Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-05-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3307, AWB 16_2770, BRE 16/2770 WET, 16/6459 WET, 16/7308 WET,, 16/7312 WET, 16/7729 WET, 16/7975 WET, 16/7976 WET, 16/8039 WET, 16/8082 WET, 16/8578 WET, 16/8642 WET, 16/8665 WET, 16/8666 WET, 16/8997 WET, 16/8998 WET, 16/9384 WET, 16/9549 WET, 16/10202 WET,, 16/10203 WET en 16/10292 WET
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-05-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3307, AWB 16_2770, BRE 16/2770 WET, 16/6459 WET, 16/7308 WET,, 16/7312 WET, 16/7729 WET, 16/7975 WET, 16/7976 WET, 16/8039 WET, 16/8082 WET, 16/8578 WET, 16/8642 WET, 16/8665 WET, 16/8666 WET, 16/8997 WET, 16/8998 WET, 16/9384 WET, 16/9549 WET, 16/10202 WET,, 16/10203 WET en 16/10292 WET
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 18 mei 2017
- Datum publicatie
- 1 juni 2017
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:3307
- Zaaknummer
- AWB 16_2770
Inhoudsindicatie
De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat er dermate veel aanwijzingen zijn dat de bevoegdheid om verzoeken op grond van de Wet hergebruik van overheidsinformatie (Who) in te dienen is gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is gegeven, dat dit gebruik blijk geeft van kwade trouw. Er is derhalve misbruik gemaakt van een wettelijke bevoegdheid. Dit geldt evenzeer voor het gebruik van de bevoegdheid om beroep in te stellen, nu dat beroep niet los kan worden gezien van het doel waarvoor de Who is gebruikt. Volgens de rechtbank is er sprake van misbruik van recht. De rechtbank heeft de beroepen van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Uitspraak
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 16/2770 WET, 16/6459 WET, 16/7308 WET, 16/7312 WET, 16/7729 WET, 16/7975 WET, 16/7976 WET, 16/8039 WET, 16/8082 WET, 16/8578 WET, 16/8642 WET, 16/8665 WET, 16/8666 WET, 16/8997 WET, 16/8998 WET, 16/9384 WET, 16/9549 WET, 16/10202 WET, 16/10203 WET en 16/10292 WET
gemachtigde: mr. M. van Noort,
en
1. Sluis,
3. Dongen,
4. Oisterwijk,
5. Woensdrecht,
6. Roosendaal,
7. Middelburg,
8. Kapelle,
9. Alphen-Chaam,
10. Woudrichem,
11. Gilze en Rijen,
12. Schouwen-Duiveland,
13. Noord-Beveland,
14. Breda,
15. Goirle,
16. Veere,
17. Borsele,
18. Vlissingen,
19. Bergen op Zoom,
20. Rucphenverweerders.
Procesverloop
De beroepen van eiser zijn gericht tegen de besluiten van elk van de verweerders (bestreden besluiten) inzake zijn verzoeken van 29 februari 2016 om op grond van de Wet hergebruik van overheidsinformatie (Who) alle nieuwsberichten binnen de gemeente te verstrekken.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 20 maart 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M. van Noort en door mr. H.P. Olthof. Verweerder 1 heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.M. van der Sluis. Verweerder 2 heeft zich laten vertegenwoordigen door L. Tegelaar en O. Sentel . Verweerder 3 heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.N. van der Sluis, mr. D. Kimenai en mr. I. Andries. Verweerder 4 heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.N. van der Sluis, S. Besters en mr. M.A.F. Beukema-Veldkamp. Verweerder 5 heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.N. van der Sluis, drs. K. Verheije en R. Schram. Verweerder 6 heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.N. van der Sluis, mr. S.N. van den Heykant-Berman en W. Sneiders. Verweerder 7 heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.N. van der Sluis, mr. L.W. Gouw, M. Weidema en A. Blom. Verweerder 8 heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.N. van der Sluis, I. Stroo en R. Schram. Verweerder 9 heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.N. van der Sluis, M. Aarts en J. van Oorschot. Verweerder 10 heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.N. van der Sluis, J. Gelderblom, C.A.F. Groffen en R. Schram. Verweerder 11 heeft zich laten vertegenwoordigen door J. van Oorschot. Verweerder 12 heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.N. van der Sluis, mr.drs R.J. Wesel en A. Blom. Verweerder 13 heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.N. van der Sluis, E.H. Ruissen en R. Schram. Verweerder 14 heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.N. van der Sluis, ing. P.A.M. de Jong, mr. P.F.M. Ramakers en mr. A. van der Veer. Verweerder 15 heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.N. van der Sluis, A. Hermans en S. Besters. Verweerder 16 heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. U.T. Hoekstra en E. Monrauw. Verweerder 17 heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.N. van der Sluis, C. Leijnse en R. Schram. Verweerder 18 heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.N. van der Sluis, F.M. van Eekelen en A.H.T.W. Haaren. Verweerder 19 heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.N. van der Sluis en mr. M.B. de Klerk-Wolters en J.J. Homs. Verweerder 20 heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.N. van der Sluis, P.J. van Overveld en L.M. Timmerman.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met drie weken verlengd.
