Home

Rechtbank Zutphen, 09-12-2009, BK6494, 09/909 Wmo

Rechtbank Zutphen, 09-12-2009, BK6494, 09/909 Wmo

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zutphen
Datum uitspraak
9 december 2009
Datum publicatie
14 december 2009
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBZUT:2009:BK6494
Zaaknummer
09/909 Wmo

Inhoudsindicatie

Eigen bijdrage WMO.

Opleggen eigen bijdrage in WMO-toekenningsbesluit is besluit-onderdeel, dat als zodanig afzonderlijk in bezwaar en beroep kan worden aangevochten, ook al volgt mbt hoogte en duur nog nadere besluitvorming door een ander bestuursorgaan (het CAK).

Verboden delegatie van aan de raad toegekende verordenende bevoegdheid aan b&w. WMO-verordening in zoverre onverbindend.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN

Sector Bestuursrecht

Meervoudige kamer

Reg.nr.: 09/909 Wmo

Uitspraak in het geding tussen:

[eiser]

te [plaats],

eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerde,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 15 oktober 2008 heeft verweerder op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) aan eiser een vervoersvoorziening in de vorm van een driewiel(lig)fiets in bruikleen verstrekt, waarbij een eigen bijdrage - te berekenen door het Centraal Administratie Kantoor (hierna: CAK) - in rekening zal worden gebracht.

Verweerder heeft het daartegen gemaakte bezwaar bij besluit van 19 mei 2009 (hierna: het bestreden besluit) ongegrond verklaard.

Eiser heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.

Het beroep is behandeld ter zitting van 26 november 2009, waar eiser met voorafgaande kennisgeving niet is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door W. Pasveer, BA.

2. Overwegingen

2.1 Gelet op het beroepschrift is uitsluitend in geschil de eigen bijdrage die eiser ingevolge het bestreden besluit verschuldigd is in verband met de aan hem toegekende Wmo-voorziening..

De rechtbank stelt voorop dat zij de oplegging van een eigen bijdrage als hier in geding, hoewel omtrent de hoogte en duur daarvan nog nadere besluitvorming door het CAK dient plaats te vinden, aanmerkt als een - afzonderlijk - besluitonderdeel, dat een splitsbaar rechtsgevolg heeft ten opzichte van de rechtsgevolgen van het totale besluit, en dat als zodanig in bezwaar en beroep - afzonderlijk - kan worden aangevochten. Voorts is de rechtbank van oordeel dat tegen dat besluitonderdeel gronden kunnen worden aangevoerd die zien op het verschuldigd zijn van de eigen bijdrage als zodanig. Gronden die echter betrekking hebben op de hoogte en duur van de eigen bijdrage kunnen eerst aan de orde komen in het kader van een door het CAK ter zake genomen besluit.

2.2 Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wmo (kort gezegd en voor zover hier van belang) stelt de gemeenteraad bij verordening regels vast over de door het college van burgemeester en wethouders te verlenen individuele voorzieningen en de voorwaarden waaronder personen die aanspraak hebben op dergelijke voorzieningen recht hebben op het ontvangen van die voorziening.

In artikel 15, eerste lid, is bepaald dat de gemeenteraad bij verordening kan bepalen dat een persoon van 18 jaren of ouder aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend, voor zover die ondersteuning bestaat uit het verlenen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget en niet bestaat uit een aan hem verleende financiële tegemoetkoming, een eigen bijdrage is verschuldigd. In het tweede lid is bepaald dat de hoogte van de eigen bijdrage voor de verschillende soorten van maatschappelijke ondersteuning verschillend kan worden vastgesteld en mede afhankelijk gesteld kan worden van het inkomen van degene aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend en van zijn echtgenoot. In het derde lid is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de eigen bijdrage. Deze regels zijn gesteld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning van 2 oktober 2006 (Stb. 2006, 450).

In artikel 16 is bepaald dat een eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd door een door de minister aan te wijzen rechtspersoon.

Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling maatschappelijke ondersteuning is als rechtspersoon als bedoeld in artikel 16 van de wet, aangewezen het CAK, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering.

Ingevolge artikel 2.4 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning van de gemeente Heerde (hierna: de Verordening) kan het college bepalen dat voor een voorziening anders dan een financiële tegemoetkoming, een eigen bijdrage verschuldigd is. Ingevolge het tweede lid van dat artikel worden door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde nadere regels gesteld.

