Raad van State, 30-07-2008, BD8910, 200800166/1
Raad van State, 30-07-2008, BD8910, 200800166/1
Gegevens
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 30 juli 2008
- Datum publicatie
- 30 juli 2008
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2008:BD8910
- Zaaknummer
- 200800166/1
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 6 maart 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Goes (hierna: het college), onder toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, aan de raad van de gemeente Goes vrijstelling verleend voor het aanleggen van een verbindingsweg op delen van de percelen kadastraal bekend gemeente Goes B3122, X614, X539, X547, X546, X545, X28, X25, X26 en X27, gelegen tussen de Oranjeweg/Ringbaan-Oost en de Manneeweg (hierna: de percelen).
Uitspraak
200800166/1.
Datum uitspraak: 30 juli 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Commercieel Vastgoed Ontwikkeling Zeeland B.V., gevestigd te Goes,
appellante,
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/247 van de rechtbank Middelburg van 26 november 2007 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Commercieel Vastgoed Ontwikkeling Zeeland B.V.
en
het college van burgemeester en wethouders van Goes.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 maart 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Goes (hierna: het college), onder toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, aan de raad van de gemeente Goes vrijstelling verleend voor het aanleggen van een verbindingsweg op delen van de percelen kadastraal bekend gemeente Goes B3122, X614, X539, X547, X546, X545, X28, X25, X26 en X27, gelegen tussen de Oranjeweg/Ringbaan-Oost en de Manneeweg (hierna: de percelen).
Bij uitspraak van 26 november 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Commercieel Vastgoed Ontwikkeling Zeeland B.V. (hierna: CVOZ) daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft CVOZ bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 januari 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 februari 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college van gedeputeerde staten van Zeeland heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld, samen met zaak nr. 200708526/1, op 8 juli 2008, waar CVOZ, vertegenwoordigd door mr. A.A.M. van Gilst, advocaat te Middelburg, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.J. Jacobse, advocaat te Middelburg, drs. C.W.M. van den Heuvel, ing. D.A.M. Schoonen, verkeerskundige, ing. J.D. Scheele en C.H. Wessels, allen ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De verbindingsweg is opgenomen in het bestemmingsplan "Mannee", dat ten tijde van het nemen van het besluit van 6 maart 2007 nog niet was vastgesteld. Het project is in strijd met de op de verschillende percelen geldende bestemmingsplannen. Het college heeft gebruik gemaakt van de aan hem gedelegeerde bevoegdheid om vrijstelling te verlenen krachtens artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO).
2.2. Ingevolge artikel 19, eerste lid van de WRO, kan de gemeenteraad, behoudens het gestelde in het tweede en derde lid, ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. Onder een goede ruimtelijke onderbouwing wordt bij voorkeur een gemeentelijk, intergemeentelijk of regionaal structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied. De gemeenteraad kan de in de eerste volzin bedoelde vrijstellingsbevoegdheid delegeren aan burgemeester en wethouders.
2.3. CVOZ betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het project niet is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing.
2.3.1. Zij wijst er in dit verband op dat geen behoefte bestaat aan een geheel nieuwe woonwijk, omdat er voldoende inbreidingslocaties bestaan om te voldoen aan de volgens haar krimpende woningbehoefte in Goes. Derhalve bestaat er volgens CVOZ ook geen noodzaak voor de aanleg van de verbindingsweg, die is voorzien met het oog op het bouwrijp maken van de nieuw te ontwikkelen woonwijk Mannee te Goes.
