Raad van State, 15-07-2015, ECLI:NL:RVS:2015:2257, 201406877/1/A1
Raad van State, 15-07-2015, ECLI:NL:RVS:2015:2257, 201406877/1/A1
Gegevens
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 15 juli 2015
- Datum publicatie
- 15 juli 2015
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2015:2257
- Zaaknummer
- 201406877/1/A1
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 7 januari 2014 heeft het college geweigerd aan Vivat Fortuna omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het realiseren van 24 appartementen op het perceel Spekstraat 12 te Den Dungen (hierna: het perceel).
Uitspraak
201406877/1/A1.
Datum uitspraak: 15 juli 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Vivat Fortuna B.V., gevestigd te Best,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 14 juli 2014 in zaak nr. 14/502 in het geding tussen:
Vivat Fortuna
en
het college van burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel.
Procesverloop
Bij besluit van 7 januari 2014 heeft het college geweigerd aan Vivat Fortuna omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het realiseren van 24 appartementen op het perceel Spekstraat 12 te Den Dungen (hierna: het perceel).
Bij uitspraak van 14 juli 2014 heeft de rechtbank het door Vivat Fortuna daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Vivat Fortuna hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Vivat Fortuna heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 april 2015, waar Vivat Fortuna, vertegenwoordigd door Th.A.M. van de Loo en M.R. Groenendaal, bijgestaan door mr. E. Beele, advocaat te Tilburg, en het college, vertegenwoordigd door ing. P.C.M. van Boxtel en mr. E.G. Grigorjan, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het college heeft geweigerd met toepassing van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) in samenhang gelezen met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, aanhef en onder 3º, omgevingsvergunning te verlenen, omdat de aanvraag volgens het college ziet op gewone appartementen in plaats van zorgappartementen en het realiseren van zowel gewone appartementen als zorgappartementen in strijd is met het gemeentelijk beleid.
2. Vivat Fortuna betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het besluit van 7 januari 2014 in strijd is met de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Volgens haar is de reeds op het perceel aanwezige bedrijfsbebouwing in strijd met de eisen van een goede ruimtelijke ordening en zijn de door haar gewenste appartementen dat niet.
2.1. De raad heeft bij besluit van 16 december 2010 het bestemmingsplan "Buitengebied" vastgesteld, waarin het perceel de bestemming "Bedrijf" met de aanduiding "kunststofverwerkend bedrijf" heeft. Dit bestemmingsplan is onherroepelijk, zodat de rechtmatigheid van het geldend planologisch regime een gegeven is. Thans staat slechts ter beoordeling of de in de aanvraag om omgevingsvergunning voorziene ontwikkeling op ruimtelijke bezwaren stuit.
Het betoog faalt.
3. Vivat Fortuna betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aanvraag in strijd is met het gevoerde beleid. Volgens haar bestaat wel behoefte aan zorgappartementen. Daartoe voert zij aan dat haar aanvraag is ondersteund door regionale zorgverstrekker Cello en dat verder uit de door de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel bij besluit van 13 oktober 2011 vastgestelde "Woonvisie 2011-2025" volgt dat er behoefte bestaat aan zorgappartementen. Bovendien bestaat blijkens de bij besluit van 12 april 2012 door de raad vastgestelde "Uitvoeringsnota Wonen voor het jaar 2012" ook behoefte aan de woningen waarin het project voorziet, namelijk goedkope woningen. Ten onrechte is in de Uitvoeringsnota voorrang gegeven aan bouwplannen met woningen waaraan geen behoefte bestond, met de enkele reden dat de gemeente bij die bouwplannen een financieel belang heeft, aldus Vivat Fortuna. Zij verwijst daartoe naar het project "Grienselhof". Verder wijst zij op het project "Beekveld" waaraan wel medewerking is verleend.
3.1. De Afdeling is van oordeel dat, gelet op de tekeningen behorende bij het besluit van 7 januari 2014, het college terecht aannemelijk heeft geacht dat het bouwplan en het daarvan beoogde gebruik betrekking heeft op gewone appartementen en niet op zorgappartementen. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat het project voorziet in drie gebouwen met daarin acht appartementen met een zelfstandige verblijfsruimte, een eigen keuken, badkamer, toilet en slaapkamer. Daarnaast heeft ieder gebouw een verblijfsruimte van ongeveer 50 m². Door Vivat Fortuna is geen stuk overgelegd waaruit volgt dat deze appartementen ten behoeve van zorg zullen worden gebruikt. De Afdeling zal om die reden hierna beoordelen of het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het realiseren van 24 gewone appartementen in strijd is met de Woonvisie en de Uitvoeringsnota.
