Home

Rechtbank Zutphen, 22-11-2011, BU5326, 06/850819-10

Rechtbank Zutphen, 22-11-2011, BU5326, 06/850819-10

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zutphen
Datum uitspraak
22 november 2011
Datum publicatie
22 november 2011
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBZUT:2011:BU5326
Zaaknummer
06/850819-10

Inhoudsindicatie

De rechtbank veroordeelt man uit Nunspeet voor het in 2005 en 2006 plegen van ontuchtige handelingen bij zijn toen minderjarige dochter en vriendin tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een langere proeftijd van 3 jaar. Er is een gedeeltelijke vrijspraak omdat sommige beschuldigingen niet in de juiste ten laste gelegde periode zijn gebeurd.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN

Sector Straf

Meervoudige kamer

Parketnummer: 06/850819-10

Uitspraak d.d. 22 november 2011

Tegenspraak / dip / oip

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [plaats op 1961],

wonende te [plaats, adres].

Raadsvrouw: mr. W. Bénard-van Deutekom, advocaat te Apeldoorn.

Onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 november 2011.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2005 tot 8 februari 2006 te Nunspeet, in ieder geval in Nederland,

meermalen, met [slachtoffer A] (geboortedatum [1990]),

buiten echt, (een) ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, te weten het betasten van haar vagina en/of het tongzoenen van die [slachtoffer A],

terwijl die [slachtoffer A] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt;

art 247 Wetboek van Strafrecht

2.

hij in of omstreeks de periode van 8 februari 2006 tot 1 augustus 2006 te Nunspeet, in ieder geval in Nederland,

meermalen, door giften (zoals te geldbedragen, sigaretten, een toegangsbewijs voor een pretpark, een wenkbrauwpiercing, sterke drank) en/of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht (te weten het leeftijdsverschil) een persoon,

[slachtoffer A], geboren op [1990], waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,

opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen of van verdachte te dulden, te weten het betasten van haar vagina en/of het tongzoenen van die [slachtoffer A];

art 248a Wetboek van Strafrecht

3.

hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2005 tot en met 30 oktober 2006 te Nunspeet, in ieder geval in Nederland,

meermalen, met zijn minderjarige dochter [slachtoffer B] (geboortedatum [1990]),

een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, te weten het betasten van haar vagina en/of het betasten van haar borsten en/of het tongzoenen van die [slachtoffer B];

art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht.

Taal- en/of schrijffouten

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde1

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde. Hij heeft daartoe verwezen naar de omstandigheid dat [slachtoffer A] en [slachtoffer B] overeenkomstig verklaren. Daarnaast heeft hij verwezen naar de verklaring van verdachte met betrekking tot het betasten van de vagina van [slachtoffer A].

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat verdachte in de tenlaste gelegde periode zijn hand niet op de vagina van [slachtoffer A] heeft gelegd. Hij heeft haar ook niet getongzoend.

De rechtbank overweegt ten aanzien van het verwijt van het betasten van de vagina van [slachtoffer A] door verdachte het volgende.

Uit het dossier is gebleken dat [slachtoffer B] van augustus 2005 tot en met oktober 2006 bij de verdachte heeft gewoond.2

Ten aanzien van voormelde seksuele handeling heeft [slachtoffer A] verklaard dat zij bij verdachte in de woning heeft geslapen en dat hij toen met zijn vinger in haar vagina heeft gezeten.3 Over de periode waarin dit zou zijn gebeurd, heeft [slachtoffer A] het volgende verklaard. Het zou zijn gebeurd in 2004 of 2005. Zij was toen vijftien jaar. Zij wist dat zij vijftien jaar was omdat zij net een wenkbrauwpiercing had gekregen.4 Volgens haar was het in maart of april. Zij wist dat echter niet zeker. Zij weet dat zij toen 15 jaar was omdat zij nog bij [slachtoffer B] in de klas zat.5 Zij heeft voorts verklaard dat de moeder van [slachtoffer B] het niet meer goed vond dat [slachtoffer A] en [slachtoffer B] bij verdachte kwamen. [slachtoffer A] zou een keer met [slachtoffer B] naar verdachte gaan, maar [slachtoffer B] mocht uiteindelijk niet van haar moeder. [slachtoffer A] is toen wel bij verdachte in diens woning blijven slapen.6 [slachtoffer B] heeft verklaard dat zij met [slachtoffer A] had afgesproken om met haar bij verdachte te blijven slapen. Zij heeft [slachtoffer A] toen gebeld met de mededeling dat zij niet naar verdachte mocht gaan van haar ouders (Rechtbank: haar moeder en haar stiefvader).7

