Home

Raad van State, 19-12-2000, AB0019 AL2303, 200000069/1

Raad van State, 19-12-2000, AB0019 AL2303, 200000069/1

Gegevens

Inhoudsindicatie

Appellante heeft de Stichting Zeemanshuis te Rotterdam medegedeeld dat zij zelf geen bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht is en dat zij niet terugkomt op haar beslissing van 12 december 1997 om Zeemanshuis voor het jaar 1996 f 962.539,-- aan subsidie toe te kennen.

Uitspraak

Raad

van State

200000069/1.

Datum uitspraak: 19 december 2000

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de stichting Stichting Zeemanswelzijn Nederland, gevestigd te Amsterdam,

appellante,

tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 22 december 1999 in het geding tussen:

de stichting Stichting Zeemanshuis, gevestigd te Rotterdam

en

appellante.

1. Procesverloop

Bij brief van 20 mei 1998 heeft appellante de Stichting Zeemanshuis te Rotterdam (hierna: Zeemanshuis) medegedeeld dat zij zelf geen bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is en dat zij niet terugkomt op haar beslissing van 12 december 1997 om Zeemanshuis voor het jaar 1996 f 962.539,-- aan subsidie toe te kennen.

Bij uitspraak van 22 december 1999, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Rotterdam (hierna: de rechtbank) het beroep van Zeemanshuis tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het door haar ingediende bezwaarschrift gegrond verklaard en bepaald dat appellante binnen 6 weken na verzending van het afschrift van de uitspraak een zodanige beslissing neemt. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 januari 2000, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 28 januari 2000. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 4 mei 2000 heeft Zeemanshuis van antwoord gediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 september 2000, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. T.M. van Angeren, advocaat te Amsterdam, en mr. S. Sanou en J. Kuiper, beiden werkzaam bij appellante, en Zeemanshuis, vertegenwoordigd door mr. D. Schaap, advocaat te Rotterdam, en A.C. Boer en H.L. Zwijnenburg, haar directeur en secretaris, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Appellante betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij is bekleed met enig openbaar gezag, als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb en derhalve als bestuursorgaan moet worden aangemerkt.

2.2. Blijkens artikel 3 van haar statuten - voor zover thans van belang - stelt appellante zich het bevorderen van goede voorzieningen ten behoeve van zeevarenden bij de koopvaardij in door het bestuur aan te wijzen havens ten doel, zomede het bevorderen van hun ontspanning en ontwikkeling aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen. Blijkens artikel 15, eerste lid, verkrijgt appellante ter verwezenlijking van die doelstelling gelden van werkgevers en werknemers ter koopvaardij, bijdragen van het Rijk en andere baten.

2.2.1. De bijdragen die appellante van het Rijk verkrijgt zijn gebaseerd op de "overeenkomst subsidies zeemanswelzijn 1996-2001 " die de Minister van Verkeer en Waterstaat en appellante hebben gesloten. Krachtens die overeenkomst kan het Rijk appellante een bijdrage van maximaal f 1.110.000,-- per kalenderjaar toekennen. Jaarlijks ontvangt appellante verder aanzienlijke bijdragen van werkgevers en werknemers en daarnaast ook legaten en giften.

2.3. Alle door appellante aldus ontvangen bijdragen bij elkaar vormen de middelen, waaruit zij haar activiteiten, zoals het verlenen van subsidie aan Zeemanshuis, bekostigt. Deze bekostiging vindt derhalve niet geheel of nagenoeg geheel plaats uit de algemene middelen. Reeds deze omstandigheid leidt tot het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat appellante in verband met haar beslissing van 12 december 1997 is bekleed met enig openbaar gezag. Overigens bestaat evenmin grond om haar aan te merken als bestuursorgaan. Een door haar genomen beslissing op het door Zeemanshuis ingediende bezwaarschrift zou dan ook geen besluit zijn geweest, als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Het uitblijven daarvan levert evenmin een voor beroep vatbaar besluit op.

2.3.1. De rechtbank heeft zich rnitsdien ten onrechte bevoegd geacht om van het beroep van Zeemanshuis tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaarschrift kennis te nemen.

2.3.2. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de rechtbank alsnog onbevoegd verklaren.

2.4. Er bestaat aanleiding voor na te melden proceskostenveroordeling in hoger beroep. Het griffierecht dient door de secretaris van de Raad van State aan appellante te worden terugbetaald.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 22 december 1999, in zaak nr DIVERS 99/1498-RIP;

II. verklaart de rechtbank onbevoegd om van het bij haar ingestelde beroep kennis te nemen;

III. veroordeelt de Stichting Zeemanshuis in de door appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van f 1.420,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de Stichting Zeemanshuis te Rotterdam aan appellante te worden betaald;

IV. gelast dat de secretaris van de Raad van State aan appellante het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van f 675,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. B. van Wagtendonk en mr. F.P. Zwart, Leden, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.

w.g. Loeb w.g. Boot

Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2000

43-202.

Verzonden:

Voor eensluidend afschrift,

de Secretaris van de Raad van State,

voor deze,