Home

Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten

Geldig van 1 januari 2022 tot 1 januari 2038
Geldig van 1 januari 2022 tot 1 januari 2038

Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2022 tot 01-01-2038]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 juli 2007, nr. SV/R&S/07/21943;

Gelet op de artikelen 27, tiende lid, van de Werkloosheidswet, 45, zesde lid, van de Ziektewet, 29, vijfde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 90, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, 47, vijfde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, 39, vijfde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, 14, zesde lid, van de Toeslagenwet, 17b, zesde lid, van de Algemene Ouderdomswet, 38, zesde lid, van de Algemene nabestaandenwet, en 17, zesde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet;

De Raad van State gehoord (advies van 25 juli 2007, nummer W12.07.0188/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 augustus 2007, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/R&S/07/26337;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Algemene begrippen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. maatregel: een besluit waarmee een uitkering op grond van een in onderdelen b tot en met m genoemde wet, onderscheidenlijk een remigratievoorziening op grond van de in onderdeel n genoemde wet, gedeeltelijk of geheel wordt onthouden wegens het niet naleven van een wettelijke verplichting;

  2. WW: Werkloosheidswet;

  3. ZW: Ziektewet;

  4. WAO: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

  5. Wet WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

  6. WAZ: Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen;

  7. Wajong: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

  8. Wazo: Wet arbeid en zorg;

  9. TW: Toeslagenwet;

  10. AOW: Algemene Ouderdomswet;

  11. Anw: Algemene nabestaandenwet;

  12. AKW: Algemene Kinderbijslagwet;

  13. IOW: Wet inkomensvoorziening oudere werklozen;

  14. RW: Remigratiewet;

  15. Wet SUWI: Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  16. UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet SUWI;

  17. SVB: Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet SUWI.

Artikel 2. Hoogte en duur van een maatregel

1.

De hoogte en duur van een, op grond van de in artikel 1, onderdelen b tot en met n, genoemde wetten, op te leggen maatregel wordt, met dien verstande dat de hoogte van de maatregel ten minste € 25 bedraagt, vastgesteld op:

  1. 5 procent van het uitkeringsbedrag, met een mogelijkheid van afwijking tot ten minste 2 procent of ten hoogste 20 procent van het uitkeringsbedrag, gedurende ten minste een maand bij verplichtingen uit de eerste categorie, bedoeld in artikel 3;

  2. 10 procent van het uitkeringsbedrag, met een mogelijkheid van afwijking tot ten minste 5 procent of ten hoogste 30 procent van het uitkeringsbedrag, gedurende ten minste twee maanden bij verplichtingen uit de tweede categorie, bedoeld in artikel 4;

  3. 25 procent van het uitkeringsbedrag, met een mogelijkheid van afwijking tot ten minste 15 procent of ten hoogste 100 procent van het uitkeringsbedrag, gedurende ten minste vier maanden bij verplichtingen uit de derde categorie, bedoeld in de artikelen 5 en 6;

  4. een blijvend gehele weigering van de uitkering bij verplichtingen uit de vierde categorie, bedoeld in artikel 7, tenzij het niet nakomen van de verplichting de belanghebbende niet in overwegende mate kan worden verweten, in welk geval onderdeel c van toepassing is; of

  5. een gehele of gedeeltelijke weigering van het uitkeringsbedrag gedurende ten hoogste drie maanden bij verplichtingen uit de vijfde categorie, bedoeld in artikel 7a, tenzij het niet nakomen van de verplichting de belanghebbende niet in overwegende mate kan worden verweten, in welk geval er geen maatregel wordt opgelegd.

2.

Onder uitkering als bedoeld in het eerste lid wordt tevens verstaan de inkomensondersteuning, bedoeld in artikel 2:39, eerste lid, van de Wajong de toeslag, bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de TW, het ouderdomspensioen en de toeslag, bedoeld in de artikelen 7 en 8 van de AOW, de kinderbijslag, bedoeld in artikel 7 van de AKW, en de remigratievoorzieningen, bedoeld in de RW.

3.

Voor de toepassing van het eerste lid wordt het bedrag aan kinderbijslag in aanmerking genomen waarop op grond van artikel 12 van de AKW recht bestaat ten behoeve van het kind of de kinderen ten aanzien van wie de overtreding is begaan en wordt de periode van een maand vervangen door een periode van een kwartaal.

4.

Indien een verplichting op grond van artikel 30, eerste lid, onderdeel a, of derde lid van de Wet WIA of artikel 2:32, tweede lid, van de Wajong niet is nagekomen legt het UWV, voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen c en d, de maatregel op over dat deel van het uitkeringsbedrag dat niet zou zijn uitbetaald indien die verplichting wel zou zijn nagekomen.

5.

Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel d, wordt bij overtreding van de verplichting, bedoeld in artikel 24, vijfde lid, van de WW, onder «blijvend gehele» verstaan:

  1. de gehele uitkering voor de duur dat de verzekerde de aanspraak op loon zou hebben kunnen doen gelden, dan wel de dienstbetrekking zou hebben kunnen voortduren; of

  2. dat deel van de uitkering dat niet tot uitbetaling zou komen, indien de benadelingshandeling niet had plaatsgevonden.

6.

Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel d, wordt bij overtreding van de verplichting, bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel j, van de ZW, onder «blijvend» verstaan: voor de duur dat de verzekerde aanspraak op loon zou kunnen doen gelden.

