Home

Raad van State, 12-02-2019, ECLI:NL:RVS:2019:830, 201900084/1/V3

Raad van State, 12-02-2019, ECLI:NL:RVS:2019:830, 201900084/1/V3

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
12 februari 2019
Datum publicatie
20 maart 2019
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RVS:2019:830
Zaaknummer
201900084/1/V3

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 22 november 2017 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

Uitspraak

201900084/1/V3

Datum uitspraak: 12 februari 2019

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 3 december 2018 in zaak nr. 18/3079 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 22 november 2017 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

Bij besluit van 5 april 2018 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 3 december 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.       Wat de vreemdeling in hoger beroep naar voren heeft gebracht, richt zich niet tegen de aangevallen uitspraak. De vreemdeling heeft alleen uitgelegd waarom zij graag in Nederland wil blijven, maar niet uitgelegd waarom de uitspraak van de rechtbank volgens haar niet juist is. Dat moet volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet wel. Daarom kan haar hoger beroep niet in behandeling worden genomen.

2.       Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.

3.       Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.

w.g. Verheij   w.g. Ahmady-Pikart

lid van de enkelvoudige kamer  griffier

Uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2019

638.