Uit het voorgaande zijn de volgende omstandigheden van belang. [slachtoffer A] bleef overnachten bij verdachte en [slachtoffer B] mocht dat niet van haar moeder/ouders. Zoals ook door de raadsvrouwe is betoogd, is de gevolgtrekking van de rechtbank hieruit, dat [slachtoffer B] nog niet bij verdachte woonde. Dat was eerst vanaf augustus 2010 het geval. Het zou volgens [slachtoffer A], die op [2005] 15 jaar is geworden, voorts in maart of april gebeurd zijn.

Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat de overnachting in maart of april 2005 heeft plaatsgevonden, dus vóór de ten laste gelegde periode. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het tenlastegelegde onderdeel "het betasten van haar vagina" niet kan worden bewezenverklaard.

Ten aanzien van het tongzoenen van [slachtoffer A] door verdachte overweegt de rechtbank het volgende. [slachtoffer A] heeft verklaard dat verdachte haar zou hebben getongzoend bij een fabriekspand bij de [supermarkt] vlakbij de woning van verdachte. Dit zou zijn gebeurd na de hiervoor besproken overnachting bij verdachte. De rechtbank gaat ervan uit, gelet op het omtrent het tongzoenen in het kader van het onder 1 ten laste gelegde hierna overwogene en in aanmerking genomen dat het tongzoenen volgens aangeefster eenmaal is gebeurd, dat ook deze gebeurtenis vóór de ten laste gelegde periode heeft plaatsgevonden. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het tenlastegelegde onderdeel "het tongzoenen van die [slachtoffer A]" evenmin kan worden bewezen verklaard.

Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde seksuele handelingen niet hebben plaatsgevonden in de ten laste gelegde periode. Verdachte zal daarom van het onder 2 tenlastegelegde worden vrijgesproken.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Aanleiding van het onderzoek

Op 15 juni 2010 vond op het politiebureau te Harderwijk een informatief gesprek plaats met [slachtoffer A]. In dat gesprek heeft [slachtoffer A] verklaard over seksuele handelingen door verdachte. Op 10 augustus 2010 heeft [slachtoffer A] aangifte gedaan van seksueel misbruik door verdachte. [slachtoffer B], dochter van verdachte en een vriendin van [slachtoffer A], heeft op 24 augustus 2010 een getuigenverklaring afgelegd. Zij heeft vervolgens op 13 september 2010 aangifte tegen haar vader gedaan.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 3 tenlastegelegde.

Standpunt van de verdachte / de verdediging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 3 tenlastegelegde.

Beoordeling door de rechtbank

Ten aanzien van feit 1

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard. Hij heeft daartoe aangevoerd dat aangeefster [slachtoffer A] helder, duidelijk en consistent heeft verklaard.

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het betasten van de vagina niet heeft plaatsgevonden in de tenlastegelegde periode. Daarnaast heeft verdachte ontkend dat hij [slachtoffer A] zou hebben getongzoend.

De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.

Betasten

Zoals is overwogen onder het kopje "vrijspraak ten aanzien van feit 2" heeft het betasten van de vagina van [slachtoffer A] door verdachte vóór augustus 2005 plaatsgevonden, derhalve vóór de tenlastegelegde periode. Dit onderdeel kan derhalve niet worden bewezen verklaard. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel vrijspreken.

Tongzoenen

Ten aanzien van het onderdeel tongzoenen van [slachtoffer A] door verdachte overweegt het volgende.

De lezing van aangeefster is als volgt.

