Home

Raad van State, 19-09-2018, ECLI:NL:RVS:2018:3067, 201707417/1/R6

Raad van State, 19-09-2018, ECLI:NL:RVS:2018:3067, 201707417/1/R6

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
19 september 2018
Datum publicatie
19 september 2018
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RVS:2018:3067
Zaaknummer
201707417/1/R6

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 11 juli 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Windpark Weijerswold Coevorden" vastgesteld. Het windpark bestaat uit vier windturbines en ligt in het zuidoosten van de provincie Drenthe, ten zuiden van buurtschap Weijerswold, in de gemeente Coevorden.

Uitspraak

201707417/1/R6.

Datum uitspraak: 19 september 2018

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. Vereniging Tegenwind Weijerswold en anderen, gevestigd te Coevorden, (hierna: Vereniging Tegenwind en anderen)

2. BVT Holding GmbH & C.KG, gevestigd te München (Duitsland),

3. Vereniging Tegenwind Weijerswold en anderen, gevestigd te Coevorden, (hierna: Vereniging Tegenwind)

appellanten,

en

1. de raad van de gemeente Coevorden,

2. het college van burgemeester en wethouders van Coevorden,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 11 juli 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Windpark Weijerswold Coevorden" vastgesteld.

Bij besluit van 20 juli 2017 heeft het college aan Raedthuys Windenergie B.V. een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a en i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) verleend voor twee windturbines, aangeduid als W1 en W2, voor 30 jaar voor de locatie kadastraal bekend gemeente Coevorden, sectie H, nummer 784 en 786, Weijerswold ong. te Coevorden.

Bij besluit van 20 juli 2017 heeft het college aan Coevorden Weijerswold Exploitatie B.V. een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a en i, van de Wabo verleend voor twee windturbines, aangeduid als W3 en W4, voor 30 jaar voor de locatie, kadastraal bekend gemeente Coevorden, sectie I, nummers 2728 en 2739, lokaal bekend Weijerswold ong.

Tegen deze besluiten hebben Vereniging Tegenwind en anderen, BVT Holding en Vereniging Tegenwind beroep ingesteld.

De raad en het college hebben gezamenlijk een verweerschrift ingediend.

De raad en het college en Vereniging Tegenwind en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 juni 2018, waar zijn verschenen Vereniging Tegenwind en anderen en Vereniging Tegenwind, bij monde van [voorzitter], bijgestaan door mr. J.G.L. van Nus, mr. S.J. de Haan en mr. P.E. Krul, advocaten te Amsterdam, BVT Holding, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. G. Bosma, advocaat te Utrecht, de raad en het college, vertegenwoordigd door H. Schrik, H.A. Gortmaker, D.F. Lansink en L. Vranken, bijgestaan door mr. drs. H. Witbreuk, advocaat te Almelo. Voorts zijn ter zitting als partij gehoord Raedthuys Windenergie B.V., Coevorden Weijerswold Exploitatie B.V. en Windunie Development B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. M.M. Kaajan, advocaat te Amsterdam.

Overwegingen

1. De bestreden besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekend gemaakt met toepassing van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro).

2. De bestreden besluiten maken de oprichting van het Windpark Weijerswold mogelijk. Het windpark bestaat uit vier windturbines en ligt in het zuidoosten van de provincie Drenthe, ten zuiden van buurtschap Weijerswold, in de gemeente Coevorden. De windturbines worden gerealiseerd en geëxploiteerd door Raedthuys Windenergie B.V., Coevorden Weijerswold Exploitatie B.V. en Windunie Development B.V.

Het windpark Weijerswold ligt nabij de grens tussen Nederland en Duitsland. Net over de grens bevindt zich in Duitsland een bestaand windpark. BVT Holding is de exploitant van het Duitse windpark.

De windturbines hebben een ashoogte van ten minste 99 tot ten hoogste 122 m, een rotordiameter van ten minste 115 tot ten hoogste 136 m en een vermogen van ten minste 3 MW tot ten hoogste 3,6 MW.

Met het windpark wordt beoogd een bijdrage te leveren aan de nationale, provinciale en gemeentelijke ambities voor het opwekken van duurzame energie.

3. Na de beoordeling van de ontvankelijkheid van de beroepen zal de Afdeling als eerste ingaan op de beroepsgronden van BVT Holding. Vervolgens zullen de beroepsgronden die zijn ingediend door Vereniging Tegenwind en anderen en Vereniging Tegenwind worden behandeld. Hierbij zullen achtereenvolgens de volgende onderwerpen aan de orde komen:

- Toepasselijkheid van de Crisis- en Herstelwet (overweging 10);

- Inspraak (overwegingen 11-12);

- Objectiviteit onderzoeken (overweging 13);

- Bestemmingsplan, waarbij achtereenvolgens de onderwerpen draagvlak, nut en noodzaak, locatiekeuze, stedelijke ontwikkeling, geluid, slagschaduw en lichtschittering, veiligheid, natuur, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden, sociaaleconomische gevolgen, Besluit milieueffectrapportage, uitvoerbaarheid en overige beroepsgronden tegen het plan worden besproken (overwegingen 14-100);

- Omgevingsvergunningen en maatwerkvoorschriften (overwegingen 101-122);

- Slotoverwegingen (overwegingen 123-125).

