Raad van State, 07-11-2012, BY2485, 201200406/1/A2, 201200410/1/A2 en 201200415/1/A2
Raad van State, 07-11-2012, BY2485, 201200406/1/A2, 201200410/1/A2 en 201200415/1/A2
Gegevens
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 7 november 2012
- Datum publicatie
- 7 november 2012
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2012:BY2485
- Zaaknummer
- 201200406/1/A2, 201200410/1/A2 en 201200415/1/A2
Inhoudsindicatie
Bij afzonderlijke besluiten van 3 juni 2008 heeft het college een drietal verzoeken van [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] om vergoeding van planschade afgewezen.
Uitspraak
201200406/1/A2, 201200410/1/A2 en 201200415/1/A2.
Datum uitspraak: 7 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Camperwind B.V., gevestigd te Kats, gemeente Noord-Beveland;
2. [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]), wonend te [woonplaats];
3. [appellant sub 3], wonend te [woonplaats];
4. [appellant sub 4A] en [appellante sub 4B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 4]) wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Noord-Beveland.
Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 3 juni 2008 heeft het college een drietal verzoeken van [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] om vergoeding van planschade afgewezen.
Bij afzonderlijke besluiten van 2 juni 2009 heeft het college de door [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard en de besluiten van 3 juni 2008, onder aanvulling van de motivering, gehandhaafd.
Bij uitspraken van 15 december 2011 heeft de rechtbank Middelburg in zaak nrs. 09/649, 09/624 en 09/583 de door [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, de besluiten van 2 juni 2009 vernietigd en bepaald dat het college binnen vier maanden na verzending van deze uitspraken nieuwe besluiten neemt met inachtneming van deze uitspraken.
Tegen deze uitspraken heeft Camperwind B.V. hoger beroep ingesteld.
Bij afzonderlijke besluiten van 3 juli 2012 heeft het college opnieuw op de bezwaren van [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] beslist, die bezwaren gegrond verklaard en hun een bedrag van respectievelijk € 4.500,00, € 6.500,00 en € 10.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente, toegekend ter vergoeding van planschade.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over deze besluiten naar voren te brengen. [appellant sub 3] heeft hiervan gebruik gemaakt.
Camperwind B.V. heeft haar hoger beroep ingetrokken.
De Afdeling heeft de zaken ter zitting aan de orde gesteld op 23 oktober 2012, alwaar niemand is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 49, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, zoals die bepaling luidde ten tijde van belang, kent het college, voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2. [appellant sub 2] en [appellant sub 4] zijn sinds respectievelijk 30 juni 1997 en 29 januari 1998 eigenaar van respectievelijk de percelen en de daarop gelegen recreatiewoningen aan [locatie 1] en [locatie 2] in het recreatiepark "Noordzee Residence De Banjaard" in Kamperland. [appellant sub 3] was van 22 augustus 1997 tot 2 juli 2007 mede-eigenaar van het perceel en de daarop gelegen recreatiewoning aan [locatie 3] in hetzelfde park. Zij hebben elk verzocht om vergoeding van planschade ten gevolge van de 1e herziening van het bestemmingsplan "Landelijk gebied" die het mogelijk heeft gemaakt om ten noorden van het park vijf windturbines aan de Jacobahaven te vervangen door drie hogere windturbines. Zij stellen tevens schade te hebben geleden ten gevolge van de 8e wijziging van het bestemmingsplan "Landelijk gebied" die het mogelijk heeft gemaakt om ten oosten van het park vijf windturbines in de Jacobapolder/Rippolder te realiseren. Camperwind B.V. is enig aandeelhouder van Windturbinepark Jacoba Rippolder B.V. die de windturbines in de Jacobapolder/Rippolder exploiteert.
