College van Beroep voor het bedrijfsleven, 31-03-2015, ECLI:NL:CBB:2015:91, AWB 13/405
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 31-03-2015, ECLI:NL:CBB:2015:91, AWB 13/405
Gegevens
- Instantie
- College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum uitspraak
- 31 maart 2015
- Datum publicatie
- 31 maart 2015
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CBB:2015:91
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2013:BZ8775, Overig
- Zaaknummer
- AWB 13/405
- Relevante informatie
- Wet handhaving consumentenbescherming [Tekst geldig vanaf 01-04-2024]
Inhoudsindicatie
Boetes van de CA wegens overtredingen van de Wet handhaving consumentenbescherming bij colportage; ook door Nma zijn boetes opgelegd wegens overtredingen bij deze colportage; "hetzelfde feit"; strijd met
ne-bis-in-idem; CA mocht geen boetes meer opleggen, omdat Nma reeds boetes had opgelegd; boetes CA herroepen.
Uitspraak
uitspraak
zaaknummer: 13/405
8101
Groene Energie Administratie B.V., h.o.d.n. Greenchoice, te Rotterdam, appellante
(gemachtigden: mr. J.M.J. Arts en mr. R. de Bree),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 25 april 2013, kenmerk ROT 12/284, in het geding tussen
(gemachtigden: mr. P.S. Kösters en mr. J.M. Strijker-Reintjes).
Procesverloop in hoger beroep
Greenchoice heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 25 april 2013 (ECLI:N:RBROT:2013:LJN BZ8775).
ACM heeft een reactie op het hogerberoepschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2014.
De gemachtigden van partijen zijn ter zitting verschenen. Namens Greenchoice is ook verschenen [naam]. Als deskundige is verschenen prof. dr. P.J van Koppen, psycholoog en hoogleraar Rechtspsychologie.
Grondslag van het geschil
Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.
De (toenmalige) Consumentenautoriteit (CA) heeft, gezamenlijk met de (toenmalige) Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), een onderzoek ingesteld naar de werkwijze van Greenchoice, onder meer naar aanleiding van meldingen over colportage. Bij de start van het onderzoek is aan Greenchoice toegelicht dat het onderzoek zich zou uitstrekken over verschillende rechtsgebieden, te weten artikel 95m van de Elektriciteitswet en artikel 52b van de Gaswet (waarop NMa toezicht hield) en de Wet handhaving consumentenbescherming (waarop CA toezicht hield).
NMa heeft – bij een boetebesluit van 8 maart 2011 – Greenchoice boetes opgelegd van in totaal € 2.096.000,- wegens overtredingen van de genoemde bepalingen van de Elektriciteitswet en de Gaswet. Die boetes heeft NMa bij besluit op bezwaar van 2 oktober 2012 verlaagd tot in totaal € 1.862.000,-.
Bij besluit van 27 mei 2011 heeft vervolgens CA aan Greenchoice boetes opgelegd van in totaal € 525.000,-, wegens overtredingen van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) in samenhang met het Burgerlijk Wetboek (BW) en de Colportagewet. Aan Greenchoice zijn boetes opgelegd wegens overtredingen van artikel 8:8 Whc juncto:
- artikel 6:193c, eerste lid, onder d, BW;
- artikel 6:193c, tweede lid, onder b, BW;
- artikel 6:193d, tweede en derde lid, BW jo artikel 6:193e, aanhef en onder e, BW;
- artikel 6:193g, aanhef en onder g, BW.
CA heeft tegen de achtergrond van de boeteoplegging door NMa afgezien om handhavend op te treden inzake een (wel) door haar vastgestelde overtreding (van artikel 7, tweede lid, juncto artikel 7, eerste lid, van de Colportagewet).
In bezwaar is de boete wegens overtreding van artikel 8:8 Whc juncto artikel 6:193g, aanhef en onder g, BW komen te vervallen, waardoor de boetes, bij besluit op bezwaar van 20 december 2011, zijn verlaagd tot in totaal € 425.000,-.
Uitspraak van de rechtbank
2 De rechtbank heeft het beroep van Greenchoice tegen het besluit op bezwaar van CA van 20 december 2011 ongegrond verklaard. De rechtbank is – samengevat – van oordeel dat geen sprake is van dezelfde overtreding, zodat met het opleggen van deze boetes het ne bis in idem-beginsel zoals neergelegd in artikel 5:43 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet is geschonden door CA. Voorts concludeert de rechtbank dat CA terecht tot vaststelling van de overtreding is gekomen, en dat hetgeen Van Koppen opmerkt in het kader van de waardering van de bewijsmiddelen daaraan niet kan afdoen. De rechtbank acht tot slot de door CA opgelegde boete passend en geboden. Het College verwijst naar de overwegingen van de rechtbank dienaangaande.