Aan het einde van de uitspraak staat de conclusie (overweging 126).

4. De relevante regelgeving is opgenomen in de uitspraak dan wel in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.

5. Uit artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, volgt dat uitsluitend belanghebbenden beroep kunnen instellen tegen de bestreden besluiten. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

5.1.

Voor het zijn van belanghebbende moet aannemelijk zijn dat ter plaatse van de woning of het perceel van de betrokkene gevolgen van enige betekenis kunnen worden ondervonden. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271, onder 3.2, is het uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit - zoals een bestemmingsplan of een vergunning - toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef-, of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.

Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:616, onder 7, in de zaak over het windpark De Drentse Monden en Oostermoer (hierna: uitspraak over het windpark De Drentse Monden en Oostermoer), hanteert de Afdeling voor windparken op land als uitgangspunt dat gevolgen van enige betekenis aanwezig kunnen worden geacht binnen een afstand van tien keer de tiphoogte van de voor appellanten dichtstbijzijnde windturbine, gemeten vanaf de voet van de windturbine. In veel gevallen bestaat ook buiten deze afstand zicht op het windpark, vooral als het windpark in open landschap ligt. De Afdeling gaat er echter van uit dat de gevolgen van het zicht op het windpark voor het woon- en leefklimaat op een afstand van meer dan tien keer de tiphoogte in beginsel te beperkt zijn om nog te kunnen spreken van gevolgen van enige betekenis. Daarnaast gaat de Afdeling ervan uit dat op een afstand van meer dan tien keer de tiphoogte in beginsel geen andere gevolgen van enige betekenis van het windpark zijn te verwachten, zoals geluid- of slagschaduwhinder van enige betekenis.

5.2.

Het bestemmingsplan en de omgevingsvergunningen maken windturbines mogelijk met een ashoogte van minimaal 99 m en maximaal 122 m. De rotordiameter van de windturbines bedraagt ten minste 115 m en ten hoogste 136 m. De tiphoogte van de windturbines is daarom minimaal 156,5 m en maximaal 190 m. Dit betekent dat de Afdeling er vanuit gaat dat op een afstand van meer dan 1.900 m geen gevolgen van enige betekenis van de windturbines zullen worden ondervonden.

6. Het beroep van Vereniging Tegenwind is naast de vereniging tevens ingediend namens verschillende natuurlijke personen. Van deze natuurlijke personen woont een aantal op meer dan 1.900 m van de dichtstbijzijnde windturbine. Dit geldt voor [persoon A] en [persoon B], [persoon C] en [persoon D]. De Afdeling is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat zij geen belanghebbenden zijn bij de vaststelling van het bestemmingsplan en de verleende omgevingsvergunningen voor windpark Weijerswold. Het beroep van Vereniging Tegenwind en is dan ook niet-ontvankelijk, voor zover het beroep is ingesteld door [persoon A] en [persoon B], [persoon C] en [persoon D].

INGETROKKEN BEROEPSGRONDEN

7. Vereniging Tegenwind en anderen hebben de beroepsgrond die ertoe strekt dat de Afdeling niet bevoegd is de beroepen te behandelen en de beroepsgrond die ertoe strekt dat zich strijd voordoet met de Coördinatieverordening Coevorden 2012 ter zitting ingetrokken.

HET BEROEP VAN BVT HOLDING

8. BVT Holding is exploitant van een windpark in Duitsland. Dit windpark bevindt zich op enkele honderden meters van het windpark Weijerswold. Het windpark in Duitsland bestaat uit tien windturbines. De Duitse overheid heeft op 21 december 2016 aan BVT Holding vergunning verleend om het windpark te herstructureren. Van de tien windturbines zullen twee windturbines in stand worden gehouden en acht windturbines verdwijnen. Deze acht windturbines zullen worden vervangen door zes nieuwe windturbines.

9. BVT Holding vreest dat zij schade lijdt als gevolg van de realisatie van windpark Weijerswold door een verminderde opbrengst van de door haar op te richten windturbines. Zij voert aan dat de windturbines van het windpark Weijerswold op een afstand van ongeveer 430 m tot de tot haar windpark behorende windturbines zijn voorzien. Deze afstand is volgens BVT Holding te beperkt. Volgens haar is het bij windturbines in zijwindrichting gebruikelijk dat windturbines op een onderlinge afstand van vijf maal de rotordiameter worden gesitueerd. Zij stelt dat ten onrechte geen onderzoek is verricht naar de gevolgen van turbulentie die de vier voorziene turbines van het windpark Weijerswold zullen veroorzaken. Zij brengt naar voren dat de vier turbines een gemiddelde verlaging van de opbrengst van haar windturbines met 1,84% tot gevolg hebben, hetgeen overeenkomt met 1.191 MWh/a. Zij verwijst daarbij naar een samenvatting van 5 september 2017 van een rapport van CUBE Engineering GmbH. BVT Holding brengt ten slotte naar voren dat geen rekening is gehouden met de omstandigheid dat door de windturbines van windpark Weijerswold en de windturbines van het windpark in Duitsland tezamen onaanvaardbare geluidhinder ter plaatse van de woningen in Duitsland zal optreden. BVT Holding vreest dat zij daardoor niet meer aan de in Duitsland geldende regelgeving kan voldoen.