In de artikelen 2.0 en 2.1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde is nader geregeld wat de hoogte en duur van de eigen bijdrage zijn.

2.3 De rechtbank stelt vast dat artikel 15 van de Wmo aan de gemeenteraad van de gemeente Heerde (hierna: de raad) de bevoegdheid toedeelt om bij verordening te bepalen in welke gevallen de eigen bijdrage wordt opgelegd. Gelet op artikel 2.4 van de Verordening heeft de raad deze bevoegdheid overgedragen aan het college.

De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of de in artikel 15 van de Wmo aan de raad toebedeelde bevoegdheid kan worden overgedragen aan het college. Indien dat niet het geval is, dan mist artikel 2.4 van de Verordening, als ook de artikelen 2.0 en 2.1 van het daarop gebaseerde Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde, verbindende kracht, en komt de grondslag aan de opgelegde eigen bijdrage te vervallen.

De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.

Ingevolge artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet worden gemeentelijke verordeningen door de raad vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester is toegekend. Op grond van artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet kan de raad de bevoegdheid om (onder meer) een verordening vast te stellen overdragen aan het college, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

De rechtbank stelt vast dat in dit geval sprake is van overdracht door de raad krachtens de wet als bedoeld in artikel 147 van de Gemeentewet, welke in het normale bevoegdhedenstelsel als rechtsgeldig moet worden beschouwd. Dit zou echter anders kunnen liggen als de Wmo, zijnde de medebewindswet waarop de betreffende verordenende bevoegdheid berust, deze bevoegdheid aan de raad zou voorbehouden althans zich tegen delegatie daarvan zou verzetten.

Naar het oordeel van de rechtbank verzet de Wmo zich tegen voormelde delegatie. De rechtbank acht in dit verband allereerst van belang dat in artikel 15, eerste lid, van de Wmo uitdrukkelijk is bepaald dat de gemeenteraad bij verordening kan bepalen dat een eigen bijdrage is verschuldigd. Gelet op deze bepaling moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat de wetgever heeft beoogd deze bevoegdheid, als ook de in het tweede lid van dat artikel genoemde bevoegdheid om de criteria voor het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage vast te leggen, exclusief voor te behouden aan de raad.

Voorts zijn de door het college gestelde regels omtrent de eigen bijdrage naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als regels, als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wmo, nu daarbij voorwaarden worden gesteld waaronder recht bestaat op Wmo-voorzieningen. Artikel 5, eerste lid, van de Wmo wijst expliciet de gemeenteraad, en niet college, aan als het orgaan dat dergelijke regels mag stellen.

De rechtbank wijst ten slotte op het Besluit maatschappelijke ondersteuning, dat door de wetgever op grond van artikel 15, derde lid, van de Wmo is vastgesteld. In artikel 4.1 van dit besluit, als ook in de toelichting op dat artikel, wordt uitsluitend de gemeenteraad genoemd als orgaan dat uitvoering kan geven aan artikel 15, eerste lid, van de Wmo.

2.4 Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de bevoegdheid van de raad om te bepalen dat, en in welke gevallen, een eigen bijdrage wordt opgelegd, en in dat verband te regelen wat de omvang van deze eigen bijdrage is, niet kan worden overgedragen aan het college. Artikel 2.4 van de Verordening, als ook de artikelen 2.0 en 2.1 van het daarop gebaseerde Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde, missen derhalve verbindende kracht.

Nu de eigen bijdrage zijn grondslag vindt in onverbindende bepalingen kan het bestreden besluit, voorzover daarbij de aan eiser opgelegde eigen bijdrage is gehandhaafd, niet in stand blijven. De rechtbank ziet uit een oogpunt van finale geschillenbeslechting tevens aanleiding het primaire besluit van 15 oktober 2008, in zoverre daarbij is bepaald dat eiser een eigen bijdrage is verschuldigd, te herroepen, en haar uitspraak in zoverre in de plaats te stellen van het vernietigde onderdeel van het besluit.

2.5 Niet gebleken is van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

3. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij aan eiser een eigen bijdrage is opgelegd;

- herroept het primaire besluit van 15 oktober 2008, in zoverre daarbij is bepaald dat eiser een eigen bijdrage is verschuldigd, en verstaat dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde onderdeel van het besluit;

- bepaalt dat verweerder het gestorte griffierecht van € 41,-- eiser vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J.J.M. Weyers, voorzitter, en mrs. Tj. Gerbranda en

D.S. de Vries, leden. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 december 2009.