[slachtoffer A] heeft bij de politie verklaard dat verdachte haar zou hebben getongzoend bij een fabriekspand bij de [supermarkt] vlakbij de woning van verdachte in Nunspeet. Dit zou zijn gebeurd na de overnachting bij verdachte. Verdachte had haar vastgepakt en hij begon haar te zoenen. Hij tongde haar ook; hij ging met zijn tong in haar mond.8

Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting ontkend dat hij [slachtoffer A] heeft getongzoend. Wel heeft hij verklaard te weten over welke gelegenheid [slachtoffer A] het in haar verklaring heeft gehad. Dit naar aanleiding van de vraag van de politie wat hij vond van de verklaring van [slachtoffer A] dat verdachte haar wat later (na de overnachting) op de hangplek bij de supermarkt nabij zijn woning weer had aangeraakt.

De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat zij de verklaring van aangeefster geloofwaardig acht. De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door andere verklaringen.

[slachtoffer B] heeft verklaard dat als zij wegging bij verdachte dat zij iedereen een kus moest geven. Als verdachte haar een kus gaf, dan gaf hij een kus op haar mond en dan stak hij zijn tong in haar mond. Dat deed hij heel vaak en zij vond dat altijd vies.9

[getuige] heeft bij de politie verklaard dat als verdachte een kus gaf (en hij te veel had gedronken), hij dan zijn tong in je mond stak. Dat had hij ook bij haar gedaan. Hij deed dat bij iedereen, aldus [getuige A].10

Met betrekking tot de ten laste gelegde periode overweegt de rechtbank het volgende. [slachtoffer A] heeft verklaard dat het tongzoenen door verdachte zou zijn gebeurd na de overnachting bij verdachte.11 Zoals hierboven overwogen, gaat de rechtbank ervan uit, dat de overnachting in maart of april 2005 heeft plaatsgevonden. Nu het tongzoenen nadien heeft plaatsgevonden acht de rechtbank op grond van de verklaringen van [slachtoffer A] en verdachte in onderlinge samenhang bezien, bewezen, dat het tongzoenen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2005 tot 8 februari 2006 heeft plaatsgevonden, zodat zij het onder 1 ten laste gelegde tongzoenen wettig en overtuigend bewezen acht.

Ten aanzien van feit 3

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard. Hij daartoe aangevoerd dat aangeefster [slachtoffer B] helder, duidelijk en consistent heeft verklaard.

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 tenlastegelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft ontkend dat hij de vagina van zijn dochter heeft betast en dat hij haar evenmin heeft getongzoend. Verdachte had met instemming van zijn dochter haar borsten bevoeld om eventuele knobbeltjes op te sporen.

De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.

Ten aanzien van de ten laste gelegde periode stelt de rechtbank voorop dat uit het dossier is gebleken dat [slachtoffer B] van augustus 2005 tot en met oktober 2006 bij de verdachte heeft gewoond.12 [slachtoffer B] heeft verklaard dat verdachte in zijn woning in Nunspeet haar borsten heeft betast, met zijn tong in haar mond is gegaan en aan haar vagina heeft gezeten.13

Betasten van de vagina

[slachtoffer B] heeft bij de politie verklaard dat het aanraken van haar vagina in de woning van haar vader heeft plaatsgevonden. Zij was vijftien of zestien jaar en het was net voor een koude periode. 14 Verdachte had haar broekje naar beneden getrokken. Verdachte ging haar zoenen met zijn tong, zij deed net of zij ging duimen en verdachte trok die er weer uit. Verdachte ging toen aan haar vagina zitten en ermee spelen. Hij zat met zijn vingers bij haar clitoris en haar schaamlippen.15 Het betasten van haar vagina door verdachte is één keer gebeurd.16

De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat zij de verklaring van aangeefster geloofwaardig acht. De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door het rapport Evaluatie en afsluiting OTS. In dit rapport komt ook naar voren dat [slachtoffer B] heeft aangegeven dat haar vader haar eenmalig had betast toen zij net bij hem woonde17.

De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde onderdeel " het betasten van haar vagina" kan worden bewezenverklaard.

Betasten van de borsten

De lezing van aangeefster is als volgt.

