Home

Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten

Geldig van 6 november 2021 tot 1 januari 2025
Geldig van 6 november 2021 tot 1 januari 2025

Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 06-11-2021 tot 01-01-2025]

Aanhef

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is met het oog op het verlenen van goede zorg aan personen met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap uniforme regels te stellen ten aanzien van het verlenen van zorg aan zodanige personen, ook in gevallen waarin zij daarmee niet hebben ingestemd, dan wel zich daartegen verzetten, alsmede ten aanzien van opname en verblijf van zodanige personen in een accommodatie in gevallen waarin zij geen blijk hebben gegeven van bereidheid daartoe, doch zich daartegen ook niet verzetten en in gevallen waarin zij zich hiertegen wel verzetten en in verband daarmee enige bepalingen in de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen te doen vervallen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Begripsbepaling en reikwijdte

Artikel 1

1.

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  1. Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  2. accommodatie: bouwkundige voorziening of een deel van een bouwkundige voorziening met het daarbij behorende terrein van een zorgaanbieder waar zorg wordt verleend;

  3. cliënt: persoon van wie uit een verklaring van een ter zake kundige arts blijkt dat hij in verband met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap is aangewezen op zorg als bedoeld in het derde lid, dan wel van wie het CIZ in een indicatiebesluit als bedoeld in de Wet langdurige zorg heeft vastgesteld dat een aanspraak op zorg bestaat als bedoeld in de Wet langdurige zorg vanwege een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap;

  4. het CIZ: het CIZ, genoemd in artikel 7.1.1 van de Wet langdurige zorg;

  5. vertegenwoordiger: wettelijk vertegenwoordiger van de cliënt, of, indien een zodanige persoon ontbreekt, de persoon die daartoe door de cliënt schriftelijk is gemachtigd in zijn plaats te treden, of, indien deze ontbreekt of niet optreedt, de echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel, of, indien deze ontbreekt of niet wenst op te treden, een ouder, kind, broer, zus, grootouder of kleinkind van de cliënt;

  6. zorgaanbieder: een natuurlijke of rechtspersoon die respectievelijk beroepsmatig of bedrijfsmatig zorg als bedoeld in het derde lid of opname en verblijf in een accommodatie verleent, een organisatorisch verband van natuurlijke personen die bedrijfsmatig zorg als bedoeld in het derde lid of opname en verblijf in een accommodatie verlenen of doen verlenen, of een natuurlijk persoon die bedrijfsmatig zorg als bedoeld in het derde lid of opname en verblijf in een accommodatie doet verlenen;

  7. zorgverantwoordelijke: een ter zake kundige arts of degene die behoort tot een bij regeling van Onze Minister aangewezen categorie van deskundigen, die door de zorgaanbieder als zorgverantwoordelijke is aangewezen;

  8. zorgverlener: een natuurlijke persoon die beroepsmatig zorg verleent;

  9. familie: de echtgenoot of geregistreerde partner of andere levensgezel, elke meerderjarige bloedverwant in de rechte lijn of de zijlijn tot en met de tweede graad of elke meerderjarige aanverwant tot en met de tweede graad;

  10. inspectie: Inspectie gezondheidszorg en jeugd;

  11. nabestaande: nabestaande als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg;

  12. Wlz-uitvoerder: Wlz-uitvoerder als bedoeld in de Wet langdurige zorg;

  13. Wzd-functionaris: ter zake kundige arts, gezondheidszorgpsycholoog of orthopedagoog-generalist, al dan niet in dienst van de zorgaanbieder, die door de zorgaanbieder is aangewezen om toe te zien op de inzet van de minst ingrijpende vorm van onvrijwillige zorg en de mogelijke afbouw ervan en die verantwoordelijk is voor de algemene gang van zaken op het terrein van het verlenen van onvrijwillige zorg.

2.

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder «ernstig nadeel» verstaan, het bestaan van of het aanzienlijk risico op:

  1. levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van de cliënt of een ander;

  2. bedreiging van de veiligheid van de cliënt al dan niet doordat hij onder invloed van een ander raakt;

  3. de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;

  4. de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.

