Home

Wet voorkeursrecht gemeenten

Geldig van 1 juli 2021 tot 1 januari 2024
Geldig van 1 juli 2021 tot 1 januari 2024

Wet voorkeursrecht gemeenten

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-07-2021 tot 01-01-2024]
[Regeling ingetrokken per 01-01-2024]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, een regeling te treffen voor de totstandkoming van een voorkeursrecht van gemeenten bij de verwerving van onroerend goed;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  1. bestemmingsplan: bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening;

  2. inpassingsplan: inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 onderscheidenlijk 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening;

  3. Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

  4. structuurvisie: structuurvisie als bedoeld in artikel 2.1, 2.2 onderscheidenlijk 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening;

  5. vervreemder: eigenaar van een onroerende zaak of rechthebbende op een beperkt recht als bedoeld in onderdeel f die tot vervreemding wenst over te gaan, alsmede degene die bij ontbinding van een gemeenschap met de vereffening is belast en tot vervreemding wenst over te gaan;

  6. vervreemding: overdracht in eigendom of verdeling van een onroerende zaak alsmede overdracht of verdeling dan wel vestiging van een recht van opstal, erfpacht, beklemming of vruchtgebruik, waaraan een onroerende zaak is onderworpen.

Artikel 2

De gemeenteraad kan gronden aanwijzen waarop de artikelen 10 tot en met 15, 24 en 26 van toepassing zijn.

Artikel 3

1.

Voor aanwijzing komen in aanmerking gronden waaraan bij het bestemmingsplan of inpassingsplan een niet-agrarische bestemming is toegekend en waarvan het gebruik afwijkt van dat plan.

2.

Een besluit tot aanwijzing vermeldt ten aanzien van de onroerende zaken waarop het betrekking heeft:

  1. de kadastrale aanduiding;

  2. de grootte van elk van de desbetreffende percelen volgens de kadastrale registratie;

  3. de grootte van een perceelsgedeelte, indien de aanwijzing betrekking heeft op een gedeelte van een onroerende zaak, en

  4. de namen van de eigenaren van de desbetreffende onroerende zaken en van de rechthebbenden op de beperkte rechten waaraan die zaken zijn onderworpen.

3.

Bij het besluit behoort een kadastraal overzicht waarop duidelijk zijn aangegeven de gronden waarop de aanwijzing betrekking heeft en de bijbehorende percelen of perceelsgedeelten.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9a

Artikel 9b

Artikel 9c

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16 [Vervallen per 01-07-2010]

Artikel 17 [Vervallen per 01-07-2010]

Artikel 18 [Vervallen per 01-07-2010]

Artikel 19 [Vervallen per 01-07-2010]

Artikel 20 [Vervallen per 01-07-2010]

Artikel 21 [Vervallen per 01-07-2010]

Artikel 22 [Vervallen per 01-02-1990]

Artikel 23 [Vervallen per 01-02-1990]

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 26

Artikel 27 [Vervallen per 01-07-2010]

Artikel 28

Artikel 29

Artikel 30