[slachtoffer B] heeft bij de politie verklaard dat verdachte 's avonds aan haar borsten voelde of er geen knobbeltjes zaten. Dit gebeurde toen zij al bij verdachte woonde. Het was zeker wel een keer of tien gebeurd. Verdachte legde dan een hand op haar borst en kneep er dan in. Het leek op dat moment ook of hij aan het zoeken was naar knobbeltjes. De eerste paar keer mocht het wel, omdat zij ook erg bang was voor kanker. Maar daarna wilde zij dat eigenlijk niet meer, maar verdachte wilde het toch. [slachtoffer B] vond het niet nodig dat hij dit iedere avond deed. Als zij zei dat het niet hoefde, deed hij het toch.18 In haar aangifte heeft [slachtoffer B] verklaard dat verdachte wel een keer of vijftien aan haar borsten heeft gezeten.19

De lezing van verdachte is als volgt.

Verdachte heeft bij de politie verklaard dat [slachtoffer B] naar hem toekwam, omdat zij een knobbel in haar borsten zou hebben. Hij had toen gevoeld. Hij zou een keer of drie hebben gevoeld.20 Later heeft verdachte verklaard dat hij de borsten heeft bevoeld of het knobbeltje groter werd. Het zou tien keer gebeurd kunnen zijn.21 Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij een keer of vier aan de borsten heeft gevoeld.

De rechtbank is op basis van vorenstaande bewijsmiddelen van oordeel dat kan worden bewezenverklaard dat verdachte meermalen de borsten van [slachtoffer B] heeft betast. Ook al zou aangeefster, zijn dochter, verdachte een aantal malen hebben toegestaan dat hij aan haar borsten naar knobbeltjes voelde, dan nog had verdachte moeten beseffen dat dat geen vrijbrief vormde om nog eens vele keren aan de borsten van zijn dochter te voelen.

Tongzoenen

De lezing van aangeefster is als volgt.

[slachtoffer B] heeft bij de politie verklaard dat verdachte de avond dat hij haar vagina betastte, haar ook heeft gezoend met zijn tong.22 [slachtoffer B] heeft voorts verklaard dat als zij wegging bij verdachte dat zij iedereen een kus moest geven. Als verdachte haar een kus gaf, dan gaf hij een kus op haar mond en dan stak hij zijn tong in haar mond. Dat deed hij heel vaak en zij vond dat altijd vies.23 Hij deed dit altijd wanneer zij uitging en bij het afscheid nemen. Dan deed verdachte altijd even zijn tong in haar mond en er dan weer uit. Zij dacht dat het zeker wel een keer of twintig is gebeurd.24

Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting ontkend dat hij [slachtoffer B] heeft getongzoend op de wijze als door haar verklaard.

De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat zij de verklaring van aangeefster geloofwaardig acht. De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door andere verklaringen.

Ten aanzien van de lezing van aangeefster wordt het volgende overwogen.

[slachtoffer A] heeft bij de politie verklaard dat verdachte haar zou hebben getongzoend bij een fabriekspand bij de [supermarkt] vlakbij de woning van verdachte. Verdachte had haar vastgepakt en hij begon haar te zoenen. Hij tongde haar ook; hij ging met zijn tong in haar mond.25

[getuige] heeft bij de politie verklaard dat als verdachte een kus gaf en hij te veel had gedronken, hij dan zijn tong in je mond stak. Dat had hij ook bij haar gedaan. Hij deed dat bij iedereen, aldus [getuige A].26

De rechtbank is van oordeel dat ook het onderdeel "het tongzoenen van die [slachtoffer B]" wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard.

Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, dat verdachte in de ten laste gelegde periode de vagina van [slachtoffer B] heeft betast, meermalen de borsten van [slachtoffer B] heeft betast en haar meermalen heeft getongzoend.

Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:

1.

hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2005 tot 8 februari 2006 te Nunspeet,

meermalen, met [slachtoffer A] (geboortedatum [1990]),

buiten echt, (een) ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, te weten het tongzoenen van die [slachtoffer A],

terwijl die [slachtoffer A] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt;

3.

hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2005 tot en met 30 oktober 2006 te Nunspeet, in ieder geval in Nederland,

meermalen, met zijn minderjarige dochter [slachtoffer B] (geboortedatum [1990]),

ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van haar vagina en/of het betasten van haar borsten en/of het tongzoenen van die [slachtoffer B];

Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:

Feit 1: Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige

handelingen plegen:

Feit 3: Ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Omtrent de persoon van verdachte is onder meer een psychologisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn opgenomen in een Pro Justitia rapport van W.N. Haasbeek,

GZ-psycholoog, van 19 september 2011. In dit rapport wordt - onder meer - het volgende geconstateerd:

Betrokkene is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Er is bij hem sprake van zwakbegaafdheid en er is sprake van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en afhankelijke trekken. Ook is er een alcoholafhankelijkheid, op het moment van het uitbrengen van het rapport in vroege volledige remissie.

Betrokkene is in zijn zelfgevoel afhankelijk van anderen en heeft te weinig remming en impulscontrole en gevoel voor verantwoordelijkheid. Betrokkene (h)erkende zijn gevoel niet als zodanig en verdraaide zijn grensoverschrijdende handelingen tot onschuldige handelingen. Het ongeremde alcoholgebruik heeft een faciliterend effect op deze grensvervaging, het zonder rem en nadenken en reageren op deze impulsen.

Betrokkene kon door zijn persoonlijkheidsdynamiek en alcoholafhankelijkheid zijn wil in verminderde mate zelf bepalen. Geadviseerd wordt om betrokkene verminderd toerekeningsvatbaar te achten.

De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare.

Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

Oplegging van straf en/of maatregel

De officier van justitie heeft ten aanzien van de ten laste gelegde feiten, als door hem bewezen geacht, gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Bij de voorwaardelijke gevangenisstraf heeft de officier van justitie de volgende bijzondere voorwaarden gevorderd, te weten een meldingsplicht, de verplichting dat verdachte zich zal gedragen naar aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt, een ambulante behandeling in verband met de alcoholverslaving en een training zedendelinquenten.

De raadsvrouw heeft bepleit geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en om de adviezen van de psycholoog en de reclassering over te nemen. Zij verzoekt de rechtbank rekening te houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en diens persoonlijke omstandigheden.

De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen plegen van ontucht met zijn destijds minderjarige dochter, die tijdelijk bij hem in huis woonde, en het plegen van ontucht met haar minderjarige vriendin. De verdachte heeft aldus het door zijn dochter en haar vriendin en hun (stief)ouders in hem gestelde vertrouwen op grove wijze beschaamd en een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn slachtoffers, die vanwege hun leeftijd en hun relatie tot de verdachte in een kwetsbare positie verkeerden en niet in afdoende mate in staat waren om aan het handelen van de verdachte weerstand te bieden. Deze gedragingen kunnen, naar de ervaring leert, voor de slachtoffers ernstige psychische gevolgen hebben. Dat de gedragingen voor de aangevers nadelige psychische gevolgen hebben gehad en nog altijd hebben, is gebleken uit de schriftelijke slachtofferverklaringen. Bij het handelen als bewezenverklaard kan verdachte slechts het oog hebben gehad op bevrediging van zijn eigen lustgevoelens, waarbij hij zich in het geheel niet heeft bekommerd om de schade die hij daarbij bij zijn minderjarige slachtoffers en hun omgeving zou kunnen aanrichten.

De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met de hiervoor vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid.

De rechtbank heeft voorts meegewogen dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor zedendelicten.

De rechtbank houdt ten slotte rekening met het eerder vermelde rapport van W.N. Haasbeek, GZ-psycholoog, en het reclasseringsadvies van 9 juni 2011.