3.2. In paragraaf 5.14 van de Woonvisie staat onder andere dat in Den Dungen een relatief overschot aan woningen bestaat en dat het verstandig is om het woningbouwprogramma daarvoor te temporiseren. De Woonvisie is uitgewerkt in de Uitvoeringsnota. In tabel 4.1 van de Uitvoeringsnota staat dat de plancapaciteit in Den Dungen voorziet in 366 woningen en dat er 200 woningen nodig zijn. In de Uitvoeringsnota worden woningbouwplannen gecategoriseerd op status. In de categorie "groen" zijn plannen opgenomen die planologisch-juridisch en contractueel hard zijn. Voor plannen die in deze categorie zijn opgenomen zijn reeds bestemmingsplannen vastgesteld en onherroepelijk geworden. De categorie "oranje" betreft plannen waarvoor het college een principebesluit tot medewerking heeft genomen. De categorie "rood" betreft plannen met een zachte plancapaciteit, wat betekent dat nog geen afspraken zijn gemaakt. Uit tabel 4.2 volgt dat de projecten in de categorie "groen" in Den Dungen 331 woningen betreffen. Het aangevraagde project is opgenomen in de categorie "oranje".
3.3. Het college heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de Woonvisie en de Uitvoeringsnota aan het verlenen van omgevingsvergunning in de weg staan. De aanvraag voorziet immers in een toename van 24 woningen, terwijl de plancapaciteit in Den Dungen voorziet in 366 woningen terwijl er 200 woningen nodig zijn. De projecten die zijn opgenomen in de Uitvoeringsnota in de categorie "groen" betreffen projecten waarvoor, anders dan in het geval van Vivat Fortuna, reeds een onherroepelijk bestemmingsplan is vastgesteld, wat betekent dat die woningen al gerealiseerd kunnen worden. De raad heeft in redelijkheid het onderscheid in projecten kunnen maken waarbij hij een prioritering heeft mogen aanbrengen ten aanzien van projecten waarvoor reeds een onherroepelijk bestemmingsplan is vastgesteld. Voor de bouw van 24 appartementen op het perceel is nog geen onherroepelijk bestemmingsplan vastgesteld, zodat de raad het project niet in de categorie "groen" behoefde op te nemen. Voorts zijn er geen bijzondere omstandigheden aangevoerd waardoor het project wel in de categorie "groen" opgenomen had moeten worden. Anders dan Vivat Fortuna betoogt, is niet gebleken dat het project "Grienselhof", welk project negen woningen betreft, voorrang krijgt. Dit project is evenals de aangevraagde herziening opgenomen in de categorie "oranje". Verder is ter zitting niet gebleken dat het project "Grienselhof" wel doorgang vindt. Het project "Beekveld" is ook opgenomen in de categorie "oranje". Dit project ziet echter op woningen in de kern Berlicum. In de behoefte aan woningen in die kern is, anders dan in de kern Den Dungen, nog niet voorzien door projecten in de categorie "groen". De reden waarom bepaalde projecten wel en andere projecten niet in de categorie "groen" zijn opgenomen staat in de Uitvoeringsnota beschreven en heeft te maken met het feit dat voor die projecten reeds een onherroepelijk bestemmingsplan is vastgesteld. Gelet op het voorgaande bestaat er geen grond voor het oordeel dat het college niet aan dit beleid mocht toetsen.
Het betoog faalt.
4. Vivat Fortuna betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college het vertrouwensbeginsel niet heeft geschonden. De gesprekken die met het college waren gevoerd, hadden, anders dan de rechtbank heeft overwogen, geen betrekking op een ander bouwplan, aldus Vivat Fortuna.
4.1. Ter zitting is gebleken dat Vivat Fortuna zich beroept op gesprekken met een wethouder. Zoals ter zitting ook door Vivat Fortuna is erkend, zagen die gesprekken, voor zover daarin al vertrouwen zou zijn gewekt, enkel op het realiseren van zorgappartementen en niet op gewone appartementen, zodat reeds om die reden het vertrouwensbeginsel niet is geschonden. De rechtbank heeft hierin terecht geen aanleiding zien voor de vernietiging van het besluit van 7 januari 2014.
Het betoog faalt.
5. Vivat Fortuna betoogt verder dat de rechtbank haar gronden ten aanzien van regelgeving over milieuzonering en geluidhinder en de Flora- en Faunawet wel inhoudelijk had moeten behandelen. Volgens haar was het college in principe bereid om aan het project mee te werken, maar heeft het van haar discretionaire bevoegdheid om van het bestemmingsplan af te wijken geen gebruik gemaakt, omdat het project niet voldeed aan de regelgeving inzake milieuzonering en geluidhinder alsmede de Flora- en Faunawet.
5.1. Anders dan Vivat Fortuna betoogt heeft het college aan het besluit van 7 januari 2014 niet ten grondslag gelegd dat het project in strijd is met de regelgeving inzake milieuzonering, geluidhinder alsmede de Flora- Faunawet. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat een beoordeling van deze aspecten in deze zaak achterwege kan blijven. Dat Vivat Fortuna in het verleden ten aanzien van een bouwplan voor 21 grondgebonden woningen onderzoeken heeft moeten overleggen die zagen op die aspecten, is geen reden voor een ander oordeel.
Het betoog faalt.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. D.J.C. van den Broek en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
w.g. Slump w.g. Graaff-Haasnoot
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2015
270-776.