Home

Raad van State, 29-09-2010, BN8594, 201000307/1/H1

Raad van State, 29-09-2010, BN8594, 201000307/1/H1

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
29 september 2010
Datum publicatie
29 september 2010
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RVS:2010:BN8594
Zaaknummer
201000307/1/H1

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 24 juli 2008 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Nedmag Industries Mining & Manufacturing B.V. (hierna: Nedmag) een reguliere bouwvergunning verleend voor de plaatsing van een magnesiumchloride vloeistofverdamper op het perceel Langeleegte 183 te Veendam (hierna: het perceel).

Uitspraak

201000307/1/H1.

Datum uitspraak: 29 september 2010

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellanten] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 17 november 2009 in zaak nr. 09/106 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Veendam.

1. Procesverloop

Bij besluit van 24 juli 2008 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Nedmag Industries Mining & Manufacturing B.V. (hierna: Nedmag) een reguliere bouwvergunning verleend voor de plaatsing van een magnesiumchloride vloeistofverdamper op het perceel Langeleegte 183 te Veendam (hierna: het perceel).

Bij besluit van 19 december 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 17 november 2009, verzonden op 27 november 2009, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 19 december 2008 vernietigd en het bezwaar van [appellant] ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 januari 2010, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 augustus 2010, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door M. Waijer, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Nedmag, vertegenwoordigd door H.I. Roessink en bijgestaan door mr. P.M.J. de Goede, advocaat te Groningen, verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het bouwplan heeft betrekking op de vervanging van een bestaande zogeheten cooker door een nieuwe magnesiumchloride vloeistofverdamper op het perceel.

2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank het bouwplan ten onrechte aan het bestemmingsplan "Buitengebied, herziening 2004, gemeente Veendam" heeft getoetst. Daartoe voert hij aan dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan "Boorlokatie", dat volgens hem ter plaatse geldt.

Hij betoogt voorts dat, indien het bestemmingsplan "Buitengebied, herziening 2004, gemeente Veendam" van toepassing is, de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de plaatsing van een magnesiumchloride vloeistofverdamper op het perceel niet in strijd is met artikel 14 van de bij dit bestemmingsplan behorende planvoorschriften. Bovendien stelt hij dat de rechtbank heeft miskend dat het begrip "Delfstoffenexploitatie", opgenomen in voormeld artikel, te ruim is.

2.2.1. Op het perceel was voorheen het op 17 november 1981 goedgekeurde bestemmingsplan "Boorlokatie" van toepassing. Thans geldt voor het perceel het bestemmingsplan "Buitengebied, herziening 97, gemeente Veendam".

Ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied, herziening 97, gemeente Veendam" rust op het perceel de bestemming "Delfstoffenexploitatie". Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de planvoorschriften, zijn de op de kaart voor delfstoffenexploitatie aangewezen gronden bestemd voor het onderzoek naar de aanwezigheid van alsmede de winning en behandeling van delfstoffen met daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken. Indien en voor zover op de kaart rond deze gronden een zone als bedoeld in artikel 23 lid 4 is aangewezen, zijn - tevens binnen de begrenzing van de doeleindenomschrijving - geluidzoneringsplichtige inrichtingen toegestaan. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder c, mag de hoogte van de andere bouwwerken niet meer dan 40 meter bedragen.

De rechtbank is ten onrechte ervan uitgegaan dat op het perceel het bestemmingsplan "Buitengebied, herziening 2004, gemeente Veendam" van toepassing is, nu uit de bij dit bestemmingsplan behorende plankaart blijkt dat het een partiële herziening betreft, die geen betrekking heeft op het perceel. Voor het perceel, zo volgt uit de toelichting van het bestemmingsplan "Buitengebied, herziening 2004, gemeente Veendam", blijft het bestemmingsplan "Buitengebied, herziening 97, gemeente Veendam" van toepassing. Dit leidt evenwel niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak, nu de rechtbank bij de beoordeling van het beroep is uitgegaan van de voor het perceel geldende bestemming "Delfstoffenexploitatie" en voorts het bouwplan heeft getoetst aan artikel 14 van de planvoorschriften, als hiervoor vermeld.

2.2.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het bouwplan niet in strijd is met de ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 97, gemeente Veendam" op het perceel rustende bestemming "Delfstoffenexploitatie". Daartoe heeft de rechtbank zich terecht op het standpunt gesteld dat de magnesiumchloride vloeistofverdamper, die dient tot gebruik ten behoeve van de winning en productie van zout, moet worden aangemerkt als een bouwwerk, geen gebouw zijnde. Uit het bouwplan vloeit voort dat de maximale hoogte van het bouwwerk 9 meter bedraagt, hetgeen geen strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan oplevert.

2.2.3. Voor zover [appellant] betoogt dat op het perceel niet de juiste bestemming is gelegd, gaat dat betoog niet op. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 14 januari 2009 in zaak nr. 200802101/1), kan de vraag of uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aan het perceel de juiste bestemming is toegekend, in het kader van de exceptieve toetsing van het desbetreffende planonderdeel niet aan de orde komen.

Het betoog faalt.

2.3. Het betoog van [appellant] dat het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 97, gemeente Veendam" niet op de juiste wijze aan hem is bekendgemaakt, waardoor hij daartegen geen zienswijzen kon indienen, faalt. [appellant] had dit betoog aan de orde kunnen en moeten stellen in de procedure van de totstandkoming van dat bestemmingsplan.

2.4. [appellant] heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het bouwplan in strijd is met de redelijke eisen van de welstand. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het perceel, in tegenstelling tot hetgeen de welstandscommissie bij advies van 28 oktober 2008 heeft geconcludeerd, niet kan worden gerekend tot gebied 18 zoals beschreven in de Welstandsbeleidsnota.

2.4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 6 mei 2009 in zaak nr. 200804977/1) mag het college, hoewel het niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, behoeft het overnemen van een welstandsadvies in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria. Ook laatstgenoemde omstandigheid kan aanleiding geven tot het oordeel dat het besluit van het college in strijd is met artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet of niet berust op een deugdelijke motivering. Dit neemt echter niet weg dat een welstandsnota criteria kan bevatten die zich naar hun aard beter lenen voor beoordeling door een deskundige dan voor beoordeling door een aanvrager of derde-belanghebbende.

2.4.2. Het advies van de welstandscommissie van 28 oktober 2008 vertoont niet zodanige gebreken dat het college dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen. De rechtbank heeft daartoe terecht overwogen dat het perceel waarop de magnesiumchloride vloeistofverdamper komt te staan tot gebied 18 ingevolge de Welstandsbeleidsnota moet worden gerekend.

Het betoog faalt.

2.5. [appellant] betoogt ten slotte dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college op goede gronden bouwvergunning heeft verleend. Hij voert daartoe aan dat geen deugdelijke belangenafweging heeft plaatsgevonden.

2.5.1. Gelet op artikel 44 van de Woningwet dient het college uitsluitend te beoordelen of zich voor de bouwvergunning een van de in dat artikel opgenomen weigeringsgronden voordoet. Als dat niet het geval is, moet de bouwvergunning worden verleend; als dat wel zo is, moet deze worden geweigerd. Nu zich gezien het vorenstaande geen weigeringsgronden als bedoeld in voormeld artikel voordoen, is het college terecht niet toegekomen aan een afweging van de betrokken belangen en was het college gehouden de gevraagde bouwvergunning te verlenen.

De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college de bouwvergunning terecht en op goede gronden heeft verleend.

Het betoog faalt.

2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.

w.g. Wortmann w.g. Lodder

lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2010

17-669.