Overwegingen
1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser heeft op 29 februari 2016 alle gemeenten in Nederland, waaronder die van verweerders, verzocht om op grond van de Who alle nieuwsberichten binnen de gemeente te verstrekken, inclusief de daarbij behorende publicatiedata, afbeeldingen, verantwoordelijke afdeling, in-of externe doelgroep en andere metadata. De tekst van de verzoeken luidde als volgt:
“Als fanatiek online blogger en volger van vele nieuwsberichten die betrekking hebben op het openbaar bestuur, publiceer ik met regelmaat op internet nieuwsberichten die
betrekking hebben op lokale zaken. U zult begrijpen dat hierin continu vernieuwende content essentieel is.
Graag zou ik al het lokale, bestuurlijke nieuws inzichtelijker willen maken en dit op één website willen verzamelen zodat het voor eenieder openbaar is. Zodat burgers dit eenvoudig kunnen doorzoeken, maar ook relaties gelegd kunnen worden tussen gemeentelijke berichten van verschillende gemeenten. Daarnaast bied ik uiteraard ook graag mijn eigen content aan op zo’n website.
Om die reden zou ik u ook willen vragen om verstrekking van alle nieuwsberichten binnen uw gemeente, inclusief de daarbij behorende publicatiedata, afbeeldingen, verantwoordelijke afdeling, bijvoorbeeld in- of externe doelgroep en andere metadata. Ik wil u vragen deze gegevens te genereren in een open overzichtelijk formaat.
Ik wil u verzoeken deze informatie in elektronische vorm te verstrekken, nu dit verzoek gedaan wordt op grond van de Wet hergebruik van overheidsinformatie. Daarbij verdient het de voorkeur om informatie te verstrekken in een open formaat, zoals een database, xml-bestand, JSON formaat of SQLite bestand. Wat mij betreft is aanleveren in een andere vorm zoals Access ook mogelijk, zolang het voor u maar het gemakkelijkste aan te leveren is. Het komt er op neer dat de data eenvoudig te migreren is tussen systemen. Ik ga er vanuit dat deze gegevens bij u eveneens in een database opgeslagen zijn en een met een simpele query op uw database te plaatsen zijn in een uitwisselbaar bestand.”
Verweerders hebben bij de primaire besluiten medegedeeld dat de informatie wordt verstrekt, zoals die bij hen aanwezig is (as-is), namelijk als informatie op de gemeentelijke website en/of op RSS-feeds. Verweerders stellen zich op het standpunt dat de Who geen inspanningsverplichting kent om de informatiesystemen aan te passen zodat machineleesbaarheid en open standaarden mogelijk worden gemaakt. Verweerders hebben er voorts op gewezen dat de door eiser gesuggereerde (query) voorziening leidt tot onevenredige kosten.
