Home

Besluit bijzondere spoorwegen

Geldig vanaf 1 januari 2024
Geldig vanaf 1 januari 2024

Besluit bijzondere spoorwegen

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2024]

Aanhef

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 15 december 2014, nr. IenM/BSK-2014/263302, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 1, eerste lid, 19, eerste lid, 27, derde lid, 32, derde lid, 35, 49, tweede en derde lid, 50, vierde lid, 51, vijfde lid, 65, eerste lid, 77, eerste lid, 87, eerste en tweede lid, en 94 van de Spoorwegwet, artikel 8 van de Winkeltijdenwet en artikel 105 van de Wet geluidhinder;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 29 januari 2015, nr. W14.14.0467/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van, 22 juni 2015, nr. IenM/BSK-2015/117365, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • treinbestuurder: machinist of rangeerder;

  • bijzondere spoorweginfrastructuur: spoorweginfrastructuur, waarbij de spoorwegen bijzondere spoorwegen zijn;

  • gevaarlijke stoffen: gevaarlijke stoffen als bedoeld in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

  • spoorwegbeheerder: degene die een bijzondere spoorweg operationeel beschikbaar stelt;

  • spoorwegovergang: kruising van een bijzondere spoorweg en een weg;

  • sein: baken, bord, lichtsein, een aanwijzing inhoudende een ge- of verbod, een waarschuwing of een aanduiding;

  • trein: spoorvoertuig of samenstel van spoorvoertuigen;

  • vervoerder: degene die gebruik maakt of gebruik laat maken van een bijzondere spoorweg en daartoe over tractie beschikt;

  • wegbeheerder: een van de overheden, genoemd in de artikelen 15 tot en met 17 van de Wegenwet of, indien van toepassing, het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde lid van de Wet personenvervoer 2000 voor zover het wegbeheer aan het openbaar lichaam is overgedragen;

  • wet: Spoorwegwet.

Artikel 2

1.

De artikelen 1 tot en met 4, 69, 76, eerste lid, 77, 80, 86 tot en met 91 en 97 van de wet, en de artikelen 1 tot en met 10, 12 tot en met 19 en 26 van dit besluit, zijn niet van toepassing op bijzondere spoorwegen:

  1. met een nominale spoorwijdte van minder dan 500 millimeter; of

  2. die zijn aan te merken als een attractie- of speeltoestel als bedoeld in het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2023.

2.

De artikelen 3, 4, 69, 76, eerste lid, 77, 80, 86 tot en met 91 en 97 van de wet en de artikelen 3 tot en met 10, 12 tot en met 16, 18, 19 en 26 van dit besluit zijn niet van toepassing op bijzondere spoorwegen die gelegen zijn binnen een niet vrij voor het publiek toegankelijk terrein van een bedrijf.

3.

De artikelen 3, 4, 69, 88 tot en met 91 en 97 van de wet en de artikelen 3 tot en met 9, 12 tot en met 17 en 26 van dit besluit zijn niet van toepassing op bijzondere spoorwegen of gedeelten daarvan waarvan de bijzondere spoorweginfrastructuur of een deel daarvan is verwijderd of die op een andere wijze voor gebruik ontoegankelijk zijn gemaakt.

Hoofdstuk 2. Veilig gebruik van bijzondere spoorwegen

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Hoofdstuk 3. Bescherming van bijzondere spoorwegen

Artikel 10

Artikel 11 [Vervallen per 01-01-2024]

Hoofdstuk 4. Spoorwegovergangen en bruggen

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Hoofdstuk 5. Handhaving en overige bepalingen

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

Hoofdstuk 6. Wijziging van andere besluiten

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 24

Artikel 25

Hoofdstuk 7. Overgangsrecht

Artikel 26

Artikel 27 [Vervallen per 01-01-2024]

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 28

Artikel 29