2.3.1.1. Voor zover dit betoog is gericht tegen de realisering van de wijk Mannee, is dat in deze procedure niet aan de orde. Voor zover gericht tegen de aanleg van de verbindingsweg, slaagt het betoog niet. In de ruimtelijke onderbouwing van 22 augustus 2006 is vermeld dat de verbindingsweg tussen Ringbaan-Oost/Oranjeweg en de Manneeweg is voorzien in het gemeentelijk verkeers- en vervoersplan van 25 augustus 2005 (hierna: het gvvp). In het gvvp wordt beschreven dat de verbindingsweg nodig is in verband met de groei van het autoverkeer als gevolg van de uitbreidingsplannen Mannee en het Havengebied Goes, niet alleen als ontsluitingsweg voor de buurt aan de oostzijde, maar ook met het oog op het autoverkeer van en naar Kattedijke en het buitengebied. Met de verbindingsweg wordt sluipverkeer via Kloetinge en Wilhelminadorp voorkomen. Volgens het gvvp is de aanleg van de verbindingsweg derhalve om verschillende redenen wenselijk, zodat de rechtbank terecht het project in overeenstemming met gemeentelijk beleid heeft geacht.
2.3.2. Voorts is volgens CVOZ in de ruimtelijke onderbouwing niet voldoende duidelijk vermeld wat het toekomstig gebruik van de weg zal zijn. Zij vreest dat de weg te smal zal zijn voor al het verkeer dat ervan gebruik zal maken.
2.3.2.1. Dit betoog slaagt niet. De rechtbank heeft terecht overwogen dat in de ruimtelijke onderbouwing is vermeld dat de weg wordt ingericht met het oog op doorgaand, regionaal verkeer met een ontwerpsnelheid van 60 km per uur en dat de wegbreedte 7,5 m zal zijn. Voorts heeft het college in de schriftelijke uiteenzetting het dwarsprofiel van de verbindingsweg nader toegelicht en vermeld dat de weg niet toegankelijk is voor fietsers en voetgangers.
2.3.3. CVOZ voert voorts aan dat in de ruimtelijke onderbouwing een goede natuurtoets ontbreekt. In dit verband is volgens haar van belang dat bij realisering van verbindingsweg het leefgebied van de patrijs en van de veldleeuwerik worden verstoord, zodat niet wordt voldaan aan de Flora- en faunawet. Zij stelt tevens dat in de ruimtelijke onderbouwing geen aandacht is besteed aan de toekomstige bestemming van de agrarische kavels waarop de verbindingsweg is voorzien. Evenmin wordt volgens CVOZ voldaan aan de eisen die de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: de Nbw 1998) stelt, omdat in de ruimtelijke onderbouwing een onderzoek ontbreekt naar de cumulatieve gevolgen van het project en andere planologische ontwikkelingen op het Natura2000-gebied Oosterschelde en het natuurgebied Deessche Watergang.
2.3.3.1. De ruimtelijke onderbouwing bevat als bijlage onder meer de "Natuurtoets woonwijk Mannee en enkele tracélocaties" van 10 augustus 2006, uitgevoerd door Grontmij, geactualiseerd op 21 februari 2007 (hierna: de natuurtoets 2007). Volgens de natuurtoets 2007 leidt de aanleg van de verbindingsweg tot verstoring van het leefgebied van de veldleeuwerik en de patrijs. Voorts wordt daarin geconcludeerd dat een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet niet nodig is. Bij brief van 28 augustus 2007 heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het college desgevraagd bericht dat geen noodzaak bestaat voor een ontheffing als bedoeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet voor de veldleeuwerik en patrijs voor de periode 1 september 2007 tot en met 1 september 2012 in verband met de realisatie van de woonwijk Mannee. De minister wijst er in de brief op dat overtredingen van de Flora- en faunawet worden voorkomen door de werkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen van vogels. Voorts is in de brief vermeld dat de terreinen grenzend aan het toekomstig woongebied onveranderd blijven, waardoor er voldoende alternatieve nestlocaties aanwezig zijn en de ingreep waarvoor ontheffing wordt gevraagd, geen nadelige effecten zal hebben ten aanzien van beide soorten.
Dat, zoals CVOZ betoogt, de percelen rondom de verbindingsweg wellicht een recreatieve bestemming krijgen in plaats van een agrarische, zodat de gronden niet meer geschikt zijn als broedlocatie is - wat hiervan zij - in deze procedure niet aan de orde.