Bij de bestreden besluiten hebben verweerders, behoudens verweerders 1, 2 en 11, de bezwaren van eiser ongegrond verklaard. Ten aanzien van verweerder 1 wordt het beroep geacht te zijn gericht tegen het (primaire) besluit dat is genomen nadat eiser beroep had ingediend tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn verzoek van 29 februari 2016. Verweerders 2 en 11 hebben het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet tijdig indienen van de bezwaargronden respectievelijk het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift.
2. In beroep heeft eiser, kort gezegd, aangevoerd dat verweerders het begrip nieuwsberichten te beperkt uitleggen. Door verweerders wordt ten onrechte gesteld dat een verwijzing naar de website (een verwijzing as-is) een afdoende verstrekking in het kader van de Who is. Ten onrechte stelt het college dat het een onevenredige inspanning vergt om de informatie in een open en machineleesbaar formaat aan te bieden en gebruik te maken van open standaarden. Verder heeft eiser erop gewezen dat door de wijze van verstrekking niet duidelijk is of de data voor hergebruik geschikt zijn omdat niet duidelijk is of (in strijd met de Who) een inbreuk op de auteursrechtelijke bescherming wordt gemaakt. Het (eventuele) beheer van websites door derden kan niet worden tegengeworpen, aldus eiser.
3. Verweerders, behoudens verweerder 2, hebben zich in hun verweerschriften op het standpunt gesteld dat er sprake is van misbruik van recht.
4. De rechtbank overweegt dat pas aan een inhoudelijke beoordeling van de gronden wordt toegekomen indien haar oordeel luidt dat er geen sprake is van misbruik van recht. Indien de rechtbank tot het oordeel komt dat er sprake is van misbruik van recht geldt dat ambtshalve eveneens in de procedure van verweerder 2.
5. De vraag of er sprake is van misbruik van recht beoordeelt de rechtbank als volgt.
Volgens vaste rechtspraak (onder meer uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 19 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4129 en ECLI:NL:RVS:2014:4135), kan ingevolge artikel 13, gelezen in verbinding met artikel 15, van Boek 3 van het BW, de bevoegdheid om bij de bestuursrechter beroep in te stellen niet worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. Deze artikelen verzetten zich tegen inhoudelijke behandeling van een bij de bestuursrechter ingesteld beroep dat misbruik van recht behelst. Ze bieden een wettelijke grondslag voor niet-ontvankelijkverklaring van een zodanig beroep. Daartoe zijn zwaarwichtige gronden vereist, die onder meer aanwezig zijn indien rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij zijn gegeven, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw. De rechtbank acht deze rechtspraak die gevormd is op grond van procedures ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) ook toepasbaar op verzoeken ingevolge de Who.
Hoewel de indiener van een Who-verzoek ingevolge artikel 3, derde lid, van de Who geen belang bij zijn verzoek hoeft te stellen, laat die bepaling onverlet dat de bevoegdheid tot het indienen van een Who-verzoek met een bepaald doel is toegekend, namelijk dat in beginsel toegevoegde waarde wordt geboden aan de hergebruiker, de eindgebruiker, de maatschappij in het algemeen en in veel gevallen aan het openbare lichaam zelf, doordat transparantie en verantwoording wordt bevorderd en feedback wordt gegeven door de hergebruiker en eindgebruiker op basis waarvan het desbetreffende openbare lichaam de kwaliteit van de verzamelde informatie kan verbeteren. Omdat misbruik van recht zich kan voordoen indien een bevoegdheid wordt aangewend voor een ander doel dan waarvoor zij is gegeven, kan het doel van een Who-verzoek relevant zijn om te beoordelen of misbruik van recht heeft plaatsgevonden. Verwezen wordt bijvoorbeeld naar de uitspraak van de AbRS van 9 december 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3783).
