Home

Raad van State, 12-10-2016, ECLI:NL:RVS:2016:2690, 201600406/1/R1

Raad van State, 12-10-2016, ECLI:NL:RVS:2016:2690, 201600406/1/R1

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
12 oktober 2016
Datum publicatie
12 oktober 2016
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RVS:2016:2690
Zaaknummer
201600406/1/R1
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023], Wet ruimtelijke ordening [Tekst geldig vanaf 01-07-2021 tot 01-01-2024] [Regeling ingetrokken per 2024-01-01]

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 26 november 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1] te Wijlre" vastgesteld.

Uitspraak

201600406/1/R1.

Datum uitspraak: 12 oktober 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], wonend te [woonplaats], [gemeente] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),

2. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], wonend te Wijlre, gemeente Gulpen-Wittem (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]),

3. [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], wonend te Wijlre, gemeente Gulpen-Wittem,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Gulpen-Wittem,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 november 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1] te Wijlre" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[partij] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 augustus 2016, waar [appellant sub 1], [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], bijgestaan door mr. C. Lubben, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand, en [persoon], werkzaam bij Peutz B.V., en de raad, vertegenwoordigd door E.J.J.P. Engels, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], bijgestaan door mr. P.H.J. Soogelee, [gemachtigden], allen werkzaam bij Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, en [gemachtigde], werkzaam bij Nordinfra Advies, als partij gehoord.

Overwegingen

Toetsingskader

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Wettelijke bepalingen

2. De wettelijke bepalingen en relevante planregels die ten grondslag liggen aan de hierna volgende rechtsoverwegingen zijn opgenomen in de bijlage van deze uitspraak.

Inleiding

3. Het plan voorziet in een ijssalon aan de [locatie 1]. In het voorheen geldende bestemmingsplan had de [locatie 1] een agrarische bestemming. [partij] is ten tijde van dat plan een ijssalon op het perceel begonnen. Het voorheen geldende bestemmingsplan stond dit niet toe. Dit bestemmingsplan voorziet in de legalisatie van de ijssalon. In de nabijheid van het plangebied wonen [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] aan de [locatie 2], [locatie 3]. Zij vrezen met name voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat. Zij stellen veel overlast te ondervinden van de ijssalon. [appellant sub 1] geeft aan dat hij als gevolg van deze overlast is verhuisd.

Inhoudelijke beroepsgronden

Beleid

4. [appellant sub 1] en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] betogen dat het plan in strijd is met de intergemeentelijke structuurvisie van Gulpen-Wittem, Vaals en Valkenburg aan de Geul. In dit verband voert [appellant sub 1] aan dat het mogelijk maken van een nieuwe horecagelegenheid in een woonomgeving niet is toegestaan omdat dit tot overlast leidt. [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] voeren aan dat de horecagelegenheid niet is toegestaan omdat die niet ligt in de centrale delen van de kernen of de aanloopstraten richting deze gebieden.

4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de Intergemeentelijke structuurvisie van Gulpen-Wittem, Vaals en Valkenburg aan de Geul niet aan de voorziene horecagelegenheid in de weg staat.

4.2. In de Intergemeentelijke structuurvisie van Gulpen-Wittem, Vaals en Valkenburg aan de Geul staat dat nieuwvestiging van horecagelegenheden zoveel als mogelijk plaats dient te vinden in de centrale delen van de kernen en de aanloopstraten naar deze gebieden. Binnen de woonomgeving is vestiging van horecagelegenheden moeilijker vanwege de potentiële overlastsituaties die dit, afhankelijk van het type bedrijf, met zich brengt.

4.3. De Afdeling stelt voorop dat de intergemeentelijke structuurvisie van Gulpen-Wittem, Vaals en Valkenburg aan de Geul niet verbiedt om een horecagelegenheid in een woonomgeving te vestigen, maar wel een voorkeur heeft om horecagelegenheden zoveel als mogelijk in de centrale delen van de kernen en de aanloopstraten naar deze gebieden te realiseren. Het vestigen van een horecagelegenheid buiten de centrale delen van de kern of de aanloopstraten naar deze gebieden moet op grond van dit beleid goed worden gemotiveerd.