Door de psycholoog is onder meer naar voren gebracht dat het ter voorkoming van recidive van belang is dat betrokkene niet meer terugvalt in alcoholgebruik, zodat hij meer controle houdt over zijn impulsen. Daarnaast is het belangrijk dat hij leert te herkennen waar hij gevoelig voor is en leert signaleren waar hij zich op 'gevaarlijk terrein' begeeft en afstand moet houden. Hierbij is het nodig dat hij zijn eigen gevoel leert onderkennen en herkennen, ook en juist als ze ongewenst zijn. Daartoe wordt een ambulante behandeling en alcoholterugvalpreventiecontact bij een forensisch psychiatrische polikliniek van een verslavingszorginstelling zoals Tactus geadviseerd. Indien betrokkene terugvalt in alcoholgebruik zal een hernieuwde klinische opname in een verslavingskliniek nodig zijn.

In het reclasseringsadvies is vermeld dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Vooral gezien het delictgedrag van betrokkene, het ontbreken van spijtgevoelens, het beperkte inzicht in zijn gedrag, zijn alcoholgebruik en het recent voortijdig beëindigen van een behandeling wordt de kans op recidive als hoog gemiddeld tot hoog ingeschat. In hulpverlening en reclasseringstoezicht zal worden geprobeerd om betrokkene meer inzicht te laten krijgen in zijn gedrag en de gevolgen hiervan voor de slachtoffers. Tevens wordt zijn alcoholgebruik besproken. Hierdoor zal de kans op recidive waarschijnlijk lager worden.

Geadviseerd wordt om betrokkene vanwege zijn delictgedrag verplicht een behandeling te laten volgen bij een forensisch psychiatrische instelling als De Waag (of een soortgelijke instelling) en vanwege zijn alcoholproblematiek bij een verslavingszorginstelling Tactus (of een soortgelijke instelling). Daarnaast is een training zedendelinquenten geïndiceerd. Naast een meldingsgebod wordt voorts geadviseerd dat betrokkene verplicht zal worden om deze bijzondere voorwaarden na te leven en zich zal houden aan de opdrachten van de reclassering die in het kader van het toezicht op de naleving van deze voorwaarden noodzakelijk zijn.

De rechtbank laat bij de bepaling van de strafmaat en -modaliteit, bezien ook in het licht van de door de officier van justitie geformuleerde eis, evenwel meewegen dat verdachte wordt vrijgesproken van de onder 2 ten laste gelegde verleiding en het betasten van de vagina in de onder 1 ten laste gelegde ontucht.

Alles overwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van en of meer personen wordt de proeftijd op drie jaren gesteld.

Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf worden als bijzondere voorwaarden gekoppeld een meldingsgebod en het volgen van een ambulante behandeling bij een psychiatrische instelling als De Waag (of een soortgelijke instelling) en een ambulante behandeling voor zijn alcoholverslaving bij een verslavingszorginstelling (Tactus of een soortgelijke instelling).

Vordering tot schadevergoeding

Feit 1

De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.750,-- (immateriële schadevergoeding) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van [slachtoffer A] tot het verzochte bedrag met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard dan wel dat deze vordering dient te worden afgewezen. Er zijn geen voor verificatie vatbare gegevens voorhanden, zoals een medisch rapport en/of psychiatrisch rapport. Ernstige psychiatrische problemen deden zich ook al voor in de tijd dat de benadeelde partij geen contact met verdachte had.

De rechtbank overweegt daartoe dat is gebleken dat [slachtoffer A] vóór het ten laste gelegde al psychische problemen had. Om te onderzoeken in hoeverre het tenlastegelegde invloed heeft gehad op de reeds aanwezige psychische problematiek zou te veel tijd kosten in deze procedure. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

Feit 2

De benadeelde partij [slachtoffer B] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 3.535,50 (voorschot immateriële schade € 3.000,-- en staffel incassokosten kanton € 535,50), vermeerderd met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van [slachtoffer B] tot het verzochte bedrag met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard dan wel dat deze dient te worden afgewezen. Er zijn geen voor verificatievatbare gegevens voorhanden, zoals een medisch rapport en/of psychiatrisch rapport. Er is geen oorzakelijk verband aangetoond tussen de (betwiste) gebeurtenissen en de gestelde schade. De benadeelde partij zou al eerder psychische problemen hebben gehad.

Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer B] als gevolg van het onder bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. De ervaring leert dat een slachtoffer door zodanig handelen immateriële schade lijdt. Zulks blijkt ook uit de aangifte en de slachtofferverklaring.