Eiser heeft bij zijn verzoeken in zijn algemeenheid als doel gesteld “al het lokale, bestuurlijke nieuws inzichtelijker willen maken en dit op één website willen verzamelen zodat het voor eenieder openbaar is”. Naderhand heeft eiser meermalen verklaard dat hij zijn verzoek heeft ingediend ten behoeve van de website [domein naam] . Deze website is eigendom van de Stichting Publieke Nieuwsdienst. Bestuurders van deze stichting zijn de heren H.P. Olthof en [naam bestuurder] . De administratieve contactpersoon voor de domeinnaam [domein naam] . [domein naam] heeft als bestuurder de heer [naam bestuurder] . Meerdere (hoger) beroepen in Wob-zaken waarbij de heer Olthof dan wel de heer [naam bestuurder] als gemachtigde was betrokken zijn wegens misbruik van recht niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank overweegt verder dat eiser zich laat vertegenwoordigen door mr. Van Noort. Hij is als jurist in dienst van [naam bedrijf1] .. [naam bedrijf1] . is opgericht door [management naam] ., waarvan de heer Olthof bestuurder is en door de Stichting Rechtshulp Twente, waarvan de heer [naam bestuurder] bestuurder is. De huidige bestuurders van [naam bedrijf1] . zijn eveneens de heren Olthof en [naam bestuurder] De Stichting Publieke Nieuwsdienst en [naam bedrijf1] . zijn gevestigd op hetzelfde adres, [naam adres en woonplaats] . De betrokkenheid van de heren Olthof en [naam bestuurder] bij zowel Stichting Publieke Nieuwsdienst (terwijl het doel van eiser is te publiceren op [domein naam] , de website van deze stichting) als bij [naam bedrijf1] (eisers gemachtigde) doet het vermoeden rijzen dat er sprake is van een constructie om te voldoen aan het in artikel 1, onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht neergelegde criterium “door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand”.
Tijdens de zitting heeft eiser verklaard dat [naam portaal] het portaal is waarop hij de data beoogt aan te bieden en te bewerken. Daarnaast heeft eiser erkend dat de website [naam website] niet zijn website is, maar dat hij er als auteur op mag publiceren. Ook heeft hij verklaard dat hij zelf alle verzoeken heeft ingediend. De heer Olthof heeft ter zitting verklaard dat hij eiser niet heeft geholpen met het eerste verzoek. De rechtbank kent aan de huidige verklaring van eiser over het doel van zijn verzoeken en het zelfstandig indienen daarvan, niet het gewicht toe dat eiser eraan toegekend wenst te zien. De rechtbank wijst erop dat eiser eerst nadat hij in de verweerschriften is geconfronteerd met de betrokkenheid van de heren Olthof en [naam bestuurder] een andere website heeft genoemd ten behoeve waarvan hij al zijn verzoeken heeft ingediend. Bovendien blijkt dat eiser het verzoek heeft ingediend per adres Scanservice, [postbus en woonplaats] . Dit postbusnummer is gelijk aan het postbusnummer van (zijn gemachtigde van) [naam bedrijf1] . Deze adressering duidt op een verwevenheid tussen eiser en zijn gemachtigde. Dit versterkt het vermoeden dat er een constructie is ontwikkeld om in aanmerking te (kunnen) komen voor een proceskostenveroordeling, hetgeen een aanknopingspunt geeft voor het oordeel dat er sprake is van misbruik van recht.
De rechtbank overweegt voorts dat het verzoek van eiser om op grond van de Who alle nieuwsberichten binnen een gemeente te verstrekken, zeer ruim is geformuleerd. Aangezien alleen het postadres van Scanservice werd genoemd, maar er geen telefoonnummer of e-mailgegevens op het verzoek stonden vermeld, kost het verweerders meer moeite om tot verduidelijking van het verzoek of tot overleg met eiser te komen. Ook gemachtigde van eiser vermeldde in zijn bezwaarschrift veelal geen telefoonnummer of e‑mailadres, terwijl in het beroepschrift in het briefhoofd wel een telefoonnummer en e‑mailadres is vermeld. Hiermee maakten eiser en zijn gemachtigde in het voortraject contact opnemen onnodig moeilijk, hetgeen een aanwijzing oplevert dat er sprake is van misbruik van recht.
