Home

Raad van State, 13-07-2011, BR1411, 201006731/1/M3

Raad van State, 13-07-2011, BR1411, 201006731/1/M3

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 27 april 2010 heeft het college hogere geluidgrenswaarden als bedoeld in artikel 83, tweede lid, van de Wet geluidhinder vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege de Provincialeweg N506, voor nieuw te bouwen woningen op de CPO-locatie Tuibrug aan de Lageweg in de wijk Kersenboogerd te Hoorn. Dit besluit is op 22 juli 2010 ter inzage gelegd.

Uitspraak

201006731/1/M3.

Datum uitspraak: 13 juli 2011

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te Hoorn,

2. de vereniging Het Guldenbos, gevestigd te Hoorn, [appellant sub 2], wonend te Hoorn, en anderen (hierna: Het Guldenbos, [appellant sub 2] en anderen),

en

het college van burgemeester en wethouders van Hoorn,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 27 april 2010 heeft het college hogere geluidgrenswaarden als bedoeld in artikel 83, tweede lid, van de Wet geluidhinder vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege de Provincialeweg N506, voor nieuw te bouwen woningen op de CPO-locatie Tuibrug aan de Lageweg in de wijk Kersenboogerd te Hoorn. Dit besluit is op 22 juli 2010 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 juli 2010, en Het Guldenbos, [appellant sub 2] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 augustus 2010, beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.

Het Guldenbos, [appellant sub 2] en anderen en het college hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 maart 2011, waar Het Guldenbos, [appellant sub 2] en anderen, bij monde van [appellant sub 2], bijgestaan door mr. X. Visscher, advocaat te Alkmaar, en het college, vertegenwoordigd door G.R.M. Koopman, S. Doeland, B.E. Kahlman en R. Schuurman, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

Algemeen

2.1. Het bestreden besluit is genomen in verband met de vaststelling van het bestemmingsplan 'Tuibrug' voor de bouw van 40 woningen aan de Lageweg in de wijk Kersenboogerd te Hoorn. Bij het bestreden besluit zijn voor de te bouwen woningen waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting (hierna: hogere waarden) vanwege de Provinciale weg N506 en de Lageweg vastgesteld.

Crisis- en herstelwet

2.2. Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder a, van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw), voor zover hier van belang, is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van toepassing op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten.

In categorie 3, onder 3.1, van bijlage I van de Chw, voor zover hier van belang, wordt als categorie ruimtelijke en infrastructurele projecten als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, aangemerkt de ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening ten behoeve van de bouw van meer dan 20 woningen in een aaneengesloten gebied.

Nu het bestreden besluit is vereist voor de ontwikkeling dan wel verwezenlijking van een gebied ten behoeve van de bouw van 40 woningen, is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing op dit besluit.

Ontvankelijkheid

2.3. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

2.3.1. Volgens artikel 2, eerste lid, van haar statuten stelt Het Guldenbos zich ten doel het verrichten van activiteiten tot behoud van het wandelpark gelegen nabij de Tuibrug in de wijk Kersenboogerd te Hoorn.

2.3.2. Om te kunnen bepalen of het belang van Het Guldenbos rechtstreeks is betrokken bij het bestreden besluit is, naast de doelstelling van deze vereniging, van belang of de vereniging feitelijke werkzaamheden verricht met het oog op de behartiging van haar doelstelling. Blijkens de akte van oprichting is Het Guldenbos opgericht op 3 november 2009, gedurende de termijn voor terinzagelegging van het ontwerpbesluit, die liep van 24 september 2009 tot en met 4 november 2009. Blijkens het verhandelde ter zitting heeft de vereniging sinds haar oprichting en vóór afloop van de beroepstermijn geen feitelijke werkzaamheden verricht, anders dan het indienen van zienswijzen tegen het ontwerpbesluit en het instellen van beroep tegen het bestreden besluit. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 1 oktober 2008, zaak nr. 200801150/1, kan het louter in rechte opkomen tegen besluiten, alsmede het verrichten van handelingen ter voorbereiding van het in rechte opkomen tegen besluiten, als regel niet worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Er bestaat geen aanleiding in het onderhavige geval van dit uitgangspunt af te wijken. Voorts wordt in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat de vereniging in dit geval een bundeling van rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken individuele belangen tot stand brengt.