De raad heeft ter zitting uitgelegd dat in dit geval niet is gekozen om de horecagelegenheid in de centrale delen van de kern of de aanloopstraten naar deze gebieden te realiseren vanwege de aard van deze horecagelegenheid. In dit verband heeft de raad toegelicht dat de ijssalon is gevestigd in de voormalige boerderij zodat wordt gesproken over de ijsboerderij. Bij dit horecaconcept past deze locatie beter dan een locatie in de centrale delen van de kernen of de aanloopstraten naar deze gebieden. Ook speelt bij dit horecaconcept de beleving van het buitengebied een grote rol, hetgeen beter tot zijn recht komt op de gekozen locatie dan in de gebieden waaraan in de intergemeentelijke structuurvisie van Gulpen-Wittem, Vaals en Valkenburg aan de Geul de voorkeur wordt gegeven, aldus de raad. De Afdeling volgt het standpunt van de raad niet. De Afdeling stelt vast dat het bijzondere karakter van de horecagelegenheid niet in de planregels tot uitdrukking is gebracht. [appellant sub 1] en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] hebben er terecht op gewezen dat dit plan in een algemene horecabestemming voorziet op het desbetreffende perceel. In dit plan is namelijk ten behoeve van de ijssalon een horecabestemming opgenomen, waaronder ingevolge artikel 1, lid 1.35 en artikel 3, lid 3.5.1, onder c, van de planregels een broodjeszaak, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, tearoom, traiteur, bistro en restaurant wordt begrepen.

Verder heeft de raad als omstandigheid genoemd dat deze horecagelegenheid al enkele jaren wordt uitgebaat. Ook dit argument wordt door de Afdeling niet gevolgd. [appellant sub 1] en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] hebben er terecht op gewezen dat de horecagelegenheid illegaal werd geëxploiteerd en voor het eerst in dit plan planologisch wordt toegestaan.

De raad heeft derhalve onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd waarom van het uitgangspunt kon worden afgeweken uit de intergemeentelijke structuurvisie van Gulpen-Wittem, Vaals en Valkenburg aan de Geul dat het de voorkeur heeft om horecagelegenheden zoveel als mogelijk in de centrale delen van de kernen en de aanloopstraten naar deze gebieden te realiseren. Het besluit is daarom in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

Het betoog slaagt.

Geluid

Aanbevolen richtafstand

5. [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] voeren aan dat de raad er ten onrechte van uitgaat dat aan de aanbevolen richtafstand tussen de woning op het perceel [locatie 4] en de horecagelegenheid wordt voldaan.

5.1. In de plantoelichting staat dat dit plangebied aan de noordzijde van de dorpskern Wijlre, te midden van een overwegende woonomgeving ligt. De Klapstraat zelf betreft een vrij smalle weg (ongeveer 4,5 m breed), die wordt begrensd door een talud begroeid met groen. Bovenop het talud liggen de tuinen van de woningen aan de Burgemeester Petersstraat. De Klapstraat komt uit op de provinciale weg N595, die op een afstand van ongeveer 50 m van het plangebied ligt.

In de plantoelichting staat voorts dat teneinde het aspect geluid adequaat te kunnen beoordelen een akoestisch onderzoek industrielawaai en indirecte hinder is verricht. Dit is mede gedaan vanwege de op basis van de brochure "Bedrijven en milieuzonering" uit 2009 van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) te hanteren index "2" ten gevolge van personenvervoer ("potentieel aanzienlijke emissie of hinder").

5.2. Ten behoeve van het plan is door Aelmans onderzoek verricht naar de akoestische gevolgen van het plan. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Akoestisch onderzoek [locatie 1] te Wijlre" van 18 september 2015 (hierna: akoestisch onderzoek). In het akoestisch onderzoek is er van uitgegaan dat de ijssalon in een rustige woonwijk ligt. RUD Zuid Limburg heeft het "Advies beroepsprocedure bestemmingsplan [locatie 1] te Wijlre" (hierna: het advies van RUD) van 12 juli 2016 opgesteld. In het advies van RUD staat dat kan worden uitgegaan van een gemengd gebied, omdat de woningen langs de hoofdinfrastructuur N595 liggen.

5.3. In de VNG-brochure wordt voor cafés en bars een richtafstand van 10 m aanbevolen. Deze richtafstand kan met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van het omgevingstype gemengd gebied. In dat geval wordt voor cafés en bars een richtafstand van 0 m aanbevolen. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Voorts behoren gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, tot het omgevingstype gemengd gebied.

