Raad van State, 22-02-2017, ECLI:NL:RVS:2017:469, 201605537/1/R1
Raad van State, 22-02-2017, ECLI:NL:RVS:2017:469, 201605537/1/R1
Gegevens
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 22 februari 2017
- Datum publicatie
- 22 februari 2017
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2017:469
- Zaaknummer
- 201605537/1/R1
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 28 juni 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Supermarkt e.o. Waarland" vastgesteld.
Uitspraak
201605537/1/R1.
Datum uitspraak: 22 februari 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Waarland, gemeente Schagen,
en
de raad van de gemeente Schagen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 juni 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Supermarkt e.o. Waarland" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 januari 2017, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. J. Been, E. Franke en B. Odie, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. D.J. de Jongh, advocaat te Zwolle, en Waarlands Dorpshuis, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Toetsingskader
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het plan
2. Het plan voorziet in een winkelruimte ten behoeve van onder meer een supermarkt, woningbouw in de vorm van 22 vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen en de uitbreiding van het dorpshuis/de sporthal. Het plan dat voorheen voor het plangebied gold, voorzag in de bouw van 40 woningen. Deze zijn niet gerealiseerd. In het plangebied zijn thans voetbalvelden aanwezig die niet meer als zodanig worden gebruikt.
Inleiding
3. [appellant] woont aan de [locatie] in de directe omgeving van het plangebied. Hij vreest dat zijn woon- en leefklimaat zal worden aangetast door de ontwikkelingen waarin het plan voorziet, vooral als gevolg van geluid- en verkeershinder vanwege de supermarkt. De afstand van de woning van [appellant] tot aan het bouwvlak waarbinnen de supermarkt is voorzien, bedraagt ongeveer 35 m.
Het beroep
4. [appellant] kan zich niet verenigen met de manier waarop de raad de zienswijze die hij over het ontwerpplan heeft ingediend, heeft behandeld. In dit verband is aangevoerd dat de raad niet expliciet op alle onderdelen van de zienswijze is ingegaan.
4.1. De Afdeling overweegt dat artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), waarin staat dat een besluit op een deugdelijke motivering dient te berusten, zich er niet tegen verzet dat zienswijzen samengevat worden weergegeven. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, vormt op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde argumenten niet bij de besluitvorming zijn betrokken.
Het betoog faalt.
5. [appellant] betoogt voorts dat niet is voldaan aan de richtafstanden die in de VNG-brochure zijn genoemd, zodat het plan onaanvaardbare gevolgen heeft voor zijn woon- een leefklimaat. Hij voert hiertoe aan dat in de VNG-brochure een richtafstand van 10 m wordt aanbevolen als het plan voorziet in een supermarkt of in de activiteit "detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel". De afstand tussen zijn perceel en het plangebied bedraagt volgens [appellant] echter maar 7 m. De raad had om die reden nader moeten onderzoeken in hoeverre ter plaatse van zijn woning geluid-, trilling-, licht-, geur- en stofoverlast zal ontstaan als gevolg van de voorziene detailhandel. Dit is door de raad ten onrechte nagelaten.
5.1. De raad stelt dat hij voor het bepalen van de richtafstanden aansluiting heeft gezocht bij de VNG-brochure. Nu is voldaan aan de richtafstanden die hierin worden aanbevolen, acht de raad een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning van [appellant] verzekerd.
5.2. In de plantoelichting staat dat de VNG-brochure is toegepast. Hierbij is uitgegaan van detailhandel die tot milieucategorie 1 behoort, waarvoor een richtafstand van 10 m wordt aanbevolen.
De Afdeling stelt vast dat in de VNG-brochure voor de activiteit "supermarkten, warenhuizen" een afstand van 10 m wordt aanbevolen voor de aspecten geluid en gevaar. Ten aanzien van de aspecten geur en stof is de richtafstand in de VNG-brochure op 0 m gesteld. Voor de activiteit "detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel" wordt voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar in de VNG-brochure een richtafstand van 10 m genoemd. De richtafstand dient ingevolge de VNG-brochure te worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is.
5.3. Het perceel [locatie] is opgenomen in het bestemmingsplan "Waarland" dat door de raad is vastgesteld op 15 mei 2012. Daarin is aan het perceel de bestemming "Woongebied" met de aanduiding "gevellijn" toegekend. Ingevolge artikel 15, lid 15.2.1, onder a, van de planregels bij het bestemmingsplan "Waarland" mag een hoofdgebouw uitsluitend met de voorgevel in de lijn ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" worden gebouwd. Dat betekent dat de aanduiding "gevellijn" op het perceel Jonkerstraat heeft te gelden als de uiterste situering van de gevel van een woning in de zin van de VNG-brochure.
De Afdeling overweegt dat voor het meten van de richtafstanden die in de VNG-brochure worden genoemd, derhalve moet worden uitgegaan van enerzijds de grens van het plandeel met de bestemming "Centrum" - waar de winkelruimte ten behoeve van de supermarkt is voorzien - en anderzijds de gevellijn op het perceel van [appellant]. Deze afstand bedraagt ongeveer 11 m. Dat betekent dat aan de richtafstand is voldaan. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat [appellant] in zoverre niet op onaanvaardbare wijze in zijn woon- en leefklimaat zal worden aangetast vanwege de winkelruimte waarin het plan voorziet.