9.1.

In de plantoelichting staat dat bij de locatiekeuze en de beoordeling van de landschappelijke effecten en de cumulatieve gevolgen voor geluid en slagschaduw rekening is gehouden met het bestaande windpark in Duitsland en met de herstructurering van dat windpark. De raad heeft toegelicht dat naar aanleiding van overleg met BVT Holding een afstand van minimaal 435 m tot de Duitse windturbines wordt aangehouden. Hij heeft er op gewezen dat de afstanden tussen de Nederlandse en de Duitse turbines groter zijn dan de afstanden tussen de Duitse turbines onderling. Het door BVT Holding gestelde energieverlies van 1,84%, hetgeen overeenkomt met 1.191 MWh/a, is volgens de raad dusdanig beperkt dat dit tot het normaal maatschappelijk of bedrijfsrisico dient te worden gerekend.

9.2.

BVT Holding heeft haar stelling dat het energieverlies van 1,84% onaanvaardbare gevolgen heeft voor haar bedrijfsvoering niet met concrete gegevens onderbouwd. Hetgeen BVT Holding heeft aangevoerd geeft daarom geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het windpark Weijerswold niet zodanige gevolgen heeft voor het windpark dat door BVT Holding wordt geëxploiteerd, dat de raad van vaststelling van het plan had moeten afzien.

9.3.

Het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) schrijft in artikel 3.14a voor dat de windturbines aan de norm dienen te voldoen van ten hoogste 47 dB Lden en ten hoogste 41 dB Lnight op de gevel van gevoelige gebouwen. Zoals hierna onder 21 ook is overwogen volgt uit de plantoelichting dat de raad bij de beoordeling welke geluidhinder hij in het kader van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar acht aansluiting heeft gezocht bij deze norm. Voor cumulatieve geluidhinder zijn geen normen in het Activiteitenbesluit opgenomen.

9.4.

Voor het windpark is onderzoek verricht naar de te verwachten geluidbelasting. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het rapport "Akoestisch onderzoek" van Sweco van 24 mei 2017 (hierna: geluidrapport). In het geluidrapport is ingegaan op de cumulatieve gevolgen van het windpark in Duitsland en het windpark Weijerswold voor de woningen in Weijerswold en over de grens in Duitsland. Volgens dit rapport blijft de cumulatieve geluidbelasting van de windturbines van de twee windparken ter plaatse van de meest dichtbijgelegen woningen in Duitsland onder 47 dB Lden en 41 dB Lnight. De Afdeling acht het standpunt van de raad dat de cumulatieve geluidbelasting ter plaatse van deze woningen aanvaardbaar is daarom niet onredelijk. BVT Holding heeft haar vrees dat desondanks niet kan worden voldaan aan de Duitse wet- en regelgeving over geluid niet met concrete gegevens onderbouwd. De Afdeling ziet daarom in hetgeen zij daarover heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de raad het plan niet heeft mogen vaststellen.

9.5.

Het betoog faalt.

HET BEROEP VAN VERENIGING TEGENWIND EN VAN VERENIGING TEGENWIND EN ANDEREN

TOEPASSELIJKHEID VAN DE CRISIS- EN HERSTELWET

INSPRAAK

OBJECTIVITEIT ONDERZOEKEN

HET BESTEMMINGSPLAN

TOETSINGSKADER

DRAAGVLAK

NUT EN NOODZAAK

LOCATIEKEUZE

STEDELIJKE ONTWIKKELING

GELUID

SLAGSCHADUW EN LICHTSCHITTERING

OBSTAKELVERLICHTING

VEILIGHEID

NATUUR

LANDSCHAPPELIJKE WAARDEN

CULTUURHISTORISCHE WAARDEN

SOCIAALECONOMISCHE GEVOLGEN

BESLUIT M.E.R.

UITVOERBAARHEID

OVERIGE BEROEPSGRONDEN OVER HET PLAN

CONCLUSIE BESTEMMINGSPLAN

OMGEVINGSVERGUNNINGEN EN MAATWERKVOORSCHRIFTEN

TOETSINGSKADER

ALGEMEEN

HET BOUWEN VAN EEN BOUWWERK (ARTIKEL 2.1, EERSTE LID, ONDER A, VAN DE WABO)

BEPERKTE MILIEUTOETS (ARTIKEL 2.1, EERSTE LID, ONDER I, VAN DE WABO)

CONCLUSIE OMGEVINGSVERGUNNINGEN

MAATWERKVOORSCHRIFTEN

SLOTOVERWEGINGEN

HANDHAVING

GROND- EN MENSENRECHTEN, EUROPEES RECHT EN EUROPESE RICHTLIJNEN

RELATIVITEIT

CONCLUSIE

PROCESKOSTEN

BIJLAGE