5.4. In het kader van de voorbereiding van het plan is de raad er van uitgegaan dat de horecagelegenheid in een rustige woonwijk ligt. Ter zitting heeft hij onder verwijzing naar het advies van RUD zijn standpunt gewijzigd en gesteld dat sprake is van een gemengd gebied. De Afdeling is van oordeel dat de raad zich ten onrechte op dit nadere standpunt heeft gesteld. De nabijheid van de provinciale weg N595 is onvoldoende om van een gemengd gebied uit te gaan. Hierbij acht de Afdeling van belang dat de horecagelegenheid in een overwegende woonomgeving ligt waar vrijwel geen andere functies voorkomen en dat de provinciale weg N595 op 50 m afstand van het plangebied ligt. Gelet op deze omstandigheden in onderlinge samenhang beschouwd moet van een rustige woonwijk worden uitgegaan, zoals de raad aanvankelijk ook had gedaan.

Volgens de VNG-brochure is bij de toegestane horeca-activiteiten in een rustige woonwijk een richtafstand van 10 m aanbevolen. De afstand tussen de horecagelegenheid en de gevel van de woning op het perceel [locatie 4] is 6,6 m. Daarmee wordt niet aan de aanbevolen richtafstand voldaan. De raad heeft daarom terecht aanleiding gezien om een akoestisch onderzoek uit te voeren teneinde de daadwerkelijke geluidgevolgen van het plan te onderzoeken. Dit onderzoek wordt in het hiernavolgende besproken.

Akoestisch onderzoek

6. [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] betogen dat het plan tot geluidoverlast ter plaatse van hun woningen en tuinen leidt. Zij voeren aan dat in het akoestisch onderzoek is uitgegaan van onjuiste uitgangspunten. In dit verband wijzen zij er op dat in het akoestisch onderzoek wordt uitgegaan van een onjuiste bedrijfssituatie, onjuiste bronvermogens en een onjuist aantal verkeersbewegingen. In het kader van het betoog dat van een onjuiste bedrijfssituatie wordt uitgegaan, wordt onder meer aangevoerd dat het akoestisch onderzoek er ten onrechte van uitgaat dat de keuken om 21:00 uur sluit. In het kader van het betoog dat van onjuiste bronvermogens wordt uitgegaan, wordt onder meer aangevoerd dat er in het akoestisch onderzoek ten onrechte van wordt uitgegaan dat de aanwezige mensen rustig praten. [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] verwijzen in dit verband naar het in opdracht van hen door Peutz B.V. opgestelde rapport "Bestemmingsplan [locatie 1] te Wijlre second opinion op akoestisch onderzoek" van 26 januari 2016 (hierna: het rapport van Peutz).

6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat een akoestisch onderzoek is uitgevoerd, waaruit blijkt dat de gehanteerde geluidnormen niet worden overschreden.

6.2. In het akoestisch onderzoek staat dat de keuken open is van 10:00 tot 21:00 uur. In het akoestisch onderzoek is voorts een bronbeschrijving van de representatieve bedrijfssituatie opgenomen. De maximale geluidniveaus ten gevolge van stemgeluid afkomstig van het terras zijn in het akoestisch onderzoek betrokken. Uit archiefgegevens (Journaal Geluid december 2009, nr. 10) blijkt dat voor stemgeluid een bronvermogen van 61 dB(A) representatief is, aldus het akoestisch onderzoek.

6.3. In het rapport van Peutz staat dat de geluidemissie als gevolg van stemgeluid op het terras in het akoestisch onderzoek met 4 tot 9 dB(A) is onderschat. In het Journaal Geluid december 2009, nr. 10 staat namelijk dat voor stemgeluid een bronvermogen representatief is van 65 dB(A) voor normaal spreken en 70 dB(A) voor spreken met stemverheffing.

6.4. De planregels sluiten niet uit dat de keuken na 21:00 uur geopend is. Het akoestisch onderzoek gaat er echter van uit dat de keuken om 21:00 uur sluit. Nu moet worden uitgegaan van hetgeen het plan toestaat, gaat het akoestisch onderzoek niet uit van de maximale planologische mogelijkheden.