3. Bij besluiten van 3 juni 2008 heeft het college, in navolging van de adviezen van het Adviesbureau Van Montfoort (hierna: Van Montfoort) van 9 april 2008, de verzoeken van [appellant sub 2], [appellant sub 4] en [appellant sub 3] afgewezen. Van Montfoort heeft onvoldoende aanknopingspunten aanwezig geacht voor de conclusie dat de nieuwe windturbines aan de Jacobahaven leiden tot een objectief waarneembare verslechtering van het geluidsklimaat ter plaatse van de recreatiewoningen. Voorts is er volgens Van Montfoort geen aanleiding rekening te houden met merkbare geluidhinder als gevolg van de windturbines in de Jacobapolder/Rippolder.
Bij besluiten van 2 juni 2009 heeft het college de afwijzingen van de verzoeken van [appellant sub 2], [appellant sub 4] en [appellant sub 3] om vergoeding van planschade, in afwijking van de adviezen van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften van 16 september 2008, onder aanvulling van de motivering, gehandhaafd. Het college heeft aansluiting gezocht bij de in het Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer opgenomen milieunormen voor permanent bewoonde woningen en uit dit besluit afgeleid dat akoestisch onderzoek niet vereist is. Aangezien is voldaan aan de daarin opgenomen afstandsnormen, is er volgens het college onder de nieuwe planologische regimes geen sprake van bovenmatige geluidhinder voor de recreatiewoningen aan [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] in Kamperland en is er derhalve geen sprake van nadeel uit een oogpunt van geluidhinder.
4. De rechtbank heeft in het kader van de beroepen van [appellant sub 2], [appellant sub 4] en [appellant sub 3], met toepassing van artikel 8:47, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: de StAB) tot deskundige benoemd voor het instellen van een onderzoek.
De StAB heeft in een drietal deskundigenverslagen van 16 mei 2011 ten aanzien van het aspect geluid uiteengezet dat onvoldoende duidelijk is waarop de door het college gehanteerde gegevens van het achtergrondgeluid ten gevolge van wind, water en verkeer zijn gebaseerd. Volgens de StAB had op zijn minst aan de gevel van de recreatiewoning die het dichtst bij de windturbines ligt, het achtergrondgeluidniveau gemeten moeten worden en nog nauwkeuriger zou zijn geweest om dat niveau te meten op de gevel van de recreatiewoningen van verzoekers. Voorts heeft de StAB van belang geacht dat aan de oostzijde van het park een aarden wal is aangelegd ter beperking van de geluidoverlast van de N57. Dit gegeven heeft het college niet betrokken in zijn besluitvorming, evenals het geluid afkomstig uit het park zelf, dat ook mede bepalend is voor het achtergrondgeluidniveau. De StAB heeft geconcludeerd dat ten aanzien van het aspect geluid nader onderzoek moet worden verricht. Voor een goede beantwoording van de vraag of sprake is van geluidoverlast als gevolg van de realisering van de windturbines, is het nodig om metingen te verrichten op de gevel van de desbetreffende recreatiewoningen, aldus de StAB.
De StAB is op verzoek van de rechtbank in een nader deskundigenverslag van 14 september 2011 ingegaan op de reacties van onder andere Camperwind B.V., [appellant sub 4] en [appellant sub 3]. De reacties hebben de StAB geen aanleiding gegeven om haar conclusie te wijzigen.
De rechtbank heeft de conclusie van de StAB overgenomen en geoordeeld dat de besluiten van 2 juni 2009 onzorgvuldig zijn voorbereid en ondeugdelijk zijn gemotiveerd. De rechtbank heeft die besluiten wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb vernietigd.
5. Bij besluiten van 3 juli 2012 heeft het college, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraken, opnieuw op de bezwaren van [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] beslist, die bezwaren gegrond verklaard en hun een bedrag van respectievelijk € 4.500,00, € 6.500,00 en € 10.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente, toegekend ter vergoeding van planschade. Deze besluiten worden, gelet op artikel 6:24 van de Awb, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht eveneens onderwerp te zijn van dit geding.