In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling voorts geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid aansluiting heeft kunnen zoeken bij de richtafstanden in de VNG-brochure, dan wel - ondanks dat aan de richtafstand in de VNG-brochure wordt voldaan - nader onderzoek had moeten doen naar geluid-, trilling-, licht-, geur- en stofoverlast ter plaatse van de woning van [appellant].
Het betoog faalt.
6. [appellant] betoogt voorts dat zijn woon- en leefklimaat onaanvaardbaar zal worden aangetast vanwege geluidhinder als gevolg van de supermarkt. Hij voert hiertoe aan dat uit het geluidonderzoek dat in verband met de vaststelling van het plan is verricht, blijkt dat de grenswaarden die in de VNG-brochure worden genoemd voor zowel het langtijdgemiddelde als het maximale geluidniveau, worden overschreden. Volgens [appellant] heeft de raad niet toereikend gemotiveerd waarom deze overschrijdingen aanvaardbaar zouden zijn. [appellant] betoogt tevens dat uit het geluidrapport dat naar aanleiding van het onderzoek is opgesteld, niet duidelijk wordt of de supermarkt ook na 19.00 uur en op zondag zal worden bevoorraad. In het plan is daarom ten onrechte niet geregeld dat bij de supermarkt na 19.00 uur en op zondag geen laad- en losactiviteiten mogen plaatsvinden, aldus [appellant].
6.1. In verband met de vaststelling van het plan heeft de raad - ondanks dat de richtafstand in de VNG-brochure wat het aspect geluid betreft niet wordt overschreden - door het Noordelijk Akoestisch Adviesburo B.V. een geluidonderzoek laten verrichten. De resultaten hiervan zijn neergelegd in het rapport "Onderzoek geluidsuitstraling nieuwbouw winkelcentrum en wonen in Waarland" (hierna: het geluidrapport) van 27 januari 2016. Het geluidrapport is als bijlage bij de plantoelichting gevoegd.
Uit het geluidrapport blijkt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau ter plaatse van de [locatie] niet voldoen aan de grenswaarden die in dit verband in paragraaf B5.3 van bijlage 5 van de VNG-brochure worden genoemd. In de VNG-brochure staat dat het bevoegd gezag in dat geval moet motiveren waarom het de inpassing van een ontwikkeling die leidt een overschrijding van de grenswaarde, in een concrete situatie acceptabel acht.
De plantoelichting vermeldt dat het overschrijden van de grenswaarden te wijten is aan de laad- en losactiviteiten van de supermarkt. Omdat in de praktijk blijkt dat overschrijdingen van de maximale geluidniveaus door laad- en losactiviteiten gedurende de dagperiode in het algemeen niet tot hinder leiden, heeft de raad de overschrijding in dit geval acceptabel geacht, zo vermeldt de plantoelichting.
6.2. Ter zitting heeft de raad over de aanvaarbaarheid van de geluidbelasting ter plaatse van de [locatie] als gevolg van het plan nog toegelicht dat in het geluidrapport is uitgegaan van een worst case scenario met betrekking tot de laad- en losactiviteiten: als gevolg van de supermarkt worden twee vrachtwagenbewegingen per dag verwacht, terwijl in het geluidonderzoek met meer vrachtwagenbewegingen is gerekend. Verder geeft de raad te kennen dat - zoals ook in het geluidrapport is vermeld - na 19.00 uur en op zondag in principe geen laad- en losactiviteiten in het plangebied zullen plaatsvinden. Hij wijst er in dit verband op dat het de verantwoordelijkheid van de exploitant van de supermarkt is om in voorkomende gevallen aan de geluidnormen in het Activiteitenbesluit te voldoen.
6.3. Gelet op de omvang van de supermarkt waarin het plan voorziet, acht de Afdeling het niet onaannemelijk dat het aantal vrachtwagenbewegingen als gevolg van het plan beperkt zal zijn. Zij overweegt voorts dat het laden en lossen kan leiden tot overschrijding van het langtijdgemiddelde en het maximale geluidniveau als genoemd in paragraaf B5.3 van bijlage 5 van de VNG-brochure, zoals blijkt uit het geluidrapport. Uit dit geluidrapport blijkt tevens dat deze overschrijding in hoofdzaak wordt veroorzaakt door laad- en losactiviteiten. Omdat het aantal en de duur van de overschrijdingen om die reden beperkt zal zijn en het laden en lossen in principe alleen in de dagperiode zal plaatsvinden, heeft de raad deze in redelijkheid aanvaardbaar kunnen achten.