6.5. Het akoestisch onderzoek hanteert 61 dB(A) als bronvermogen voor stemgeluid. Hiervoor wordt verwezen naar het Journaal Geluid, december 2009, nr. 10. In het Journaal Geluid december 2009, nr. 10 is een tabel opgenomen met bronvermogens van menselijk stemgeluid. Hierin staat dat het bronvermogen van het stemgeluid 65 dB(A) voor normaal spreken en 70 dB(A) voor spreken met stemverheffing is. Bij het onderzoeken van de akoestische gevolgen van dit plan is derhalve niet uitgegaan van het juiste bronvermogen van het stemgeluid veroorzaakt door spreken.

Beoordeling van het akoestisch onderzoek door de raad

7. [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] voeren voorts aan dat de raad niet heeft gemotiveerd waarom het aanvaardbaar is dat de geluidsgrenswaarden worden overschreden.

7.1. In het akoestisch onderzoek is getoetst aan de geluidgrenswaarden volgens de VNG-brochure en het Activiteitenbesluit milieubeheer. In de VNG-brochure staat dat indien het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op woningen in het gebiedstype rustige woonwijk hoger is dan 45 dB(A) en maximaal 50 dB(A) het bevoegd gezag moet motiveren waarom het de geluidbelasting in de concrete situatie aanvaardbaar vindt. Ook indien de geluidbelasting als gevolg van de verkeersaantrekkende werking op woningen maximaal 50 dB(A) bedraagt, moet het bevoegd gezag motiveren waarom het de geluidbelasting in de concrete situatie aanvaardbaar vindt.

In het akoestisch onderzoek staat dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ten gevolge van de horeca-activiteiten op de woning van [appellant sub 3A] 50 dB(A) en op de woning van [appellant sub 3B] 43 dB(A) gedurende de dagperiode zal bedragen.

In het akoestisch onderzoek staat voorts dat de geluidbelasting als gevolg van de verkeersaantrekkende werking op de woningen van [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] maximaal 40 dB(A) gedurende het etmaal zal bedragen.

7.2. Vanwege het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ter plaatse van de woning van [appellant sub 3A] rust op de raad de extra motiveringseis uit de VNG-brochure. Ook vanwege de geluidbelasting als gevolg van de verkeersaantrekkende werking ter plaatse van beide woningen rust op de raad de extra motiveringseis uit de VNG-brochure. De raad heeft ter zitting toegelicht dat hij de geluidbelasting in deze concrete situatie aanvaardbaar vindt omdat geen sprake is van een rustige woonwijk, maar van een gemengd gebied. Zoals reeds in overweging 5.4 is overwogen, oordeelt de Afdeling dat de ijssalon in een rustige woonwijk ligt. Gelet op het voorgaande heeft de raad onvoldoende gemotiveerd dat de geluidbelasting als gevolg van dit plan in deze concrete situatie aanvaardbaar is.

Overige aspecten geluid

8. Voorts voeren [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] aan dat de raad ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de geluidoverlast ter plaatse van de tuinen.

8.1. [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] betogen terecht dat de raad in het kader van zijn beoordeling of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat eveneens de geluidbelasting in de tuinen behorend bij hun woningen moet betrekken. Er heeft geen beoordeling van het geluid in de tuinen plaatsgevonden. Ook heeft de raad niet gemotiveerd waarom de geluidbelasting in de tuinen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] aanvaardbaar is.

Conclusie

9. Gelet op de gebreken genoemd in de overwegingen 6.5 en 6.6 heeft de raad zich niet op het akoestisch onderzoek kunnen baseren. Voorts heeft hij gelet op overweging 7.2 onvoldoende gemotiveerd dat de geluidbelasting als gevolg van dit plan in deze concrete situatie aanvaardbaar is. Gelet op overweging 8.1 heeft de raad geen afweging gemaakt omtrent de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting ter plaatse van de tuinen behorende bij de woningen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B]. Gelet op het voorgaande heeft de raad bij de voorbereiding van het plan niet de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen vergaard. Het besluit is daarom in strijd met artikel 3:2 van de Awb onzorgvuldig voorbereid.

Het betoog slaagt.