Daarbij komt dat eiser (doorgaans) eerst in bezwaar met nadere eisen omtrent zijn verzoeken komt. Zo heeft eiser meermalen in bezwaar zijn verzoek gespecificeerd tot alle nieuwsberichten vanaf 2010. In zijn verzoek heeft eiser aangegeven dat hij met regelmaat op internet nieuwsberichten publiceert, alsmede dat “hierin continu vernieuwende content essentieel is”. De uitbreiding van zijn verzoek naar dergelijke oude nieuwsberichten roept vragen op over het oorspronkelijk genoemde doel. In dit verband roept ook het verzoek van eiser om een datadump vragen op over het doel van zijn verzoek. Hiermee kunnen immers alleen de data van bestaande nieuwsberichten worden verstrekt en geen vernieuwende content. Een ander voorbeeld van specificering in bezwaar betreft dat eiser in zijn verzoek aangeeft “Daarbij verdient het de voorkeur om informatie te verstrekken in een open formaat, zoals een database, xml-bestand, JSON formaat of SQlite bestand.”. Wanneer een verweerder in een primair besluit aangeeft informatie te kunnen verstrekken middels RSS-feeds, hetgeen een xml-bestand is, is dat voor eiser niet voldoende. Eerst in bezwaar wordt de verzwaarde eis opgeworpen dat alle metadata in de RSS-feeds dienen te zitten. Het pas in bezwaar stellen van dergelijke nadere eisen, biedt eveneens een aanwijzing voor misbruik van recht.
Verweerders hebben voorts de rechtbank gewezen op de proceshouding van eiser ten aanzien van zijn verzoeken in de procedures tegen de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Moerdijk, Leusden en Steenbergen. Volgens verweerders was eiser in deze procedures bereid het bezwaar (of beroep) in te trekken zodra proceskosten werden vergoed, los van de door de betreffende gemeente gekozen oplossing. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de situaties betreffende de gemeente Steenbergen en Moerdijk niet, althans onvoldoende onderbouwd om deze stelling van verweerders te volgen. Dit is anders voor de situatie in de gemeente Leusden. Verweerders hebben een verklaring van mr. Van de Scheur (secretaris van de adviescommissie bezwaarschriften van de gemeente Leusden) ingebracht. Van de Scheur heeft verklaard: “Tijdens de zitting bij de rechtbank Midden-Nederland (…) heeft gemachtigde van appellant aangeboden om zijn beroep bij onze gemeente in te trekken op voorwaarde dat alsnog een backup van de vorige versie van de website van onze gemeente zou worden overgelegd, zoals deze tot eind augustus 2016 ‘in de lucht’ is geweest, en dat een proceskostenvergoeding zou worden overgemaakt, zowel in bezwaar als in beroep. Ik heb aangeboden om naast de gevraagde backup de forfaitaire proceskosten in bezwaar te vergoeden, en voor wat betreft de proceskosten in beroep het oordeel van de rechtbank (…) af te wachten. Gemachtigde heeft de rechtbank verzocht om een uitspraak ex art. 8:75a van de Awb. (…)
Eén van de beroepsgronden was dat verweerder geen duidelijkheid heeft verschaft over de rechten van derden als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet hergebruik overheidsinformatie die mogelijk op de verstrekte informatie rusten, ondanks het verzoek daartoe. Opvallend is dat deze beroepsgrond geheel niet meer van belang bleek, toen onze gemeente desgevraagd aanbood om de proceskosten in bezwaar te vergoeden.”
