Raad van State, 21-08-2019, ECLI:NL:RVS:2019:2817, 201807838/1/A3
Raad van State, 21-08-2019, ECLI:NL:RVS:2019:2817, 201807838/1/A3
Gegevens
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 21 augustus 2019
- Datum publicatie
- 21 augustus 2019
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2019:2817
- Zaaknummer
- 201807838/1/A3
Inhoudsindicatie
Op 22 februari 2018 heeft [appellant] een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) met kenmerk MSS/1802/WOBB3 gedaan waarin hij vraagt om de schriftelijke opdracht van de ISD Bollenstreek aan IMK Intermediair te Baarn met kenmerk
50318/339104.
Uitspraak
201807838/1/A3.
Datum uitspraak: 21 augustus 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 augustus 2018 in zaak nr. 18/2582 in het geding tussen:
[appellant]
en
het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek (hierna: ISD Bollenstreek).
Procesverloop
Op 22 februari 2018 heeft [appellant] een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) met kenmerk MSS/1802/WOBB3 gedaan waarin hij vraagt om de schriftelijke opdracht van de ISD Bollenstreek aan IMK Intermediair te Baarn met kenmerk 50318/339104.
Op 26 maart 2018 heeft [appellant] een ingebrekestelling voor het niet besluiten op zijn verzoek van 22 februari 2018 met kenmerk MSS/1803/WOBB3 verzonden.
Bij besluit van 27 maart 2018 heeft ISD Bollenstreek in een verzamelbesluit besloten op 33 verzoeken op grond van de Wob van [appellant], waaronder het verzoek van 22 februari 2018. De verzochte documenten zijn volgens het besluit met het besluit verzonden alsmede het gehele dossier van [appellant] met alle documenten die voortvloeien uit de werkprocessen binnen ISD Bollenstreek op naam van [appellant].
Bij uitspraak van 15 augustus 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] op 10 april 2018 ingestelde beroep tegen het uitblijven van een besluit niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
ISD Bollenstreek heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
ISD Bollenstreek heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 juli 2019, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. S.L. Sarin, advocaat te Haarlem, en ISD Bollenstreek, vertegenwoordigd door mr. J.F.H. Molema en mr. D.F. Rosenbaum, zijn verschenen.
Overwegingen
1. In de periode 20 februari 2018 tot en met 27 maart 2018 heeft [appellant] 33 Wob-verzoeken gedaan. ISD Bollenstreek heeft in het besluit van 27 maart 2018 op deze Wob-verzoeken besloten. [appellant] stelt dat de in het verzoek van 22 februari 2018 genoemde opdracht niet met het besluit is meegezonden.
1.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens misbruik van recht.
Bij het verzamelbesluit is het stuk waarom in het verzoek van 22 februari 2018 is verzocht, niet verstrekt. Daarmee is niet voldaan aan artikel 6, vijfde lid, van de Wob. Daarom is geen besluit genomen op dit verzoek. Hij heeft derhalve terecht bezwaar en beroep ingesteld. Dat kan geen misbruik van recht zijn. Dat eerder een zelfde verzoek is gedaan op 31 maart 2015 kan niet bijdragen aan het oordeel dat sprake is van misbruik van recht, omdat het ook toen niet is verstrekt.
De rechtbank heeft ten onrechte eerdere procedures en verzoeken en het aantal werkprocessen dat bij ISD Bollenstreek op naam van [appellant] staat, betrokken bij het oordeel of sprake is van misbruik van recht. [appellant] wijst op de uitspraak van de Afdeling van 16 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3830, waarin is geoordeeld dat per zaak moet worden beoordeeld of sprake is van misbruik van recht. De rechtbank had moeten beoordelen of het beroep wegens niet-tijdig beslissen misbruik van recht oplevert. Het grote aantal verzoeken is bovendien te verklaren. Het vloeit voort uit eerdere afwijzingen van Wob-verzoeken in 2015. Die verzoeken werden afgewezen of er werd zeer weinig informatie verstrekt met als reden dat ISD Bollenstreek op grond van de Wob niet gehouden was documenten of overzichten te vervaardigen. Daardoor werd hij gedwongen de Wob-verzoeken te splitsen in heel specifieke, nauwkeurig gedefinieerde en op zichzelf staande aanvragen. In het verzamelbesluit van 27 maart 2018 heeft ISD Bollenstreek ook niet gezegd dat hij met zijn aanvragen misbruik van recht maakt.
