Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet
Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen te stellen betreffende het toekennen van buitengewoon pensioen aan hen, die tijdens de vijandelijke bezetting van het voormalige Nederlands-Indië hebben deelgenomen aan het verzet, alsmede aan hun nagelaten betrekkingen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Eerste hoofdstuk. Algemene bepalingen
Artikel 1
In deze wet wordt verstaan onder:
Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
de Raad: de Pensioen- en Uitkeringsraad, bedoeld in artikel 3 van de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen;
de Sociale verzekeringsbank: de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
de pensioengrondslag: de pensioengrondslag, bedoeld in artikel 10;
nagelaten betrekkingen: de personen, bedoeld in de artikelen 19, 20 en 34;
"minimum-pensioengrondslag": de pensioengrondslag, bedoeld in artikel 10, achtste lid, onder a.