Raad van State, 09-04-2008, BC9038, 200707825/1
Raad van State, 09-04-2008, BC9038, 200707825/1
Gegevens
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 9 april 2008
- Datum publicatie
- 9 april 2008
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2008:BC9038
- Zaaknummer
- 200707825/1
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 5 september 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) opnieuw voorschriften verbonden aan de bij besluit van 19 juli 2006 aan [appellante] verleende vergunning als bedoeld als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor onder meer de inzameling, op- en overslag en bewerking van ferro- en non-ferrometalen op het adres [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 24 september 2007 ter inzage gelegd.
Uitspraak
200707825/1.
Datum uitspraak: 9 april 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 september 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) opnieuw voorschriften verbonden aan de bij besluit van 19 juli 2006 aan [appellante] verleende vergunning als bedoeld als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor onder meer de inzameling, op- en overslag en bewerking van ferro- en non-ferrometalen op het adres [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 24 september 2007 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 november 2007, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 december 2007.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 maart 2008, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. Th.A.G. Vermeulen, advocaat te Rosmalen, [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Ayal en F.N.E. Deuners, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, vierde lid, van de Awb vangt de termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit dat is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, ter inzage is gelegd.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel is bij verzending per post een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
2.2. Het bestreden besluit is ter inzage gelegd op 24 september 2007, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift ingevolge het bepaalde in artikel 6:7 en artikel 6:8, vierde lid, van de Awb op 25 september 2007 is aangevangen en op 5 november 2007 is geëindigd.
2.3. Namens [appellante] is op 5 november 2007 een beroepschrift verzonden, dat weliswaar aan de Afdeling was gericht, doch met het postbusnummer met bijbehorende postcode van [appellante] zelf. Na ontdekking van deze foutieve verzending is het beroepschrift op 8 november 2007 door middel van afgifte bij de Raad van State aangeboden.
Van de indiening van een bezwaar- of beroepschrift bij verzending per post als bedoeld in artikel 6:9 van de Awb is pas sprake, indien het geheel van handelingen is verricht dat noodzakelijk is om een poststuk door middel van de postdienst de geadresseerde te doen bereiken, waaronder het zorg dragen voor een deugdelijke adressering. Nu het poststuk was voorzien van een zodanige adressering dat TNT Post het niet heeft bezorgd bij de Raad van State, doch op het adres van [appellante], is bij die bezorging een einde gekomen aan de verzending die het gevolg was van de terpostbezorging op 5 november 2007. Gelet hierop geldt deze datum van afstempeling door TNT Post niet als dag van terpostbezorging en wordt aan het in artikel 6:9, tweede lid, van de Awb gestelde vereiste voor tijdige indiening, dat het stuk voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, niet voldaan. De datum van de afgifte van het beroepschrift bij de Raad van State, 8 november 2007, is derhalve in dit geval bepalend voor de tijdigheid van het beroep. Het beroepschrift is gelet hierop niet binnen de termijn, welke op 5 november 2007 is geëindigd, ingediend.
2.4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Kuipers
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2008
271-529.