Parkeren

10. [appellant sub 1] en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] betogen dat de horecagelegenheid tot parkeeroverlast leidt. Hiertoe voeren zij aan dat ten behoeve van dit plan onvoldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Zij verwijzen in dit verband naar het door SVA Stiphout Verkeersadvies opgestelde rapport. Ook voeren zij aan dat onjuiste uitgangspunten ten grondslag liggen aan de memo waar de raad naar verwijst. In dit verband stellen zij dat de verkeerstellingen en tellingen van bezoekers in de periode van 6 juli 2015 tot 26 juli 2015 niet representatief zijn. Hiertoe voeren zij aan dat vanaf eind mei 2015 het bezoekersaantal is teruggelopen vanwege de vondst van asbest in de horecagelegenheid. Ook wijzen [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] er op dat de metingen hebben plaatsgevonden in de zomervakantie.

10.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan voorziet in zijn eigen parkeerbehoefte. In dit verband wijst hij op een memo waarin onderzoek is gedaan naar de parkeervraag als gevolg van de horecagelegenheid.

10.2. In de "Beleidsnota Parkeernormen en Parkeerfonds Gulpen-Wittem" staat dat de normen die in de Beleidsnota worden gehanteerd in eerste instantie zijn gebaseerd op de parkeerkencijfers uit de CROW publicatie 182; "Parkeerkencijfers - Basis voor parkeernormeringen" van maart 2004. Vervolgens zijn de parkeerkencijfers toegespitst op de specifieke situatie van Gulpen-Wittem. De norm voor café en cafetaria is 5,0 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. De norm voor restaurant is 10,0 per 100 m2 bvo.

10.3. In het rapport van SVA Stiphout, opgesteld op 7 april 2015, staat dat de parkeernormen zijn gebaseerd op verouderd beleid. De Beleidsnota Parkeernormen gaat namelijk uit van de parkeerkencijfers van de CROW publicatie uit 2004, terwijl in 2012 een nieuwe CROW publicatie is uitgegeven.

Voorts staat in het rapport van SVA Stiphout dat de parkeerbehoefte onjuist is berekend. Voor het horecagedeelte moet volgens het rapport van SVA Stiphout worden uitgegaan van 715 m2 bvo. Ook is ten onrechte uitgegaan van de parkeernorm voor de functie "café, bar en cafetaria" in plaats van de functie "restaurant".

Tot slot staat in het rapport van SVA Stiphout dat de parkeernormen ten onrechte niet zijn opgenomen in de planregels.

10.4. In de memo "Verkeerskundig onderzoek" van 15 september 2015 opgesteld door Nordinfra (hierna: de memo), is ingegaan op het rapport van SVA Stiphout. In de memo staat dat parkeerdrukmetingen zijn gedaan om de huidige parkeerdruk inzichtelijk te maken. In de memo is vervolgens de parkeerbehoefte berekend op basis van de parkeerkencijfers uit de CROW publicatie 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" (hierna: CROW 2012) en de Beleidsnota Parkeernormen.

In de memo wordt uitgegaan van hetzelfde bvo van het horecagedeelte als in het rapport van SVA Stiphout. In de berekening is uitgegaan van de functie "café, bar, cafetaria". Er is niet uitgegaan van de functie "restaurant" omdat de horecagelegenheid die in dit plan wordt voorzien een kortere gemiddelde verblijfsduur heeft, aldus de memo.

10.5. Aan een gedeelte van het plan is de bestemming "Horeca" met de aanduiding "parkeerterrein" toegekend. Vast staat dat ter plaatse 56 parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

10.6. In artikel 6, lid 6.1.2, van de planregels is opgenomen dat bij het gebruik van de gronden voor horecadoeleinden in voldoende parkeergelegenheid moet worden voorzien. In dit verband wordt verwezen naar de Beleidsnota Parkeernormen. Het voldoen aan de parkeernormen uit de Beleidsnota Parkeernormen is in de planregels voorgeschreven. Het is niet mogelijk om in minder parkeerplaatsen te voorzien als feitelijke tellingen een lagere parkeerbehoefte uitwijzen dan het aantal dat volgens de parkeernormen uit de Beleidsnota Parkeernormen moet worden gerealiseerd. Om die reden kan in het midden blijven hoe representatief de parkeerdrukmetingen zijn.

