Centrale Raad van Beroep, 10-04-2007, BA3024, 06-463 WWB
Centrale Raad van Beroep, 10-04-2007, BA3024, 06-463 WWB
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 10 april 2007
- Datum publicatie
- 17 april 2007
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2007:BA3024
- Zaaknummer
- 06-463 WWB
Inhoudsindicatie
Verrekening van de nog openstaande schuld aan de gemeente met het bedrag van de nog niet uitbetaalde vakantie-uitkering.
Uitspraak
06/463 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 12 december 2005, 05/1702 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Wormerland (hierna: College)
Datum uitspraak: 10 april 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. W. Doornink, advocaat te Hoorn, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2007. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Doornink. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Ph.H. Arnold, werkzaam bij de gemeente Zaanstad.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Bij beschikking van 25 januari 1996 heeft de kantonrechter te Zaandam bepaald dat appellante voor gemaakte kosten van bijstand f 33.545,35 schuldig is aan de gemeente Wormerland en dit bedrag onmiddellijk moet betalen.
Bij besluit van 7 mei 2004 heeft de Sociale Verzekeringsbank appellante met ingang van september 2004 ouderdomspensioen en toeslag ingevolge de Algemene Ouderdomswet toegekend.
Bij besluit van 22 oktober 2004 heeft het College de aan appellante en haar echtgenoot verleende gezinsbijstand beëindigd (lees: ingetrokken) met ingang van 1 september 2004. Voorts is, voor zover van belang, met betrekking tot de hun nog toekomende vakantie-uitkering ten bedrage van € 159,15 het volgende meegedeeld: “Zonder tegenbericht uwerzijds binnen veertien dagen na dagtekening van dit besluit, wordt dit bedrag afgeboekt op de vordering met betrekking tot de te veel verstrekte bijstand, vastgelegd door de Kantonrechter (…)”.
Bij besluit van 21 maart 2005 heeft het College het tegen het besluit van 22 oktober 2004 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het besluit van 21 maart 2005 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank kan het College de bevoegdheid tot verrekening niet worden ontzegd.
Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat het College, met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in
artikel 6:127, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, bevoegd was tot verrekening van de nog openstaande schuld aan de gemeente Wormerland met het bedrag van de nog niet uitbetaalde vakantie-uitkering. Ook onderschrijft de Raad het oordeel dat het College zonder machtiging van appellante tot deze verrekening bevoegd was en wel op grond van de beschikking van de Kantonrechter als bedoeld in artikel 62 (oud) van de Algemene Bijstandswet van 25 januari 1996, die kracht van gewijsde heeft gekregen (vgl. de uitspraak van 19 december 1995, LJN ZB5617).
Het beroep van appellante op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. Zoals de Raad herhaaldelijk tot uitdrukking heeft gebracht, kan een beroep op het vertrouwensbeginsel slechts slagen, indien door een tot beslissen bevoegd orgaan ten aanzien van een belanghebbende uitdrukkelijk, ondubbelzinnig en ongeclausuleerd toezeggingen zijn gedaan die bij die belanghebbende gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt.
Daarvan is in dit geval geen sprake. De desbetreffende mededeling in het primaire besluit kan niet worden opgevat als een mededeling dat van verrekening wordt afgezien indien binnen de daarin genoemde termijn tegen die verrekening bezwaar wordt gemaakt.
Hetgeen overigens door appellante is aangevoerd heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen leiden.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en N.J. van Vulpen-Grootjans en J.J.A. Kooijman als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 april 2007.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) A.C. Palmboom.