Home

Raad van State, 11-08-2010, BN3722, 201002707/1/M1

Raad van State, 11-08-2010, BN3722, 201002707/1/M1

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
11 augustus 2010
Datum publicatie
11 augustus 2010
ECLI
ECLI:NL:RVS:2010:BN3722
Zaaknummer
201002707/1/M1

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 16 december 2009 heeft de minister de aanvraag om subsidie van [appellante] op grond van de Tijdelijke sloopregeling personen- en bestelauto’s voor de demontage van het voertuig met kenteken [A] afgewezen.

Uitspraak

201002707/1/M1.

Datum uitspraak: 11 augustus 2010

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], gevestigd te [plaats],

en

de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2009 heeft de minister de aanvraag om subsidie van [appellante] op grond van de Tijdelijke sloopregeling personen- en bestelauto’s voor de demontage van het voertuig met kenteken [A] afgewezen.

Bij besluit van 9 maart 2010, verzonden op diezelfde dag, heeft de minister het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 maart 2010, beroep ingesteld.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaken 201002709/1/M1 en 201002707/1/M1 gevoegd ter zitting behandeld op 23 juli 2010, waar [appellante], vertegenwoordigd door [directeur], en de minister, vertegenwoordigd door mr. H. Vissinga en mr. drs. R.F. Jassies, beiden werkzaam bij Agentschap NL, zijn verschenen. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Tijdelijke sloopregeling personen- en bestelauto’s (hierna: de Sloopregeling) kan subsidie worden verstrekt voor de demontage van een personen- of bestelauto als bedoeld in artikel 2.2 met een Nederlands kenteken, die door degene op wiens naam het kenteken is gesteld wordt vervangen door een personen- of bestelauto als bedoeld in artikel 2.3, met een Nederlands kenteken, waarvoor de schriftelijke koopovereenkomst is afgesloten na de inwerkingtreding van deze regeling.

2.1.1. Blijkens paragraaf 3 ("Procedurele aspecten van de regeling") van de toelichting bij de Sloopregeling is de kentekenhouder van het te demonteren en het vervangende voertuig niet de rechtstreekse ontvanger van de subsidie, doch wordt de subsidie aangevraagd door en verstrekt aan het autobedrijf waar de vervangende auto wordt gekocht. Het autobedrijf is verplicht het subsidiebedrag volledig aan de kentekenhouder ten goede te laten komen.

2.2. De onderhavige leaseovereenkomst tussen [appellante] en haar klant ziet op de lease van een Opel Meriva met kenteken [B], terwijl in deze leaseovereenkomst eveneens is geregeld dat de oude Opel Combo met kenteken [A] wordt ingeruild. De subsidieaanvraag heeft betrekking op de demontage van deze laatste auto.

2.3. De minister heeft de aanvraag tot subsidieverlening voor de demontage van de Opel Combo met het kenteken [A] afgewezen omdat een leaseovereenkomst is gesloten en geen koopovereenkomst zoals wordt geëist in artikel 2.1, eerste lid, van de Sloopregeling.

2.4. [appellante] betoogt dat operationele lease van een auto gelijk te stellen is aan koop van een auto. Zij wijst op de gelijke wijze van BTW-afdracht en op de omstandigheid dat de lessee zich voor een periode van vijf jaar aan [appellante] verbindt om de auto te leasen en dat de leaseauto op naam van de lessee wordt gezet. Volgens [appellante] zouden haar klanten, die hun vervuilende auto vervangen door een milieuvriendelijke auto te leasen, handelen in de geest van de Sloopregeling, en daarom vanuit een oogpunt van gelijke behandeling ook recht op subsidie op grond van de Sloopregeling moeten hebben nu het doel van de Sloopregeling niet alleen via koop, maar ook via operationele lease wordt bereikt.

2.5. Vaststaat dat [appellante] op grond van de tekst van artikel 2.1, eerste lid, niet voor subsidie in aanmerking komt, terwijl de Sloopregeling geen voorschrift bevat op grond waarvan de minister bevoegd is af te wijken van dit artikel. Derhalve richt het betoog van [appellante] zich tegen artikel 2.1 van de Sloopregeling. Deze bepaling is een algemeen verbindend voorschrift. Onder verwijzing naar onder meer het arrest van de Hoge Raad van 16 mei 1986 (Landbouwvliegers, NJ 1987, 251), overweegt de Afdeling dat een voorschrift als hier bedoeld onverbindend kan zijn, indien het in strijd is met een hoger wettelijk voorschrift dan wel indien het in strijd is met een algemeen rechtsbeginsel.

2.5.1. Ter zitting heeft de minister aangevoerd dat de eis van een schriftelijke koopovereenkomst is gesteld, omdat dit een helder en eenvoudig toepasbaar criterium oplevert bij de uitvoering van de Sloopregeling.

Volgens de minister zou de Sloopregeling minder goed toepasbaar zijn, indien daarin ook de mogelijkheid was geboden bij het leasen van een auto subsidie te verlenen. Gelet hierop heeft de minister bij het vaststellen van de Sloopregeling in redelijkheid kunnen besluiten de subsidiemogelijkheid te beperken tot gevallen waarin de vervangende auto wordt gekocht, zonder in strijd te komen met een hoger wettelijk voorschrift of een algemeen rechtsbeginsel.

2.6. [appellante] betoogt voorts dat zij, vooruitlopend op de totstandkoming van de Sloopregeling, aan haar klant voor de Opel Combo met het kenteken [A] een bedrag van € 1.000,00 heeft betaald, omdat zij erop vertrouwde dat in de Sloopregeling tevens zou worden voorzien in subsidieverlening in geval van lease. In dat verband heeft zij erop gewezen dat indertijd van de zijde van het ministerie - meer bijzonder het "Team Informatie Nationale Sloopregeling" - niet inhoudelijk is gereageerd op haar verzoeken om hierover duidelijkheid te verschaffen.

2.6.1. Dit door [appellante] gedane beroep op het vertrouwensbeginsel kan niet slagen. De verwachting van [appellante] dat de Sloopregeling ook zou voorzien in subsidieverlening in geval van lease, is uitsluitend gebaseerd op haar eigen inschatting. Die verwachting is niet gewekt door het bevoegde bestuursorgaan, de minister.

2.7. Het beroep is ongegrond.

2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Kreveld w.g. Sparreboom

lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2010

195-209.