Raad van State, 03-02-2010, BL1821, 200905501/1/H1
Raad van State, 03-02-2010, BL1821, 200905501/1/H1
Gegevens
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 3 februari 2010
- Datum publicatie
- 3 februari 2010
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2010:BL1821
- Zaaknummer
- 200905501/1/H1
- Relevante informatie
- Wet op de Ruimtelijke Ordening [Tekst geldig vanaf 01-07-2008] [Regeling ingetrokken per 2008-07-01], Wet op de Ruimtelijke Ordening [Tekst geldig vanaf 01-07-2008] [Regeling ingetrokken per 2008-07-01] art. 41c, Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening [Tekst geldig vanaf 01-07-2018], Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening [Tekst geldig vanaf 01-07-2018] art. 9.1.16, Wet ruimtelijke ordening [Tekst geldig vanaf 01-07-2021 tot 01-01-2024] [Regeling ingetrokken per 2024-01-01], Wet ruimtelijke ordening [Tekst geldig vanaf 01-07-2021 tot 01-01-2024] [Regeling ingetrokken per 2024-01-01] art. 3.30, Wet ruimtelijke ordening [Tekst geldig vanaf 01-07-2021 tot 01-01-2024] [Regeling ingetrokken per 2024-01-01] art. 8.2, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023], Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 8:1
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 22 juni 2009 heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de minister) aan Stichting De Seyster Veste (hierna: De Seyster Veste) ten behoeve van de realisering van het project "De Buurtschap" te Zeist ontheffing verleend van het verbod op het beschadigen, vernielen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de eekhoorn, de bosuil, de grote bonte specht en de kleine bonte specht.
Uitspraak
200905501/1/H1.
Datum uitspraak: 3 februari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de stichting Stichting Milieuzorg Zeist en omstreken, gevestigd te Zeist,
2. [appellant sub 2] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
3. de stichting Stichting Behoud Sanatoriumbos Zeist, gevestigd te Zeist,
4. de vereniging Vereniging Belangen Overleg Groep Dichterswijck B.O.G.D., gevestigd te Zeist,
en
1. het college van burgemeester en wethouders van Zeist,
2. de raad van de gemeente Zeist,
3. de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 juni 2009 heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de minister) aan Stichting De Seyster Veste (hierna: De Seyster Veste) ten behoeve van de realisering van het project "De Buurtschap" te Zeist ontheffing verleend van het verbod op het beschadigen, vernielen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de eekhoorn, de bosuil, de grote bonte specht en de kleine bonte specht.
Bij onderscheiden besluiten van 23 juni 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zeist (hierna: het college) aan De Seyster Veste en stichting Stichting Reinaerde (hierna: Reinaerde) vrijstelling en een monumentenvergunning verleend ten behoeve van de realisering van het project "De Buurtschap".
Bij besluit van 23 juni 2009 heeft de raad van de gemeente Zeist (hierna: de gemeenteraad) een deel van de Thorbeckelaan te Zeist onttrokken aan het openbaar verkeer.
Tegen deze besluiten hebben de stichting Stichting Milieuzorg Zeist en omstreken (hierna: de stichting Milieuzorg) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 juli 2009, [appellant sub 2] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 augustus 2009, de stichting Stichting Behoud Sanatoriumbos Zeist (hierna: de stichting Behoud Sanatoriumbos) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 augustus 2009, en de vereniging Vereniging Belangen Overleg Groep Dichterswijck B.O.G.D. (hierna: de vereniging) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 augustus 2009, beroep ingesteld.
Het college en de minister hebben een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 2] en anderen en de vereniging hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op 14 januari 2010 ter zitting aan de orde gesteld. Aldaar zijn verschenen de stichting Milieuzorg, vertegenwoordigd door P. Greeven, [appellant sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant sub 2], de stichting Behoud Sanatoriumbos, vertegenwoordigd door E.D.B. Groeneweg, de vereniging, vertegenwoordigd door H. Stoker, het college, vertegenwoordigd door mr. M. el Hachmioui, C.G. Hekking en D.C. van Vulpen, allen ambtenaar in dienst van de gemeente, de minister, vertegenwoordigd door mr. drs. W. van Dijk, ambtenaar in dienst van het ministerie, en het college van gedeputeerde staten van Utrecht, vertegenwoordigd door G.A. de Mello en ing. R. Jonge Poerink, beiden ambtenaar in dienst van de provincie.
Voorts zijn daar De Seyster Veste en Reinaerde, vertegenwoordigd door mr. dr. M. Klijnstra en mr. B.B. van Vliet, beiden advocaat te Amsterdam, gehoord.