6.4. Ten aanzien van het betoog van [appellant] dat in het plan ten onrechte niet is geregeld dat na 19.00 uur en op zondag geen laad- en losactiviteiten plaatsvinden, overweegt de Afdeling als volgt. Indien na 19.00 uur en op zondag laad- en losactiviteiten plaatsvinden ten gevolge waarvan de daarvoor gestelde grenswaarden in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit worden overschreden, kan daartegen handhavend worden opgetreden. Voorts is ter zitting bevestigd dat er geen voornemen bestaat om op de genoemde tijdstippen te laden en te lossen. Het betoog van [appellant] geeft naar het oordeel van de Afdeling daarom geen aanleiding voor de conclusie dat de raad niet heeft mogen afzien van een nadere regeling in het plan die ertoe strekt dat na 19.00 uur en op zondag geen laad- en losactiviteiten mogen plaatsvinden.
Het betoog faalt.
7. [appellant] betoogt verder dat ten onrechte geen verkeersonderzoek is verricht. Ook is volgens hem ten onrechte geen verkeerscirculatieplan opgesteld.
7.1. Het aantal verkeersbewegingen dat als gevolg van het plan te verwachten valt, is blijkens de plantoelichting aan de hand van de normen die staan vermeld in CROW-publicatie 317 geschat op ongeveer 875. De raad heeft ter zitting nader toegelicht dat de Jonkerstraat maximaal ongeveer 3.500 motorvoertuigen per etmaal kan verwerken, en dat dit aantal - zelfs als de extra verkeersbewegingen als gevolg van het plan zo ruim mogelijk worden ingeschat - niet wordt bereikt. Voorts heeft de raad erop gewezen dat het plangebied niet slechts via de Jonkerstraat zal worden ontsloten, maar dat aan de zuidkant van het plangebied eveneens twee ontsluitingswegen worden gerealiseerd, zoals ook blijkt uit de verbeelding bij het plan. Van onaanvaardbare verkeersgevolgen door het plan is daarom geen sprake, zo stelt de raad. Hij heeft in dit verband tevens te kennen gegeven dat het plan geen extra verkeer zal genereren ten opzichte van het voorheen geldende plan, dat in de bouw van 40 woningen voorzag.
Gelet op deze toelichting van de raad en mede gelet op de omgeving van het plangebied en het karakter van de Jonkerstraat, heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een dusdanige toename van verkeersbewegingen dat bij de voorbereiding ervan een verkeersonderzoek had moeten worden verricht en een verkeerscirculatieplan had moeten worden opgesteld. De enkele stelling van [appellant] dat de bezoekers van de supermarkt voornamelijk de Jonkerstraat als toegangsweg tot het plangebied zullen gebruiken, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
Het betoog faalt.
8. [appellant] betoogt voorts dat het plan ertoe leidt dat zijn uitzicht onevenredig zal worden belemmerd.
8.1. Ingevolge artikel 3, lid 3.2.1, onder b, van de planregels, bezien in samenhang met de verbeelding bij het plan, bedraagt de maximale bouwhoogte van de winkelruimte waarin het plan voorziet, 8 m. De woning van [appellant] ligt op een afstand van ongeveer 35 m van het bouwvlak.
Ingevolge artikel 5, lid 5.2.1, onder c, van de planregels, bezien in samenhang met de verbeelding bij het plan, bedraagt de maximale bouwhoogte van de uitbreiding van het dorpshuis/de sporthal waarin het plan voorziet, 10 m. De woning van [appellant] ligt op een afstand van ongeveer 22 m van het bouwvlak.
Aan het perceel [locatie] is in het bestemmingsplan "Waarland" de bestemming "Woongebied" toegekend. Ingevolge artikel 15, lid 15.2.1, onder e, van de planregels bij het bestemmingsplan "Waarland", bedraagt de bouwhoogte van woningen binnen de als "Woongebied" bestemde gronden ten hoogste 10 m.
8.2. De Afdeling overweegt dat niet is uitgesloten dat het uitzicht van [appellant] als gevolg van het plan enigszins zal worden aangetast. Gelet op de hoogtes en afstanden die hiervoor zijn genoemd, heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het woon- en leefklimaat van [appellant] niet zodanig zal worden aangetast, dat hieraan een doorslaggevend belang moet worden toegekend. Daarbij neemt de Afdeling tevens in aanmerking dat geen blijvend recht op vrij uitzicht bestaat.
Het betoog faalt.
9. [appellant] betoogt verder dat de omgevingsvergunning die aan [belanghebbende] is verleend ten behoeve van de realisering van de ontwikkelingen in het plan, met dit plan in strijd is en derhalve feitelijk neerkomt op een wijziging van het plan zonder dat de daarvoor geëigende procedure is gevolgd.
9.1. De Afdeling stelt vast dat de omgevingsvergunning in deze procedure niet ter toetsing voorligt. Reeds hierom faalt dit betoog.
10. Voor het overige heeft [appellant] zich in zijn beroepschrift beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van zijn zienswijze. In de nota van zienswijzen behorende bij het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijzen. [appellant] heeft in zijn beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijzen in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.J.C. van den Broek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Groen, griffier.
w.g. Van den Broek w.g. Groen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2017
831.