3.

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder «zorg» verstaan: de zorg van een zorgaanbieder jegens een cliënt die kan bestaan uit bejegening, verzorging, verpleging, behandeling, begeleiding, bescherming, beveiliging, en onvrijwillige zorg als bedoeld in artikel 2.

4.

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ziekten en aandoeningen worden aangewezen die voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen worden gelijkgesteld met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap indien:

  1. deze ziekten en aandoeningen dezelfde gedragsproblemen of regieverlies als een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap kunnen veroorzaken;

  2. de benodigde zorg in verband met deze gedragsproblemen of regieverlies vergelijkbaar is met de zorg die nodig is bij een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap;

  3. deze gedragsproblemen kunnen of dit regieverlies kan leiden tot ernstig nadeel.

5.

In de regels gesteld krachtens de artikelen 2a, 8, derde lid, 21, vierde lid en 23, kan onderscheid worden gemaakt tussen cliënten met een psychogeriatrische aandoening en cliënten met een verstandelijke handicap.

6.

In het geval op grond van deze wet een rechterlijke machtiging is afgegeven tot opname en verblijf in een accommodatie, vervalt een eerdere voor die cliënt afgegeven zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg zodra die cliënt is opgenomen in een accommodatie.

7.

Een op grond van deze wet voor een cliënt afgegeven machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie schorst een eerdere voor die cliënt afgegeven rechterlijke machtiging op grond van hoofdstuk 6 van de Jeugdwet zodra de cliënt is opgenomen in een accommodatie. De schorsing eindigt op het moment dat de machtiging tot opname en verblijf vervalt. Bij toepassing van deze bepaling is artikel 6.1.12, derde lid, van de Jeugdwet niet van toepassing.

8.

Deze wet is niet van toepassing op:

  1. een cliënt die verblijft in een justitiële jeugdinrichting, een penitentiaire inrichting of een justitiële inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden;

  2. een cliënt die niet in een accommodatie, een justitiële jeugdinrichting, een penitentiaire inrichting of een justitiële inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden verblijft en op wie de Beginselenwet justitiële inrichtingen, de Penitentiaire beginselenwet of de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van toepassing is.

9.

Een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, wordt niet eerder vastgesteld dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 2

1.

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder «onvrijwillige zorg» verstaan zorg waartegen de cliënt of zijn vertegenwoordiger zich verzet en die bestaat uit:

  1. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede doorvoeren van medische controles of andere medische handelingen en overige therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychogeriatrische aandoening, verstandelijke handicap, een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie hiervan, dan wel vanwege die aandoening, handicap of stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;

  2. beperken van de bewegingsvrijheid;

  3. insluiten;

  4. uitoefenen van toezicht op betrokkene;

  5. onderzoek aan kleding of lichaam;

  6. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;

  7. controleren op de aanwezigheid van gedrag beïnvloedende middelen;

  8. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder begrepen het gebruik van communicatiemiddelen;

  9. beperken van het recht op het ontvangen van bezoek.

2.

Indien een cliënt wilsonbekwaam is en de vertegenwoordiger en de cliënt zich niet verzetten tegen het opnemen in het zorgplan van:

  1. het toedienen van medicatie die van invloed is op het gedrag of de bewegingsvrijheid van de cliënt, vanwege de psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, of vanwege een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie hiervan, indien die medicatie niet wordt toegediend overeenkomstig de geldende professionele richtlijnen,

  2. een maatregel die tot het gevolg heeft dat de cliënt enige tijd in zijn bewegingsvrijheid wordt beperkt, of

  3. de mogelijkheid tot insluiting,

wordt overeenkomstige toepassing gegeven aan de artikelen 10, 11 en 11a voor het opnemen van die zorg in het zorgplan, aan de artikelen 11 en 11a indien het niet lukt die zorg binnen de in het zorgplan opgenomen termijn af te bouwen, en aan artikel 13 voor het toepassen van deze zorg.