2.1. Overwegingen
2.2. Ambtshalve overweegt de Afdeling als volgt.
2.3. De voorbereiding en de bekendmaking van de besluiten van 22 en 23 juni 2009 zijn met toepassing van artikel 41c, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) gecoördineerd. Bij besluit van 10 juli 2007 heeft de gemeenteraad tot die coördinatie besloten.
Ingevolge artikel 41c, eerste lid, van de WRO kunnen bij besluit van de gemeenteraad gevallen of categorieën van gevallen worden aangewezen waarin verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk beleid het wenselijk maakt dat de voorbereiding en de bekendmaking van nader aan te duiden, op aanvraag of ambtshalve te nemen besluiten worden gecoördineerd.
Ingevolge artikel 54, tweede lid, aanhef en onder m, kan een belanghebbende bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep instellen tegen besluiten als bedoeld in artikel 41c, eerste lid.
Op 1 juli 2008 is de WRO ingetrokken en zijn de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) en de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening (Stb. 2008, 180; hierna: de Invoeringswet) in werking getreden.
Ingevolge artikel 3.30, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro kunnen bij besluit van de gemeenteraad gevallen of categorieën van gevallen worden aangewezen waarin de verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk beleid het wenselijk maakt dat de voorbereiding en bekendmaking van nader aan te duiden, op aanvraag of ambtshalve te nemen besluiten worden gecoördineerd.
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder e, voor zover thans van belang, kan een belanghebbende bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep instellen tegen besluiten als bedoeld in artikel 3.30, eerste lid, aanhef en onder a, indien bij deze of een andere wet tegen één of meer van deze besluiten beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak is opengesteld.
Ingevolge artikel 9.1.16, eerste lid, van de Invoeringswet wordt een besluit tot toepassing van artikel 41c van de WRO gelijkgesteld met een besluit als bedoeld in artikel 3.30 van de Wro.
Ingevolge het tweede lid blijft het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van toepassing ten aanzien van een besluit als bedoeld in artikel 41c, waarvan het ontwerp vóór dat tijdstip ter inzage is gelegd.
Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
2.4. Gelet op de redactie van artikel 9.1.16, tweede lid, van de Invoeringswet, moet dit artikel zo worden gelezen, dat het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van toepassing blijft ten aanzien van besluiten waarvan de voorbereiding en de bekendmaking met toepassing van artikel 41c van de WRO worden gecoördineerd en waarvan het ontwerp vóór dat tijdstip ter inzage is gelegd. Dit wordt bevestigd door de Memorie van Toelichting bij de Invoeringswet (Kamerstukken II, 2006/07, 30 938, nr. 3, blz. 67), waarin is vermeld dat op een besluit, waarop de coördinatieregeling wordt toegepast, dat ter inzage is gelegd vóór de inwerkingtreding van de Invoeringswet, het oude recht van toepassing blijft. Het standpunt van het college en van De Seyster Veste en Reinaerde dat in artikel 9.1.16, tweede lid, van de Invoeringswet met een besluit als bedoeld in artikel 41c van de WRO bedoeld wordt een besluit van de gemeenteraad om tot toepassing van laatstgenoemd artikel over te gaan, wordt dan ook niet gevolgd.
De ontwerpen van de besluiten van 22 en 23 juni 2009 zijn na 1 juli 2008 en derhalve na inwerkingtreding van de Wro en de Invoeringswet ter inzage gelegd. Gelet hierop en op het bepaalde in artikel 9.1.16, tweede lid, van de Invoeringswet, is op die besluiten niet de WRO maar de Wro van toepassing. Nu ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wro een belanghebbende slechts beroep bij de Afdeling kan instellen tegen besluiten als bedoeld in artikel 3.30, eerste lid, aanhef en onder a, indien bij deze of een andere wet tegen één of meer van deze besluiten beroep bij de Afdeling is opengesteld, welke situatie zich hier niet voordoet, is ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb niet de Afdeling, maar de rechtbank bevoegd om van de tegen de besluiten van 22 en 23 juni 2009 ingestelde beroepen kennis te nemen. De Afdeling zal zich dan ook onbevoegd verklaren en de beroepen met toepassing van artikel 6:15, eerste lid, van de Awb doorzenden aan de bevoegde rechtbank.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart zich onbevoegd om van de beroepen kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, voorzitter, en mr. J.C. Kranenburg en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Spoel w.g. Van Roessel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2010
457.