In dit besluit wordt verstaan onder:
woning: een gebouwde onroerende zaak, alsmede de onroerende aanhorigheden, die
- 1°.
een zelfstandige woonruimte is;
- 2°.
een onvrije etage is; of
- 3°.
een onzelfstandige woonruimte is, die deel uitmaakt van een woongebouw of woning, geheel of gedeeltelijk verhuurd ten behoeve van begeleid wonen, groepswonen door ouderen of een daarmee vergelijkbare woonvorm, en in eigendom van en aan de huurder verhuurd door een rechtspersoon zonder winstoogmerk, die mede op het gebied van de volkshuisvesting werkzaam is, als de onzelfstandige woonruimte deel uitmaakt van een woongebouw of woning, die op grond van artikel 11, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen is aangewezen;
- 1°.
woonruimte: een besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden;
zelfstandige woonruimte: een woonruimte die een eigen toegang heeft en die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;
onvrije etage: een zelfstandige woonruimte op een etage waarbij de voordeur, het trappenhuis of de lift met andere bewoners wordt gedeeld;
woonwagen: een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats, dat voldoet aan de eisen, daaraan gesteld krachtens de Woningwet en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
standplaats: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten of een regionaal woonwagencentrum dat tot stand is gekomen voor 1 oktober 1970;
woonschip: een schip dat uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd wordt of bestemd is voor vaste bewoning en dat is gelegen op een ligplaats;
ligplaats: een plaats in het water, bestemd of aangewezen om door een woonschip bij verblijf te worden ingenomen;
binnenschip: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder 1°, van de Binnenvaartwet.