Raad van State, 16-02-2005, AS6226, 200404570/1
Raad van State, 16-02-2005, AS6226, 200404570/1
Gegevens
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 16 februari 2005
- Datum publicatie
- 16 februari 2005
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2005:AS6226
- Zaaknummer
- 200404570/1
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 12 september 2002 heeft de raad van de gemeente Sluis-Aardenburg (thans de gemeente Sluis; hierna: de raad) het verzoek van appellante om vergoeding van schade, als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO), afgewezen.
Uitspraak
200404570/1.
Datum uitspraak: 16 februari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Projecton B.V.", gevestigd te Waalwijk,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 27 april 2004 in het geding tussen:
appellante
en
de raad van de gemeente Sluis (voorheen: Sluis-Aardenburg).
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 september 2002 heeft de raad van de gemeente Sluis-Aardenburg (thans de gemeente Sluis; hierna: de raad) het verzoek van appellante om vergoeding van schade, als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO), afgewezen.
Bij besluit van 26 juni 2003 heeft de raad, in overeenstemming met het advies van de commissie bezwaar-en beroepschriften van 4 december 2002, het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 april 2004, verzonden op diezelfde datum, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 juni 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 30 juni 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 30 juli 2004 heeft de raad van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 december 2004. Partijen zijn, met berichtgeving, niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 49 van de WRO, voorzover hier van belang, kent de gemeenteraad, voorzover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2.2. Vast staat dat appellante op 20 oktober 1998 met [belanghebbende] een overeenkomst strekkende tot koop van het perceel, kadastraal bekend gemeente Sluis-Aardenburg, sectie […], nummer […] (hierna: het perceel), heeft gesloten en dat deze overeenkomst is aangevuld op 21 maart 2001. Op 27 februari 2002 heeft [belanghebbende] het perceel bij notariële akte verkocht en geleverd aan de Provincie Zeeland. Appellante stelt schade te hebben geleden door de waardevermindering van het perceel als gevolg van de herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied".
Op grond van het sinds 26 juni 1979 geldende bestemmingsplan “Buitengebied” gold voor het gebied waarin het perceel ligt, een bedrijfsbestemming. Bij besluit van de raad van 19 juli 2001 is het nieuwe bestemmingsplan “Buitengebied” vastgesteld. Dit bestemmingsplan is bij besluit van Gedeputeerde Staten van 12 februari 2002 goedgekeurd. Bij dit bestemmingsplan is de bestemming van het perceel gewijzigd in een agrarische bestemming.
2.3. Nu appellante ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Buitengebied" geen eigenares was van het perceel, is de beweerdelijk door haar geleden schade niet het gevolg van voornoemd bestemmingsplan, zodat de gemeenteraad het verzoek om schadevergoeding terecht heeft afgewezen. De rechtbank is tot het zelfde oordeel gekomen.
Hetgeen appellante heeft aangevoerd, te weten dat zij, hoewel zij geen juridisch eigenares is geweest van het perceel, niettemin vermogensschade heeft geleden doordat zij in verband met de bestemmingswijziging van levering van het perceel aan haar heeft afgezien en het onderhands voor ƒ 20,00 (€ 9,08) per m2 heeft doorverkocht aan de provincie in plaats van voor – naar zij stelt - een bedrag van ƒ 40,00 (€ 18,15) per m2 aan een derde, doet daaraan niet af. Het beroep van appellante op de uitspraak van de Afdeling van 3 augustus 1999 in zaak no. H01.98.0342 slaagt evenmin, aangezien het daarin aan de Afdeling voorgelegde geschil, mede gelet op de aan die uitspraak voorafgaande procedure tussen de in die zaak betrokken partijen, niet op één lijn is te stellen met het onderhavige geschil.
Overigens bestond er ten tijde van de aankoop van het perceel, op 20 oktober 1998, voor de redelijk denkende en handelende koper aanleiding om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie in de toekomst in ongunstige zin zou veranderen. Reeds op 8 oktober 1998 was het voorontwerp van het nieuwe bestemmingsplan gepubliceerd. Gelet hierop was de schadeveroorzakende planologische maatregel voor appellante voorzienbaar en bestond er ook om die reden grond het verzoek om schadevergoeding af te wijzen.
2.4. Gelet op het vorenoverwogene is het hoger beroep ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. W.D.M. van Diepenbeek en mr. M.A.A. Mondt-Schouten, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van Meurs-Heuvel
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2005
47-465.