7.

Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel d, wordt bij overtreding van de verplichting, bedoeld in artikel 88, eerste lid, onderdeel d, van de Wet WIA, onder «blijvend» verstaan: voor de duur van het verlengde tijdvak, bedoeld in artikel 25, negende lid, van die wet.

8.

Indien het niet nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 30, derde lid, van de Wet WIA, de werknemer niet in overwegende mate kan worden verweten weigert het UWV de uitkering over een periode van ten hoogste 26 weken gedeeltelijk door de uitkering te halveren.

9.

Indien het niet nakomen van de verplichtingen, bedoeld in artikel 2:32, tweede lid, onderdelen a en b, van de Wajong, de jonggehandicapte niet in overwegende mate kan worden verweten, weigert het UWV de uitkering over een periode van ten hoogste 26 weken gedeeltelijk door het bedrag aan uitkering te halveren.

Artikel 3. Eerste categorie

De verplichtingen op grond van de in artikel 1, onderdelen b tot en met o, genoemde wetten, worden ingedeeld in de eerste categorie voor zover zij betrekking hebben op:

  1. het tijdig aanvragen van de uitkering, bedoeld in de artikelen 26, eerste lid, onderdeel b, van de WW, 34, derde lid, en 34a, vierde lid, van de WAO, 64, derde lid, van de Wet WIA, 35, vierde lid, van de WAZ, 28, vierde lid, van de WAJONG en artikel 3:22, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg;

  2. het tijdig doen van aangifte van werkloosheid en het tijdig melden van ziekte, bedoeld in de artikelen 38a, eerste lid, en 38ab, eerste lid, van de ZW;

  3. het naleven van vastgestelde controlevoorschriften die noodzakelijk zijn voor een juiste uitvoering van deze wetten, bedoeld in de artikelen 26, eerste lid, onderdeel c, van de WW, 12, tweede lid, onderdeel d, juncto artikel 17, eerste lid, onderdeel a, van de IOW, 45, eerste lid, onderdeel e, van de ZW, 28, onderdeel d, van de WAO, 27, tweede lid, onderdeel d, van de Wet WIA, 46, onderdeel d, van de WAZ, 2:7, tweede lid, onderdeel d, en vierde lid, en 3:38, eerste lid, onderdeel d, van de Wajong, 13, eerste lid, van de TW, 15, tweede lid, van de AOW, 36, tweede lid, van de Anw, 16, tweede lid, van de AKW en 8g, tweede lid, van de RW, behoudens voor zover de controlevoorschriften betrekking hebben op de in artikel 4, onderdeel a of c, genoemde verplichtingen;

  4. het binnen de vastgestelde termijn gevolg geven aan een verzoek om alle feiten en omstandigheden mede te delen waarvan redelijkerwijs duidelijk is dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering, de hoogte of de duur van de uitkering, of het bedrag dat wordt betaald, bedoeld in de artikelen 25 van de WW, 12, eerste lid, van de IOW, 31, eerste lid, en 49 van de ZW, 27, eerste lid, van de Wet WIA, 80 van de WAO, 70 van de WAZ, 2:7, eerste en vierde lid, en 3:74 van de Wajong, 12 van de TW, 49 van de AOW, 35 van de Anw en 15 van de AKW. Onder uitkering wordt tevens verstaan toeslag als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de TW, ouderdomspensioen en toeslag als bedoeld in de artikelen 7 en 8 van de AOW, alsmede kinderbijslag als bedoeld in artikel 7 van de AKW en onder feiten en omstandigheden wordt onder meer verstaan informatie in het kader van re-integratie;

  5. het onverwijld op verzoek inzage verstrekken in een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht, bedoeld in artikel 55, tweede lid, van de Wet SUWI;

  6. het voldoen aan de andere voorwaarden die het UWV op grond van artikel 101, tweede lid, van de WW en artikel 17, eerste lid, onderdeel c, van de IOW stelt, bedoeld in artikel 26, eerste lid, onderdeel h, van de WW en artikel 12, tweede lid, onderdeel d, juncto artikel 17, eerste lid, onderdeel c, van de IOW;

  7. het opvolgen van voorschriften van het UWV in verband met het genieten van vakantie tijdens de duur van de uitkering op grond van de WW, bedoeld in artikel 26, eerste lid, onderdeel j, van de WW en op grond van de IOW, bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel d, juncto artikel 17, eerste lid, onderdeel b, van de IOW;

  8. het gevolg geven aan een verzoek om alle feiten en omstandigheden mede te delen of dit onverwijld uit eigen beweging te doen waarvan redelijkerwijs duidelijk is dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op remigratievoorzieningen, het geldend maken van het recht op remigratievoorzieningen, de hoogte van de remigratievoorzieningen, of het bedrag dat wordt betaald, bedoeld in de artikelen 2a, 2b, 4, 5, 6, 6a en 11 van de RW.

Artikel 4. Tweede categorie

Artikel 5. Derde categorie algemeen

Artikel 6. Derde categorie aanvullend

Artikel 7. Vierde categorie

Artikel 7a. Vijfde categorie

Artikel 8. Recidive

Artikel 9. Samenloop

Artikel 10. Overgangsrecht

Artikel 10a. Grondslag

Artikel 11. Inwerkingtreding

Artikel 12. Citeertitel