De rechtbank zal de door [slachtoffer B] geleden immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid begroten op € 1.000,--. Daarbij heeft de rechtbank gelet op min of meer soortgelijke gevallen, de mate van het onrechtmatig handelen van verdachte en het tijdsverloop tussen het onder 2 primair bewezen verklaarde en de ingediende vordering.

De vordering van [slachtoffer B] wordt derhalve toegewezen voor een bedrag van € 1.000,-. Het toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2006. De verdachte is voor die schade naar burgerlijk recht aansprakelijk.

Ten aanzien van de post staffel incassokosten kanton wordt het volgende overwogen.

De verdachte zal tevens worden verwezen in de door de benadeelde partij [slachtoffer B] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 300,-. De benadeelde partij heeft onder de post staffel incassokosten kanton een bedrag van € 535,50 gevorderd. Dergelijke kosten komen niet onverkort voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank komt tot toekenning van een lager bedrag. Bij de bepaling van de hoogte van dit bedrag wordt aangesloten bij de 'Aanbevelingen behandeling civiele schadevordering in het strafproces', zoals die zijn overgenomen door het LOVS (Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken). In die aanbevelingen is - kort gezegd - bepaald, dat indien de benadeelde partij gebruik maakt van een advocaat, de omvang van de proceskosten (honorarium advocaat) wordt begroot aan de hand van het kanton liquidatietarief. In deze zaak wordt aldus toegekend: 2 punten à € 150,00. Dit brengt met zich dat de meer gevorderde incassokosten in deze procedure niet voor vergoeding in aanmerking komen en zullen worden afgewezen.

De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de verdere behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 63, 247 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:

* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;

* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan;

* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

Feit 1: Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt

ontuchtige handelingen plegen:

Feit 3: Ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.

* verklaart verdachte strafbaar;

* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;

* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;

* stelt als bijzondere voorwaarden dat:

- veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en

voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de

reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt. Hij moet zich

gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden bij de

reclassering zo frequent als en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;

- veroordeelde zich vanwege zijn delictgedrag ambulant zal laten behandelen bij een forensisch psychiatrische instelling als De Waag (of een soortgelijke instelling) en vanwege zijn alcoholproblematiek bij een verslavingszorginstelling (Tactus of een soortgelijke instelling), voorzolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van De Waag (of een soortgelijke instelling) en de verslavingszorginstelling zullen worden gegeven;

- veroordeelde op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;

* beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

* verklaart betreffende feit 1 de benadeelde partij [slachtoffer A] niet-ontvankelijk in haar vordering;

* veroordeelt verdachte betreffende feit 3 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer B], [adres te plaats], van een bedrag van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2006 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 300,-;

* wijst van de vordering staffel incassokosten een bedrag van € 235,50 af;

* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;

* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer B], een bedrag te betalen van € 1.000,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2006, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 20 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.

Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Heenk en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 november 2011.

Voetnoten:

1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer LJN PL0610 2010087250-23, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, gesloten en ondertekend op 30 oktober 2010.

2 Evaluatie en afsluiting OTS van [slachtoffer B] van 16 april 2007, p. 103 en 105 en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B], p. 111.

3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p. 25.

4 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p. 22.

5 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p. 26.

6 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p. 25.

7 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer B], p. 94.

8 Proces-verbaal van aangifte door [naam], p. 26.

9 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer B], p. 93.

10 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A], 38.

11 Proces-verbaal van aangifte door [naam], p. 26.

12 Evaluatie en afsluiting OTS van [slachtoffer B] van 16 april 2007, p. 103 en 105 en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B], p. 111.

13 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 99.

14 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 99.

15 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 94.

16 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 99.

17 Evaluatie en afsluiting OTS van [slachtoffer B] van 16 april 2007, p. 105.

18 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer B], p. 93.

19 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 99.

20 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 81.

21 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 83.

22 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer B], p. 94.

23 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer B], p. 93.

24 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 99.

25 Proces-verbaal van aangifte door [naam], p. 26.

26 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A], p. 38.