De rechtbank heeft verder ten onrechte overwogen dat de Wob niet de geëigende weg is om stukken uit het eigen dossier te verkrijgen. Voor hem stond geen andere weg open om de door hem gewenste stukken te verkrijgen omdat ISD Bollenstreek niet alle stukken verstrekt. Daarnaast heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat hij het door ISD Bollenstreek gedane mediationvoorstel in het langlopende conflict zonder duidelijke reden heeft afgewezen. Het eerste voorstel voor mediation is door hem afgewezen omdat dat maar op één zaak zag. Het tweede voorstel omdat hij het niet eens was met de voorwaarden die werden gesteld. Hij heeft zich altijd coöperatief opgesteld en aan zijn inlichtingenplicht voldaan. De rechtbank heeft ten slotte ten onrechte aan haar oordeel dat sprake is van misbruik van recht ten grondslag gelegd, dat de vermelde kenmerken op de ingebrekestellingen niet overeenkomen met de Wob-verzoeken, aldus [appellant].
1.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraken van 19 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4129 en ECLI:NL:RVS:2014:4135) kan ingevolge artikel 13, gelezen in verbinding met artikel 15, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, de bevoegdheid om bij de bestuursrechter beroep in te stellen niet worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. Deze artikelen verzetten zich tegen inhoudelijke behandeling van een bij de bestuursrechter ingesteld beroep dat misbruik van recht behelst, en bieden een wettelijke grondslag voor niet-ontvankelijkverklaring van een zodanig beroep. Daartoe zijn zwaarwichtige gronden vereist, die onder meer aanwezig zijn indien rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij zijn gegeven, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw.
Zoals de Afdeling eveneens eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 18 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:426), laat artikel 3, derde lid, van de Wob, ingevolge welke bepaling de indiener van een Wob-verzoek geen belang bij zijn verzoek hoeft te stellen, onverlet dat de bevoegdheid tot het indienen van een Wob-verzoek met een bepaald doel is toegekend, namelijk dat in beginsel een ieder kennis kan nemen van overheidsinformatie. Nu misbruik van recht zich kan voordoen indien een bevoegdheid wordt aangewend voor een ander doel dan waarvoor zij is gegeven, kan het doel van een Wob-verzoek relevant zijn om te beoordelen of misbruik van recht heeft plaatsgevonden.
Mocht de rechtbank eerdere procedures betrekken bij zijn oordeel?
1.3. Uit de uitspraak van de Afdeling van 16 december 2015, waar [appellant] naar verwijst, vloeit niet voort dat de handelwijze van [appellant] in andere procedures en bij andere verzoeken niet in de beoordeling of misbruik van recht is gemaakt mag worden betrokken. In de zaak waarop die uitspraak zag, was het Wob-verzoek buiten behandeling gelaten omdat het door de burgerlijke rechter bepaalde maximumaantal verzoeken door betrokkene was overschreden. De Afdeling oordeelde dat het bestuursorgaan het verzoek niet enkel vanwege het overschrijden van dat maximum buiten behandeling mocht laten, maar dat het verzoek op zich zelf beoordeeld moest worden. Uit de uitspraak volgt niet dat eerdere procedures en de handelwijze van een partij niet betrokken mogen worden bij het oordeel of in een specifieke zaak misbruik van recht is gemaakt. In de aangehaalde uitspraak wordt mede op grond van de handelwijze bij eerdere verzoeken en procedures geoordeeld dat met het verzoek misbruik van recht was gemaakt.
De rechtbank heeft de handelwijze van [appellant] in andere Wob-procedures terecht betrokken in haar oordeel.
Hoeveelheid procedures en handelwijze van [appellant] aanleiding voor het oordeel dat misbruik van recht is gemaakt?
1.4. Sinds februari 2014 heeft ISD Bollenstreek verschillende uitkeringen aan [appellant] verstrekt onder meer op grond van de Wet werk en bijstand, het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen en de Participatiewet. Tussen [appellant] en ISD Bollenstreek lopen verscheidene procedures en is sprake van een langlopend conflict.
Bij ISD Bollenstreek staan in de periode 10 februari 2014 tot en met 3 oktober 2018, 390 werkprocessen op naam van [appellant]. Op 29 oktober 2018 waren dat er 424 en op 11 januari 2019, 524. Een cliënt bij ISD Bollenstreek had in 2017 gemiddeld 3,07 werkprocessen op zijn naam staan. [appellant] heeft in de periode 20 februari 2018 tot en met 27 maart 2018, 33 Wob-verzoeken aan ISD Bollenstreek gedaan. In totaal had [appellant] op 3 oktober 2018 106 Wob-verzoeken bij ISD Bollenstreek gedaan. In de periode van 1 januari 2018 tot 6 september 2018 zijn door hem in totaal 116 aanvragen waaronder 60 Wob-verzoeken, alsmede ingebrekestellingen, bezwaren, herzieningsverzoeken, aanvragen en klachten bij ISD Bollenstreek ingediend. [appellant] heeft tegen nagenoeg iedere medewerker van ISD, met wie hij contact heeft gehad, minstens één klacht ingediend, administratief personeel, juristen, consulenten en het managementteam van ISD Bollenstreek, in totaal 24 klachten. In juli 2018 heeft hij binnen één week 19 brieven met verzoeken bij de Afdeling Juridische Zaken van ISD Bollenstreek ingediend.
[appellant] heeft op 14 november 2018 ISD Bollenstreek laten weten dat hij het [e-mailadres] gebruikt. Hij heeft de domeinnaam www.isd-bollenstreek.nl ook geregistreerd. ISD Bollenstreek gebruikt zelf de domeinnaam www.isdbollenstreek.nl. De registratie van de domeinnaam en het door [appellant] gebruikte e-mailadres waren voor ISD Bollenstreek aanleiding om een ingezet mediationtraject te staken. Ter zitting is toegelicht dat [appellant] het gebruik van de website en het mailadres heeft beëindigd na een daartoe strekkende uitspraak van de rechtbank. ISD Bollenstreek heeft toegelicht dat tegen [appellant] ook strafzaken lopen vanwege laster en bedreiging.
In het verzoek van 22 februari 2018 heeft [appellant] als zijn kenmerk MSS/1802/WOBB3 vermeld. In de ontvangstbevestiging van ISD Bollenstreek is dit kenmerk ook vermeld. In de ingebrekestelling van 26 maart 2018 heeft [appellant] ISD Bollenstreek gevraagd te beslissen op het verzoek van 22 februari 2018 waarbij hij als zijn kenmerk MSS/1803/WOBB3 vermeldt.
Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 7 februari 2019 heeft de voorzieningenrechter [appellant] verboden om binnen 24 uur na betekening van het vonnis zich gedurende een aaneengesloten periode van twee jaar per kalendermaand meer dan twee keer met brieven, faxen en e-mails of op welke wijze dan ook (SMS, telefonisch, balie etc.) te richten tot ISD en/of zijn medewerkers of andere organen of instellingen die zich vanwege de in artikel 4 van de Wet openbaarheid van bestuur en/of andere wettelijke bepalingen opgenomen doorzendplicht moeten wenden tot ISD, daarbij uitdrukkelijk voor bezwaar vatbare beschikkingen niet inbegrepen, waarbij de betreffende correspondentie niet meer dan één aanvraag, bezwaar, klacht of herzieningsverzoek mag bevatten en niet mag zien op meer dan één procedure naar aanleiding van een dergelijke aanvraag, bezwaar, klacht of herzieningsverzoek, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor elke keer dat dit verbod wordt overtreden, met een maximum van € 25.000,—.
1.5. [appellant] heeft geen redelijke verklaring of belang gegeven voor het grote aantal Wob-verzoeken, bezwaren, beroepen en klachten. De Afdeling ziet niet in waarom [appellant] vanwege eerdere afwijzingen van Wob-verzoeken gedwongen was om telkens nieuwe verzoeken te doen. Ook is niet gebleken dat [appellant] daadwerkelijk iets doet met de van ISD Bollenstreek verkregen documenten. Dat in het onderhavige verzoek en de ingebrekestellingen verschillende kenmerken zijn vermeld, heeft de rechtbank terecht als signaal voor misbruik aangemerkt, nu dit bij het zeer grote aantal verzoeken dat [appellant] had gedaan, ertoe kon leiden dat verwarring ontstond over het verzoek waar de ingebrekestelling op zag. In een tijdsbestek van 35 dagen zijn door [appellant] 33 Wob-verzoeken gedaan. Daarnaast heeft de rechtbank terecht van belang geacht dat [appellant] door middel van Wob-verzoeken stukken opvroeg die hij ook in het kader van lopende bezwaarprocedures kon verkrijgen. Ook de handelwijze van [appellant] van het registreren van een domeinnaam en een e-mailadres gelijkend op dat van medewerkers van ISD Bollenstreek, wijst op het bewust frustreren en ontregelen van ISD Bollenstreek. Ook dat heeft de rechtbank terecht betrokken bij de beoordeling of misbruik van recht is gemaakt.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat [appellant] de bevoegdheid om een Wob-verzoek in te dienen heeft gebruikt zonder redelijk doel of met een ander doel dan waartoe zij gegeven is, zodanig dat het aanwenden van die bevoegdheid blijk geeft van kwade trouw.
2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. H.J.M. Baldinger, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Rietberg, griffier.
w.g. Borman w.g. Rietberg
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2019
725.