] betast en/of haar, verdachtes, vagina

laten betasten door die [slachtoffer 1];

2.

zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004

tot en met 1 juni 2004 in de gemeente Apeldoorn meermalen, althans éénmaal

ontucht heeft gepleegd met de aan haar zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid

toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2] (zoon van [moeder slachtoffer 2]), geboren op [geboortedatum], immers heeft zij meermalen,

althans éénmaal, (telkens) opzettelijk ontuchtig het geslachtsdeel, althans

het lichaam, van die [slachtoffer 2] betast en/of haar, verdachtes,

vagina laten betasten door die [slachtoffer 2];

3.

zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 september

1982 tot en met 15 november 1990 in de gemeente Apeldoorn meermalen, althans

éénmaal, ontucht heeft gepleegd met haar minderjarig kind, [slachtoffer 3],

geboren op [geboortedatum], bestaande die ontucht hierin dat zij, verdachte,

(telkens)

- één of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 3] heeft

gebracht/geduwd en/of

- het geslachtsdeel, althans het lichaam, van die [slachtoffer 3] heeft

betast en/of

- [slachtoffer 3] met haar vagina, op haar, verdachtes, vagina heeft laten

zitten en/of die [slachtoffer 3] (vervolgens) heeft laten heen en weer

bewegen en/of

- haar, verdachtes, vagina laten betasten door die [slachtoffer 3];

ALTHANS, dat

zij in op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01

september 1982 tot en met 15 november 1990 in de gemeente Apeldoorn, met

[slachtoffer 3] e.v. [naam], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet

had bereikt, buiten echt, meermalen, althans éénmaal, ontuchtige handeling(en)

heeft gepleegd, bestaande uit het (telkens)

- één of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 3]

brengen/duwen en/of

- het geslachtsdeel, althans het lichaam, van die [slachtoffer 3] betasten

en/of

- laten zitten van [slachtoffer 3] met haar vagina op haar, verdachtes,

vagina en/of die [slachtoffer 3] (daarbij) heen en weer laten bewegen en/of

- haar, verdachtes, vagina laten betasten door die [slachtoffer 3].

Vrijspraak

Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.

Met betrekking tot de ten laste gelegde feiten 1 en 2 zijn aangiftes in het dossier opgenomen die zijn gedaan door de respectieve moeders van de betrokken minderjarigen [slachtoffers 1 en 2].

Uit de aangiftes blijkt, dat tussen de aangeefsters contact is geweest en onderling beraad over de verdenking die zij jegens hun moeder hadden, zelfs waar een van de minderjarigen bij aanwezig is geweest.

De aangiftes zelf zijn op onderdelen inconsistent en tegenstrijdig voor wat betreft de chronologie van geschetste voorvallen.

Uit de aangiftes blijkt, dat tussen de aangeefsters en verdachte van de kant van aangeefsters grote animositeit bestond ten tijde van het doen van de aangiftes.

De minderjarige kinderen zijn gehoord in een kindvriendelijke studio, dan wel op een politiebureau in een daarvoor geschikte kamer. Van de verhoren zijn video-opnames gemaakt en verslagen opgemaakt. [slachtoffer 1] is één keer gehoord, [slachtoffer 2] drie keer.

Door deskundige drs. Van der Sleen is een oordeel uitgebracht over de kwaliteit van de verhoren van de minderjarigen en is onderzoek gedaan naar ondersteuning van alternatieve scenario’s inzake het vermoeden van sexueel misbruik van de betrokken minderjarige kinderen.

Met betrekking tot het verhoor van de minderjarige [slachtoffer 1] concludeert de deskundige dat wat [slachtoffer 1] vertelt over handelingen grotendeels het scenario ondersteunt dat zij sexueel is misbruikt. De deskundige constateert daarbij, dat de vraagstelling niet steeds optimaal is geweest.

Daarnaast constateert de deskundige, dat onvoldoende is onderzocht of voorafgaande aan het studioverhoor van [slachtoffer 1] haar verhaal over sexueel misbruik door beïnvloeding is ontstaan. De rechtbank overweegt hierbij dat niet kan worden uitgesloten dat van beïnvloeding voorafgaande aan het studioverhoor sprake is geweest.

Op grond van het bovenstaande, in samenhang bezien met de inhoud van de aangifte en met de achtergrond waartegen aangifte is gedaan, heeft de rechtbank niet de volle overtuiging bekomen dat dit feit door verdachte is gepleegd, zodat vrijspraak dient te volgen.

Met betrekking tot de verhoren van de minderjarige [slachtoffer 2] concludeert de deskundige dat de ondersteuning van het scenario dat [slachtoffer 2] sexueel misbruikt is door verdachte erg mager is. De kwaliteit van de verhoren is niet goed. De aangeefster is bij twee van de verhoren aanwezig en bemoeit zich actief met de verhoren in plaats van zich afzijdig te houden, zoals de instructie was.

De video-opname van het tweede verhoor laat zien, dat tijdens het verhoor [slachtoffer 2] alleen wordt gelaten met aangeefster die hem onderricht over wat de begrippen “per ongeluk” en “expres” inhouden. Na terugkeer van verhoorster hervat deze het verhoor met het voorhouden van genoemde begrippen aan [slachtoffer 2]. In de verslaglegging van dit verhoor ontbreekt overigens de vermelding van dit tijdens het verhoor alleen laten van [slachtoffer 2] en de aangeefster en haar wel zeer actieve betrokkenheid bij dat deel van het verhoor.

Met de deskundige is de rechtbank van oordeel dat de spontane verklaring van [slachtoffer 2] in het derde verhoor weinig waarde kan worden toegedicht, door alles wat voorafgaande heeft plaatsgevonden.

Op grond van het bovenstaande, in samenhang bezien met hetgeen hiervoor is overwogen over de inhoud van de aangifte en de achtergrond waartegen deze is gedaan, komt de rechtbank tot het oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd, zodat vrijspraak moet volgen.

Met betrekking tot feit 3 overweegt de rechtbank dat de enkele aangifte ondersteund door een de auditu getuigenverklaring, onvoldoende wettig en overtuigend bewijs oplevert, zodat ook hier vrijspraak moet volgen.

Vordering tot schadevergoeding

De benadeelde partij [voorletters] [naam] heeft zich met een vordering tot schade-vergoeding

ten bedrage van € 4.000,-- gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van

het onder 1 ten laste gelegde.

De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich met een vordering tot schade-vergoeding

ten bedrage van € 2.000,-- gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.

De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich met een vordering tot schade-vergoeding ten bedrage van € 650,-- gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het

onder 3 ten laste gelegde.

Deze benadeelde partijen zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, nu deze vorderingen geen betrekking hebben op een bewezen verklaard feit en aan de benadeelde partijen derhalve geen rechtstreekse schade is toegebracht door een bewezen verklaard feit, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid aanhef en sub b van het Wetboek van Strafvordering.

Beslissing

De rechtbank beslist als volgt.

Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2, 3 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart de vorderingen van de benadeelde partijen [voorletters] [naam], [slachtoffer 2] en

[slachtoffer 3], niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. Elders, voorzitter, mrs. Van der Hooft en Draisma, rechters,

in tegenwoordigheid van Wiering, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting

van 5 oktober 2005.

Mr. Draisma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.