Zowel de parkeerkencijfers van het CROW 2012 als de beleidsnota parkeernormen gaan voor de functie "café en cafetaria" uit van 5,0 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo en voor de functie "restaurant" van 10,0 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. Bij het berekenen van de benodigde parkeerplaatsen is uitgegaan van de functie "café, bar, cafetaria" en niet van de functie "restaurant". De gronden die voor horecadoeleinden mogen worden gebruikt, mogen echter ingevolge artikel 3, lid 3.1.1, onder a, in samenhang gelezen met artikel 1, lid 1.35, van de planregels ook als restaurant worden gebruikt. Er is derhalve geen rekening gehouden met de maximale planologische mogelijkheden. Dat initiatiefnemer de horecagelegenheid nu gebruikt als ijssalon doet daaraan niet af. Het plan maakt immers ook andere horecavoorzieningen mogelijk.

Indien 715 m2 bvo wordt gebruikt voor de functie "restaurant" dan moet in 72 parkeerplaatsen worden voorzien. In dit plan worden 56 parkeerplaatsen gerealiseerd. Er is derhalve een tekort van 16 parkeerplaatsen. De raad gaat er daarom ten onrechte van uit dat in voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein wordt voorzien. De raad heeft het plan daarom in strijd met artikel 3:2 van de Awb onzorgvuldig voorbereid.

Het betoog slaagt.

Conclusie

11. In hetgeen [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. De beroepen zijn gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.

12. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

Proceskosten

13. Met betrekking tot [appellant sub 1] en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] dient de raad op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Met betrekking tot [appellant sub 2] is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart de beroepen gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Gulpen-Wittem van 26 november 2015 waarbij het bestemmingsplan "[locatie 1] te Wijlre" is vastgesteld;

III. draagt de raad van de gemeente Gulpen-Wittem op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het onder II. genoemde onderdeel wordt verwerkt op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl;

IV. veroordeelt de raad van de gemeente Gulpen-Wittem tot vergoeding van bij [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 115,14 (zegge: honderdvijftien euro en veertien cent), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

V. veroordeelt de raad van de gemeente Gulpen-Wittem tot vergoeding van bij [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 992,00 (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

VI. gelast dat de raad van de gemeente Gulpen-Wittem aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander, € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander, en € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.

Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.W.A.M.M. Delauw, griffier.

w.g. Van Ettekoven w.g. Delauw

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2016

812.

Bijlage

* Bij de rechtsoverwegingen 4.2 en 10.6

Planregels

Begrippen

1.35 horeca

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren, op de begane grond, die ter plaatse dienen te worden genuttigd. Daaronder worden onder andere begrepen: automatiek, broodjeszaak, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, tearoom, traiteur, bistro, snackbar, cafetaria en restaurant.

Bestemming "Horeca"

3.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Horeca" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. horeca;

b. bedrijfswoningen;

c. een buitenterras, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "terras";

d. parkeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein";

e. landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - landschappelijke inpassing" overeenkomstig het landschapsplan opgenomen als bijlage 1 bij deze regels;

met daaraan ondergeschikt:

f. verkoop van eigen daar vervaardigde en geproduceerde (streek)producten, met een maximum gebruiksoppervlakte van 40 m², ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";

g. kleinschalige agrarische activiteiten;

h. kleinschalig (agrarisch) gebruik;

en de daarbij behorende voorzieningen.

3.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;

b. detail- en/of groothandel, behoudens ter plekke van de aanduiding "detailhandel" waar verkoop van eigen daar vervaardigde en geproduceerde (streek)producten is toegestaan met een maximum gebruiksoppervlakte van 40 m²;

c. een automatiek, snackbar en/of cafetaria;

d. kantoren;

e. dienstverlening;

f. wonen, behoudens in een bedrijfswoning;

g. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.

* Bij rechtsoverweging 7.1

Activiteitenbesluit milieubeheer

Artikel 2.17

1. Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat:

a. de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden;

Tabel 2.17a

07:00-19:00 uur 19:00-23:00 uur 23:00-07:00 uur

LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen 50 dB(A) 45 dB(A) 40 dB(A)

LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen 70 dB(A) 65 dB(A) 60 dB(A)

* Bij rechtsoverweging 10.6

Planregels

Algemene gebruiksregels

6.1.2 Tot een gebruik strijdig met de in artikel 3 gegeven bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de "Beleidsnota Parkeernormen en Parkeerfonds Gulpen-Wittem", bijgevoegd bij deze regels als bijlage 2.