Home

Raad van State, 23-12-2015, ECLI:NL:RVS:2015:3918, 201502882/1/A3

Raad van State, 23-12-2015, ECLI:NL:RVS:2015:3918, 201502882/1/A3

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
23 december 2015
Datum publicatie
23 december 2015
ECLI
ECLI:NL:RVS:2015:3918
Zaaknummer
201502882/1/A3

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 5 november 2013 heeft het college het verzoek van [appellante] om openbaarmaking van documenten gedeeltelijk afgewezen.

Uitspraak

201502882/1/A3.

Datum uitspraak: 23 december 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 25 februari 2015 in zaak nr. 14/2908 in het geding tussen:

[appellante]

en

het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch.

Procesverloop

Bij besluit van 5 november 2013 heeft het college het verzoek van [appellante] om openbaarmaking van documenten gedeeltelijk afgewezen.

Bij besluit van 1 juli 2014 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 25 februari 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 9 september 2015 heeft [appellante] de Afdeling toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 december 2015, waar [appellante], vertegenwoordigd door J.L.M. Reijnen, en het college, vertegenwoordigd door J. Bijveld en P.J.A.M. van Sleuwen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Bij brief van 15 oktober 2013 heeft [appellante] het college op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) verzocht om verstrekking van:

- de handleiding of werkinstructie van het programma Ortax van Oterc-Finance, waarmee binnen de gemeente ’s-Hertogenbosch de waarde op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet Woz) wordt bepaald;

- de opleidingsdocumenten behorend bij dit programma;

- een overzicht van de facturen van de jaren 2009 tot en met 2013;

- offertes, waaronder begrepen informatie over hoe de leverancier zijn programma aanbiedt.

Het college heeft openbaarmaking van de handleiding van het programma Ortax en de opleidingsdocumenten geweigerd op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob. Openbaarmaking van de gevraagde facturen en offertes heeft het college geweigerd op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob.

2. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat op haar verzoek niet de Wob, maar de Wet Woz van toepassing is en dat de beoordeling of de door haar verzochte gegevens verstrekt hadden moeten worden, plaats dient te vinden in het kader van een procedure tegen de waardevaststelling van een woning. Volgens [appellante] heeft de rechtbank met dit oordeel miskend dat zij niet om een Woz-waarde, maar om documenten inzake de wijze van vaststelling daarvan heeft verzocht.

2.1. De rechtbank heeft terecht, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 11 december 2013 in zaak nr. 201208181/1/A3 overwogen, dat artikel 40 van de Wet Woz een bijzondere regeling voor openbaarmaking met een uitputtend karakter bevat, die de bepalingen van de Wob opzij zet. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 40 van de Wet Woz (Kamerstukken II 1992/93, 22 885, nr. 3, blz. 27 e.v.) volgt dat de wetgever met deze bepaling een toegesneden regeling inzake openbaarmaking en geheimhouding heeft willen treffen voor bij de waardevaststelling van woningen betrokken gegevens. Daarbij heeft de wetgever getracht een evenwicht te vinden tussen het belang van degene jegens wie een beschikking is genomen om de waardevaststelling van de eigen woning te kunnen controleren en het belang van geheimhouding van gegevens over een niet aan hem toe te rekenen object.

2.2. De Afdeling heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennis genomen van de door [appellante] verzochte gegevens en heeft vastgesteld dat deze gegevens informatie bevatten over de waardevaststelling van woningen. Het verzoek van [appellante] dient daarom beoordeeld te worden aan de hand van de in artikel 40 van de Wet Woz vervatte openbaarmakingsregeling. Het verstrekken van de verzochte gegevens met toepassing van de Wob zou afbreuk doen aan de strekking van de in artikel 40 van de Wet Woz neergelegde regeling die een vorm van ‘beperkte openbaarheid’ beoogt. Op het verzoek van [appellante] is de Wob derhalve niet van toepassing. De beoordeling of het college de verzochte gegevens op grond van de in artikel 40 van de Wet Woz neergelegde openbaarmakingsregeling had moeten verstrekken, dient plaats te vinden in een procedure tegen de waardevaststelling van een woning door de in die procedure bevoegde rechter. De rechtbank is terecht tot hetzelfde oordeel gekomen.

3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Binnema, griffier.

w.g. Verheij w.g. Binnema

lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2015

589.