Artikel 2a

Artikel 2b

Artikel 3

Artikel 3a

Artikel 4

Artikel 4a

Artikel 4b

Hoofdstuk 2. Zorg door een zorgaanbieder

§ 2.1. Opstellen van het zorgplan

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

§ 2.2. Heroverweging van het zorgplan

Artikel 9

§ 2.3. Onvrijwillige zorg in het zorgplan

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 11a

§ 2.4. Uitvoeren van het zorgplan

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

§ 2.5. Zorg in onvoorziene situaties

Artikel 15

§ 2.6. Administratieve voorschriften en verplichtingen tot het verstrekken van gegevens

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 18a

Artikel 18b

Artikel 18ba

Artikel 18c

Artikel 19

Artikel 20

Hoofdstuk 3. Opname en verblijf in een accommodatie

§ 1. Opname en verblijf zonder rechterlijke machtiging

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 23

§ 2. Onvrijwillige opname en verblijf

§ 2.1. De reguliere onvrijwillige opname en verblijf of voortgezet verblijf

Artikel 24

§ 2.2. De aanvraag

Artikel 25

§ 2.3. Het verzoek

Artikel 26
Artikel 27
Artikel 28

§ 2.3a. Voorwaardelijke machtiging jongvolwassenen

Artikel 28aa
Artikel 28ab
Artikel 28ac
Artikel 28ad

§ 2.4. De toepassing van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg

Artikel 28a
Artikel 28b
Artikel 28c

§ 2.5. Opname en verblijf in crisissituaties

Artikel 29
Artikel 30
Artikel 31
Artikel 32
Artikel 33
Artikel 34
Artikel 35
Artikel 36
Artikel 37

§ 2.6. De rechterlijke machtiging

Artikel 38
Artikel 39
Artikel 40
Artikel 41
Artikel 42
Artikel 43

§ 2.7. Schadevergoeding

Artikel 44

§ 3. Administratieve voorschriften bij opname en verblijf

Artikel 45

Artikel 46

§ 4. Verlof en ontslag

Artikel 47

Artikel 48

Hoofdstuk 3a. Cliënten voor wie Onze Minister van Veiligheid en Justitie medeverantwoordelijkheid draagt

Artikel 49

Artikel 50

Artikel 51

Artikel 51a

Hoofdstuk 4. Klachtenprocedure en schadevergoeding

Artikel 52

§ 4.1. Instelling en taakomschrijving van de klachtencommissie

Artikel 53

Artikel 54

§ 4.2. De klachtprocedure

Artikel 55

Artikel 56

Artikel 56a

Artikel 56b

§ 4.3. Beroep

Artikel 56c

Artikel 56d

Artikel 56e

Artikel 56f

§ 4.4. Schadevergoeding

Artikel 56g

§ 4.5. Geheimhouding

Artikel 56h

Hoofdstuk 4a. Cliëntenvertrouwenspersoon

Artikel 57

Artikel 58

Artikel 59

Hoofdstuk 5. Toezicht en handhaving

§ 1. Toezicht

Artikel 60

Artikel 60a

§ 2. Bestuursrechtelijke handhaving

Artikel 61

§ 3. Strafrechtelijke handhaving

Artikel 62

Artikel 63

§ 4. Evaluatie

Artikel 64

Hoofdstuk 6. Wijzigingsbepalingen andere wetten

Artikel 65 [Vervallen per 01-01-2020]

Artikel 66 [Vervallen per 01-01-2020]

Artikel 67 [Vervallen per 01-01-2020]

Artikel 68 [Vervallen per 01-01-2020]

Artikel 69 [Vervallen per 01-01-2020]

Artikel 70 [Vervallen per 01-01-2020]

Artikel 71 [Vervallen per 01-01-2020]

Artikel 72 [Vervallen per 01-01-2020]

Artikel 73 [Vervallen per 01-01-2020]

Artikel 74

Artikel 75 [Vervallen per 01-01-2020]

Hoofdstuk 7. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 76

Artikel 77 [Vervallen per 01-01-2020]

Artikel 77a

Artikel 78

Artikel 79

Artikel 80