2.3.3.2. Op 1 oktober 2005 is de Nbw 1998 in werking getreden. Met deze wet is beoogd de gebiedsbeschermingsbepalingen uit de Habitat- en de Vogelrichtlijn te implementeren. De Oosterschelde betreft een gebied dat is aangewezen als Vogelrichtlijngebied en als beschermd natuurmonument als bedoeld in de Nbw 1998. De vragen of voor realisering van het project een vergunning nodig is op grond van de Nbw 1998, en zo ja, of deze vergunning kan worden verleend komen aan de orde in een eventueel te voeren procedure op grond van de Nbw 1998, waarbij tevens de effecten van het bouwplan op de Oosterschelde als Habitatrichtlijngebied dienen te worden beoordeeld. Dat geldt eveneens voor het betoog van CVOZ dat ten onrechte niet aan een beheersplan als bedoeld in artikel 19a van de Nbw 1998 is getoetst. Dat doet er niet aan af dat het college geen vrijstelling voor het project had kunnen verlenen indien het op voorhand had moeten inzien dat de Nbw 1998 aan de uitvoerbaarheid van het project in de weg staat. Daarvan is in dit geval geen sprake.
In de natuurtoets 2007 wordt geconcludeerd dat de aanleg van de woonwijk Mannee, de verbindingsweg en twee andere ontwikkelingslocaties op meer dan een kilometer afstand van het aangewezen Vogel- en Habitatrichtlijngebied Oosterschelde liggen en dat nadere toetsing niet aan de orde is. Het college heeft in het verweerschrift gepreciseerd dat de verbindingsweg in oostelijke richting op 2,1 km en in noordelijke richting 2,5 km van het gebied is verwijderd.
Voorts zijn in de natuurtoets 2007 de mogelijke effecten van de verbindingsweg, van de wijk Mannee en van twee andere ontwikkelingslocaties op het aangewezen Vogel- en Habitatrichtlijngebied Oosterschelde beoordeeld, zodat reeds daarom het betoog van CVOZ faalt en de rechtbank terecht heeft overwogen dat voldoende onderzoek is gedaan naar de cumulatieve effecten van ontwikkelingen in en rond het plangebied.
Het betoog van CVOZ dat de rechtbank niet heeft onderkend dat in het in het kader van Natura2000 vastgestelde ontwerp-aanwijzingsbesluit Oosterschelde de speciale beschermingszone is uitgebreid in vergelijking met het besluit van 28 november 1989 waarbij de Oosterschelde is aangewezen als speciale beschermingszone als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, van de Richtlijn 79/409/EEG (de Vogelrichtlijn), is terecht aangevoerd, maar leidt niet tot het daarmee beoogde resultaat. De Deessche Watergang maakt volgens dit ontwerp-aanwijzingsbesluit nu ook deel uit van de speciale beschermingzone, maar in de natuurtoets 2007 zijn de gevolgen van de ontwikkelingen op de verschillende locaties op dat gebied in kaart gebracht en is geconcludeerd dat de aanleg van de verbindingsweg voor dat gebied geen gevolgen met zich brengt.
2.3.4. Voor zover het betoog van CVOZ dat een alternatieve stedenbouwkundige mogelijkheid bestaat om de wijk Mannee en de verbindingsweg beter in het landschap in te passen, is gericht tegen de realisering van de wijk Mannee, is dat in deze procedure niet aan de orde. Voor zover CVOZ beoogt te betogen dat de verbindingsweg beter elders kan worden geprojecteerd, slaagt dat betoog niet. Het college dient te beslissen omtrent het verlenen van vrijstelling aan het project, zoals daarvoor vrijstelling is aangevraagd. Indien een project op zichzelf voor het college aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Daarvan is in dit geval niet gebleken.
2.4. Hetgeen hiervoor in 2.3.1.1 tot en met 2.3.4 is overwogen leidt tot de conclusie dat de rechtbank terecht de ruimtelijke onderbouwing toereikend heeft geacht om het vrijstellingsbesluit te kunnen dragen. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. T.M.A. Claessens, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2008
488.