Gelet op het vorenstaande is niet gebleken dat Het Guldenbos een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang in het bijzonder behartigt in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb. Daarom is de vereniging geen belanghebbende bij het bestreden besluit. Het beroep van Het Guldenbos, [appellant sub 2] en anderen, voor zover ingesteld door Het Guldenbos, is niet-ontvankelijk.

Formele beroepsgronden

2.4. [appellant sub 1] betoogt dat het college niet afzonderlijk is ingegaan op een aantal door hem ingediende zienswijzen, omdat het college in die gevallen heeft volstaan met een verwijzing naar door andere personen ingebrachte zienswijzen over hetzelfde onderwerp. [appellant sub 2] en anderen betogen dat het college niet tijdig op de ingediende zienswijzen heeft gereageerd.

2.4.1. Dat het college ter behandeling van inhoudelijk overeenkomstige zienswijzen heeft volstaan met een verwijzing, betekent naar het oordeel van de Afdeling niet dat het college niet op die zienswijzen is ingegaan.

Ten aanzien van het betoog dat het college niet binnen de door hem vermelde termijn heeft gereageerd op de door [appellant sub 2] en anderen ingebrachte zienswijzen, overweegt de Afdeling dat het college bij overschrijding van de beslistermijn gehouden blijft een besluit te nemen. De Awb voorziet in afzonderlijke rechtsmiddelen om op te komen tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Overschrijding van deze termijn tast de rechtmatigheid van het besluit dan ook niet aan.

De beroepsgronden falen.

Geluid

2.5. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat de vastgestelde hogere waarde van 60 dB voor de te bouwen woningen zal worden overschreden. Hiertoe voeren [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen - kort gezegd - aan dat het akoestisch rapport dat ten grondslag ligt aan het bestreden besluit niet deugdelijk is en dat het college onvoldoende heeft onderzocht of, behalve het toepassen van stil asfalt, nog andere geluidreducerende maatregelen konden worden getroffen.

2.5.1. Ingevolge artikel 1.9 van de Chw mag de administratieve rechter een besluit niet vernietigen op de grond, dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

2.5.2. Afdeling 2 van hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder bevat - kort weergegeven en voor zover hier van belang - een regeling volgens welke bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die behoren tot een zone langs een weg, ter zake van de geluidbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, voor woningen gelegen binnen die zone de waarden in acht moeten worden genomen die als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt. Als beschermingsniveau geldt in beginsel de waarde die voor de betrokken woning is vastgelegd in de regeling. Indien deze waarde niet wordt gehaald, is het mogelijk om voor de betrokken woning een ander beschermingsniveau te bepalen door middel van het bij besluit vaststellen van een hogere waarde voor die woning.

De regeling in artikel 83 van de Wet geluidhinder strekt ertoe dat bij besluit wordt vastgesteld welke geluidbelasting - na het zo mogelijk treffen van maatregelen - bij de te bouwen woningen vanwege de weg maximaal mag optreden. Deze regeling strekt daarmee tot bescherming van de bewoners van de te bouwen woningen.

Onbetwist is dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen, woonachtig in de omgeving van de locatie waar de woningen worden gerealiseerd, niet woonachtig zijn in woningen waarvoor bij het bestreden besluit hogere waarden zijn vastgesteld, noch eigenaar zijn van woningen waarvoor bij het bestreden besluit hogere waarden zijn vastgesteld. Derhalve strekt de regeling kennelijk niet tot bescherming van de belangen van [appellant sub 1] en van [appellant sub 2] en anderen.

Gelet op het vorenstaande kan hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen aanvoeren over de vastgestelde hogere waarde van 60 dB voor de te bouwen woningen op de locatie Tuibrug niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Daarom ziet de Afdeling af van een verdere inhoudelijke bespreking van hetgeen zij terzake aanvoeren.

Conclusie

2.6. Het beroep van [appellant sub 1] is ongegrond. Het beroep van Het Guldenbos, [appellant sub 2] en anderen is, voor zover ingesteld door Het Guldenbos, niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond.

2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep van de vereniging Het Guldenbos, [appellant sub 2] en anderen niet-ontvankelijk voor zover het is ingesteld door de vereniging Het Guldenbos;

II. verklaart het beroep van de vereniging Het Guldenbos, [appellant sub 2] en anderen voor het overige ongegrond;

III. verklaart het beroep van [appellant sub 1] ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. W.D.M. van Diepenbeek, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van staat.

w.g. Van Kreveld w.g. Kuipers

voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2011

271-651.