6. Het college heeft naar aanleiding van de aangevallen uitspraken de Regionale Milieudienst West-Brabant akoestisch onderzoek laten verrichten naar de geluidbelasting ten gevolge van de twee windturbineparken ter plaatse van de recreatiewoningen en naar het referentieniveau van het omgevingseigen geluid. De Milieudienst heeft in zijn rapport van april 2012 geconcludeerd dat, anders dan waarvan Van Montfoort in zijn adviezen is uitgegaan, het geluid van de windturbines niet in alle omstandigheden wegvalt tegen het bestaande achtergrondgeluid van de omgeving. Vervolgens heeft het college de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: de SAOZ) om advies gevraagd over de verzoeken om vergoeding van planschade van [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4]. De SAOZ heeft in haar advies van juni 2012 geconcludeerd dat gezien het rapport van de Milieudienst van april 2012 de planologische wijzigingen hebben geleid tot een verslechtering van de geluidsituatie en daarmee tot een planologisch nadeel. De SAOZ heeft de door [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] geleden planschade berekend op respectievelijk € 4.500,00, € 6.500,00 en € 10.000,00. Het college heeft op grond van voormelde rapporten en in navolging van de adviezen van de commissie bezwaarschriften van 20 juni 2012, [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] alsnog een vergoeding van voormelde planschade toegekend, vermeerderd met de wettelijke rente.
7. [appellant sub 3] betoogt dat het aan het nieuwe besluit van 3 juli 2012 ten grondslag gelegde akoestische onderzoek door de Milieudienst onzorgvuldig is, aangezien daarbij geen metingen zijn verricht aan de gevel van de recreatiewoning [locatie 3]. Volgens [appellant sub 3] had het college zich meer moeten inspannen om van de huidige eigenaren van die woning toestemming te krijgen voor het verrichten van metingen aan de gevel van hun woning. In het rapport van de Milieudienst is niet althans onvoldoende gemotiveerd waarom de gebruikte alternatieve locatie passend is. Tot slot voert [appellant sub 3] aan dat nu het advies van de SAOZ op dit akoestisch onderzoek is gebaseerd, het college dit advies evenmin aan het besluit van 3 juli 2012 ten grondslag heeft kunnen leggen.
7.1. Dit betoog faalt. Aangezien de huidige eigenaren van [locatie 3] ondanks herhaalde verzoeken van het college geen toestemming hebben verleend voor geluidmetingen aan de gevel van hun recreatiewoning, zijn metingen verricht aan het pand aan Eb en Vloed 23/24. Dit pand is gelegen nabij de woning [locatie 3]. Op de hoorzitting van de commissie bezwaar- en beroepschriften heeft de deskundige van de Milieudienst toegelicht dat dit pand maatgevend is voor de woning aan [locatie 3]. Aangezien de relatie tussen deze woning en het alternatieve pand fysisch is vastgelegd, kan aan de hand van de gegevens van het alternatieve pand de geluidbelasting voor de woning worden berekend. [appellant sub 3] heeft geen advies van een ter zake deskundige overgelegd waaruit het tegendeel volgt. In de gebruikte alternatieve meetlocatie is dan ook geen reden gelegen voor het oordeel dat het college het akoestisch onderzoek en het daarop gebaseerde advies van de SAOZ niet aan het besluit van 3 juli 2012 ten grondslag heeft mogen leggen. Het beroep van [appellant sub 3] tegen dit besluit is derhalve ongegrond.
8. [appellant sub 2] en [appellant sub 4] hebben naar aanleiding van de nieuwe besluiten van 3 juli 2012 geen zienswijzen ingediend en geen gronden aangevoerd. Hetzelfde geldt voor Camperwind B.V. Hun van rechtswege ontstane beroepen tegen die besluiten zijn daarom eveneens ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. J.C. Kranenburg en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Jansen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Jansen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2012
609.