De heer Besters, die betrokken was bij de procedure van de gemeente Leusden, heeft ter zitting verklaard: “De website is vervangen tijdens de procedure. Van de oude website was alleen nog maar een kopie op dvd. Van de zijde van eiser kwam de vraag hoe het met de proceskostenvergoeding zat. Aan de RSS-feeds is technisch niets aangepast. Wel is de dvd ter hand gesteld. Deze dvd bevatte enkel een kopie van de voorzijde, oftewel alles wat op de website was te zien.”. De heer Olthof heeft ter zitting verklaard dat: “De website is hangende bezwaar vervangen. Eiser kan goed overweg met de nieuwe website. Er is genoegen genomen met de dvd als informatie as-is.” Door het in de situatie van de gemeente Leusden accepteren van informatie as-is, terwijl in onderhavige procedures hiermee geen genoegen wordt genomen, rijst het vermoeden dat het eiser om de toegekende proceskostenveroordeling te doen is en niet om het resultaat. Dit wordt versterkt doordat eiser tijdens de zitting over de informatieverstrekking in Leusden heeft verklaard: “Ik kan met de nieuwe site werken.” en “Onder de nieuwe website was RSS volledig ingericht.”. Nadat de heer Besters heeft verklaard dat de nieuwe RSS-feeds van de gemeente Leusden exact hetzelfde zijn als de RSS-feeds van de gemeenten Oisterwijk en Goirle, heeft mr. Van Noort ter zitting verklaard: “dat dit ten tijde van de primaire besluiten nog niet het geval was”. Aangezien het enige reële verschil tussen de procedure van de gemeente Leusden en die van de gemeenten Oisterwijk en Goirle is gelegen in het vergoeden van de proceskosten, komt de rechtbank tot het oordeel dat deze opmerking en het doorprocederen erop wijzen dat het eiser te doen is om de proceskostenvergoeding en niet om het voorgewende doel.
6. Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat er dermate veel aanwijzingen zijn dat de bevoegdheid om Who-verzoeken in te dienen is gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is gegeven, dat dit gebruik blijk geeft van kwade trouw. Er is derhalve misbruik gemaakt van een wettelijke bevoegdheid. Dit geldt evenzeer voor het gebruik van de bevoegdheid om beroep in te stellen, nu dat beroep niet los kan worden gezien van het doel waarvoor de Who is gebruikt.
De rechtbank is gelet daarop van oordeel dat sprake is van misbruik van (proces)recht. De beroepen zullen dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard. Dat heeft tot gevolg dat de rechtbank niet meer toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep en niet meer zal beoordelen of het te laat indienen van beroep tegen het bestreden besluit van verweerder 20 verschoonbaar is.
7. Uit het voorgaand oordeel volgt tevens dat sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht door eiser in de zin van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Die bepaling biedt grond om eiser te veroordelen in de kosten die verweerders in verband met de behandeling van de beroepen hebben moeten maken. De rechtbank ziet aanleiding eiser te veroordelen in de proceskosten van verweerders op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Behoudens verweerder 16 hebben verweerders hun verweer niet laten indienen door een professioneel gemachtigde die niet werkzaam is bij hun gemeente. Dat die verweerders zich bij het opstellen van het verweerschrift hebben gebaseerd op van een stuk van mr. Van der Sluis is onvoldoende voor een proceskostenveroordeling. Eén procespunt kent de rechtbank toe voor het indienen van het verweerschrift door mr. Hoekstra voor verweerder 16. In de overige zaken wordt voor het indienen van het verweerschrift geen procespunt toegekend. Verder kent de rechtbank vanwege de veelheid van (samenhangende) zaken anderhalf procespunt toe voor het bijwonen van de zitting door gemachtigde Van der Sluis, ten bedrage van (1,5 x € 495,- =) € 742,50. Aangezien 17 verweerders zich hebben laten vertegenwoordigen door deze professionele gemachtigde die niet bij hun gemeente werkzaam is, komt de rechtbank tot een bedrag van (€ 742,50 : 17 =) € 43,68 per verweerder. Eiser dient derhalve de proceskosten van verweerders 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12, 13, 14, 15, 17, 18, 19 en 20 voor het bijwonen van de zitting à € 43,68 per verweerder te vergoeden. Daarnaast dient eiser de proceskosten van verweerder 16 te vergoeden, bestaande uit (€ 495,- voor het verweerschrift én € 495, - voor het bijwonen van de zitting =) € 990,-.
Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk;
- -
-
veroordeelt eiser in de proceskosten van verweerders 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12, 13, 14, 15, 17, 18, 19 en 20 tot een bedrag van € 43,68 per verweerder;
- -
-
veroordeelt eiser in de proceskosten van verweerder 16 tot een bedrag van € 990,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, voorzitter, en mr. G.M.J. Kok en mr. R.P. Broeders, leden, in aanwezigheid van mr. J.H.C.W. Vonk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: