Home

Raad van State, 10-02-2023, ECLI:NL:RVS:2023:544, 202300274/2/A3

Raad van State, 10-02-2023, ECLI:NL:RVS:2023:544, 202300274/2/A3

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
10 februari 2023
Datum publicatie
15 februari 2023
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RVS:2023:544
Zaaknummer
202300274/2/A3

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 19 augustus 2021 heeft de burgemeester van Heerenveen aan [wederpartij] een stadionomgevingsverbod opgelegd voor de periode van 21 augustus 2021 tot 21 augustus 2027.

Uitspraak

202300274/2/A3.

Datum uitspraak: 10 februari 2023

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:

de burgemeester van Heerenveen,

verzoeker,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-­Nederland van 8 december 2022 in zaak nr. 22/842 in het geding tussen:

[wederpartij], wonend te Heerenveen,

en

de burgemeester. 

Procesverloop

Bij besluit van 19 augustus 2021 heeft de burgemeester aan [wederpartij] een stadionomgevingsverbod opgelegd voor de periode van 21 augustus 2021 tot 21 augustus 2027.

Bij besluit van 19 januari 2022 heeft de burgemeester het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 8 december 2022 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 19 januari 2022 vernietigd, het besluit van 19 augustus 2021 herroepen en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de burgemeester hoger beroep ingesteld. De burgemeester heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[wederpartij] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 januari 2023, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. F. de Groot en mr. D. Oosterveen, advocaten te Steenwijk, en [wederpartij], vertegenwoordigd door M.G Velkers, rechtsbijstandverlener te Heerenveen, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       [wederpartij] is een supporter van sc Heerenveen. Bij besluit van 19 augustus 2021 heeft de burgemeester op grond van artikel 2.26m, tweede lid, aanhef en onder b, van de Algemene Plaatselijke verordening Heerenveen (hierna: Apv) een stadionomgevingsverbod aan [wederpartij] opgelegd voor de periode van 21 augustus 2021 tot 21 augustus 2027. De burgemeester heeft daaraan de door de politie Eenheid Noord-Nederland aan hem verstrekte informatie over voetbalgerelateerde incidenten op 10 juli 2021 en 13 augustus 2021 ten grondslag gelegd. Ook heeft de burgemeester meegewogen dat aan [wederpartij] in het verleden stadion(omgevings)verboden zijn opgelegd in verband met eerdere incidenten. Bij besluit van 19 januari 2022 heeft de burgemeester het besluit van 19 augustus 2021 gehandhaafd.

Aangevallen uitspraak

3.       De rechtbank heeft geoordeeld dat artikel 2.26m, tweede lid, aanhef en onder b, van de Apv gelet op artikel 121 van de Gemeentewet in strijd moet worden geacht met artikel 172a van de Gemeentewet en dat die bepaling om die reden onverbindend is. Het op grond van deze bepaling opgelegde stadionomgevingsverbod kan daarom niet in stand blijven. De uitspraak van de rechtbank leidt ertoe dat [wederpartij] weer in de omgeving van het stadion van sc Heerenveen en in het centrum van Heerenveen mag komen vanaf vier uur voor tot vier uur na een voetbalwedstrijd. Ook kan hij weer thuiswedstrijden bezoeken.

Verzoek

4.       De burgemeester is het niet eens met deze uitspraak en heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de uitspraak van de rechtbank wordt geschorst. Dit zou betekenen dat het stadionomgevingsverbod weer geldt tot de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De burgemeester vreest, gelet op de eerdere voetbalgerelateerde verstoringen van de openbare orde, dat [wederpartij] wederom de openbare orde in of rondom het stadion en horecagebied van Heerenveen zal verstoren. In het bijzonder vreest de burgemeester hiervoor bij de thuiswedstrijd van sc Heerenveen tegen FC Groningen op 22 januari 2023. Deze wedstrijd wordt als een zogeheten risicowedstrijd beschouwd. Naar aanleiding van dit verzoek heeft de voorzieningenrechter op 20 januari 2023 zonder zitting op basis van een beperkt dossier een tijdelijke spoedmaatregel getroffen.

Beoordeling verzoek

5.       Ingevolge artikel 172a, zesde lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet geldt een bevel als bedoeld in het eerste lid voor door de burgemeester vast te stellen tijdstippen of perioden, verspreid over ten hoogste negentig dagen binnen een tijdvak van ten hoogste vierentwintig maanden.

6.       Ingevolge artikel 2:26m, tweede lid, onder aanhef en onder b, van de Apv legt de burgemeester aan een supporter die zich schuldig maakt aan een voetbal gerelateerde verstoring van de openbare orde een stadionomgevingsverbod op van drie jaren in geval van een gewelddadige en voor personen gevaarlijke verstoring. Ingevolge artikel 2:26p, eerste lid, van de Apv kan de burgemeester indien de betrokken tijdens de looptijd van het stadionomgevingsverbod of binnen een periode van twee jaren erna de openbare orde opnieuw verstoort, voor die gedragingen een stadionomgevingsverbod opleggen van de dubbele tijdsduur van de categorie waarbinnen de verstoring van de openbare orde valt.

7.       De vragen die partijen verdeeld houden is of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat artikel 172a van de Gemeentewet de mogelijkheden van de gemeentelijke wetgever tot oplegging van een stadionomgevingsverbod beperkt en of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat artikel 2.26m, tweede lid, onder b van de APV in strijd moet worden geacht met artikel 172a van de Gemeentewet en om die reden onverbindend is. Deze vragen vergen nader onderzoek waartoe deze voorlopige voorzieningenprocedure zich niet leent. Beoordeling daarvan zal in de bodemprocedure dienen plaats te vinden.

8.       [wederpartij] heeft verder terecht naar voren gebracht dat - los van de duur van het opgelegde verbod - de vraag óf een verbod mocht worden opgelegd ook moet worden beantwoord. [wederpartij] heeft in bezwaar en beroep gesteld dat hij sinds 2017 niet meer betrokken is geweest bij voetbalgerelateerde openbare ordeverstoringen en sindsdien ook niet over dergelijke feiten door de politie is verhoord. De incidenten uit het verleden kunnen volgens hem het opleggen van een stadionomgevingsverbod voor welke duur dan ook, niet rechtvaardigen.

9.       Ook de beoordeling van deze vraag, vergt nader onderzoek en zal daarom in de bodemprocedure dienen plaats te vinden. De vraag of vooruitlopend op de beoordeling van het hoger beroep van de burgemeester een voorlopige voorziening moet worden getroffen, zal daarom aan de hand van een belangenafweging worden beantwoord.

10.     Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat er bij de burgemeester geen dringend belang om te voorkomen dat [wederpartij] het huidige voetbalseizoen nog thuiswedstrijden van sc Heerenveen bezoekt. [wederpartij] bezoekt het afgelopen anderhalf jaar sinds het verbod is opgelegd wel uitwedstrijden, waaronder ook risicowedstrijden zoals de wedstrijd van

sc Cambuur tegen sc Heerenveen. Niet in geschil is dat [wederpartij] in deze periode niet betrokken is geweest bij voetbalgerelateerde incidenten. Ook kon hij op 14 januari 2023, als gevolg van de aangevallen uitspraak, de thuiswedstrijd sc Heerenveen tegen AZ bezoeken. Zoals namens [wederpartij] ter zitting is toegelicht, hebben AZ supporters na deze wedstrijd de confrontatie gezocht met supporters van sc Heerenveen, maar is hij bewust onmiddellijk vertrokken uit de omgeving van het stadion zodra hij dit vernam om te voorkomen dat hij ongewenst betrokken zou raken bij een mogelijke confrontatie. Verder is ter zitting gebleken dat er dit voetbalseizoen geen risicowedstrijden meer worden gespeeld in het stadion van sc Heerenveen.

10.1.  Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van [wederpartij] bij het hangende de bodemprocedure in stand blijven van de uitspraak van de rechtbank en het nog dit seizoen kunnen bezoeken van thuiswedstrijden van sc Heerenveen groter is dan het belang van de burgemeester bij de gevraagde schorsing van die uitspraak. Daarbij geldt wel dat [wederpartij] er rekening mee kan houden dat wanneer hij hangende het hoger beroep toch betrokken raakt bij een voetbalgerelateerd incident én de burgemeester om die reden opnieuw een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening indient, dat verzoek zal worden ingewilligd.

Slotsom

11.     Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen. De tijdelijk getroffen maatregel bij uitspraak van de Afdeling van 20 januari 2023 komt met deze uitspraak te vervallen.

12.     De burgemeester moet proceskosten vergoeden. 

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        wijst het verzoek af;

II.       veroordeelt de burgemeester van Heerenveen tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.674,00.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. B. Ley-Nell, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen

voorzieningenrechter

w.g. Ley-Nell

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2023

597