Home

Raad van State, 19-01-2011, BP1331, 201006439/1/M2

Raad van State, 19-01-2011, BP1331, 201006439/1/M2

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 2 maart 2009 heeft het college een verzoek van [appellant] om toepassing van bestuurlijke handhavingmiddelen met betrekking tot het autoschadeherstelbedrijf V.K.S. (hierna: VKS) op het perceel Industrieweg 2 te Nieuwegein afgewezen.

Uitspraak

201006439/1/M2.

Datum uitspraak: 19 januari 2011

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],

en

het college van burgemeester en wethouders van Nieuwegein,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 2 maart 2009 heeft het college een verzoek van [appellant] om toepassing van bestuurlijke handhavingmiddelen met betrekking tot het autoschadeherstelbedrijf V.K.S. (hierna: VKS) op het perceel Industrieweg 2 te Nieuwegein afgewezen.

Bij besluit van 30 juni 2009, verzonden op 8 juli 2009, heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de rechtbank Utrecht ingekomen op 19 augustus 2009, beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 2 juli 2010 doorgezonden aan de Raad van State.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 december 2010, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. R. Visser, advocaat te Den Bosch, zijn verschenen.

Voorts is ter zitting VKS, vertegenwoordigd door G.J. van Kuik, als partij gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Aan het besluit van 2 maart 2009 ligt ten grondslag het verzoek van [appellant] van 15 februari 2009 om handhavend op te treden ten aanzien van VKS. [appellant] stelt dat hij, ter plaatse van zijn bedrijf, geluidoverlast ondervindt van de afzuiginstallatie van VKS. Het bedrijf van [appellant] en VKS zijn beide gevestigd op een industrieterrein waarvoor krachtens de Wet geluidhinder een geluidzone is vastgesteld. Buiten de zone mag de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op grond van artikel 53 niet meer dan 50 dB(A) bedragen.

2.2. [appellant] stelt dat het college zijn verzoek om handhaving ten onrechte heeft afgewezen. Hij voert aan dat VKS niet in bezit is van een geldige vergunning. Na de verbouwing die begin 2008 heeft plaatsgevonden, wordt volgens hem niet meer voldaan aan de vergunning van 31 augustus 2004. Daardoor is ter plaatse van zijn bedrijf geluidoverlast ontstaan. Daarnaast stelt hij dat de geluidsnorm van 50 dB(A) op de zonegrens door VKS mogelijk wordt overschreden.

2.3. Sinds 1 januari 2008 valt VKS onder de werking van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) en is sindsdien niet langer vergunningplichtig. De vergunning van 31 augustus 2004 is daarmee komen te vervallen. De Afdeling begrijpt de grond over de vermeende strijdigheid met de vergunning aldus dat VKS volgens [appellant] in strijd met het Activiteitenbesluit handelt.

2.3.1. Het bedrijf van [appellant] is geen gevoelig object waarvoor de waarden van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit gelden en komt daarom geen bescherming toe op grond van het Activiteitenbesluit. In zoverre heeft het college terecht afgezien van het toepassen van bestuurlijke handhavingmiddelen. De beroepsgrond faalt.

2.4. De in artikel 53 van de Wet geluidhinder opgenomen waarde van 50 dB(A) moet door het bevoegd gezag in acht worden genomen bij vergunningverlening aan inrichtingen op gezoneerde industrieterreinen, voor zover zij vergunningplichtig zijn. Het bevoegd gezag kan voorschriften in de vergunning opnemen om te voorkomen dat de waarde van 50 dB(A) op de zonegrens wordt overschreden. Artikel 53 is niet gericht tot de inrichtingen op gezoneerde industrieterreinen en roept voor hen dan ook geen verplichtingen in het leven. Hieruit volgt dat VKS artikel 53 niet kan overtreden. Het college heeft het verzoek van [appellant] in zoverre terecht afgewezen. De beroepsgrond faalt.

2.5. Het beroep is ongegrond.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. G.N. Roes en mr. E. Helder, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.J.J. Kalter, ambtenaar van staat.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Kalter

voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2011

492-687.