Home

Centrale Raad van Beroep, 26-02-2009, BH5408, 06-6563 AW

Centrale Raad van Beroep, 26-02-2009, BH5408, 06-6563 AW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
26 februari 2009
Datum publicatie
12 maart 2009
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2009:BH5408
Zaaknummer
06-6563 AW

Inhoudsindicatie

Niet-ontvankelijk verklaring bezwaar. Geen sprake van verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Appellante heeft door haar bezwaarschrift pas aan het einde van de bezwaartermijn te verzenden en daarbij te kiezen voor verzending per interne post een risico genomen, dat voor haar rekening moet blijven.

Uitspraak

06/6563 AW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante),

tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 10 oktober 2006, 06/634 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellante

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer (hierna: college)

Datum uitspraak: 26 februari 2009

I. PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2009. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot [naam echtgenoot]. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K.F.A.M. Weijling, advocaat te De Meern, en door Y.D.M. Bulthuis, werkzaam bij de gemeente Zoetermeer.

II. OVERWEGINGEN

1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden.

1.1. Bij besluit van 3 maart 2005 heeft het college appellante meegedeeld dat haar onregelmatigheidstoeslag werd afgebouwd per 1 maart 2005. Hiertegen heeft appellante bezwaar gemaakt bij brief van 13 april 2005, welke brief zij per interne post heeft verzonden. Het bezwaarschrift is blijkens het stempel van de gemeente Zoetermeer op 20 april 2005 door het college ontvangen.

1.2. Bij besluit van 13 december 2005 heeft het college het bezwaar van appellante ongegrond verklaard, daartoe onder meer overwegende dat het bezwaarschrift ontvankelijk is, nu appellante ervan uit mocht gaan dat haar bezwaar via de interne postbezorging tijdig bij het college zou binnenkomen.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en, met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Voorts is bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.

3. Appellante heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld voor zover daarbij haar bezwaar alsnog niet-ontvankelijk is verklaard. Appellante acht het onbegrijpelijk dat de rechtbank het college niet volgt in de conclusie dat eventuele onzorgvuldigheden in de interne postbezorging appellante niet mogen worden tegengeworpen.

Het college heeft zich in hoger beroep achter de aangevallen uitspraak geschaard.

4. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd overweegt de Raad als volgt.

4.1. In dit geval is niet in geschil dat het besluit van 3 maart 2005 aan het adres van appellante is verzonden, terwijl ook niet is betwist dat appellante dat besluit heeft ontvangen. Daarmee is gegeven dat aan de wettelijke voorwaarden voor het aanvangen van de bezwaartermijn is voldaan. Die termijn is, naar de rechtbank terecht heeft overwogen, geëindigd op 14 april 2005. Nu het bezwaarschrift van appellante eerst op 20 april 2005 door het college is ontvangen staat vast dat niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.

4.2. Ingevolge het tweede lid van artikel 6:9 van de Awb is het bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. De Raad moet met de rechtbank vaststellen dat verzending per interne post niet - zoals het college kennelijk heeft gedaan - op één lijn kan worden gesteld met verzending per post als bedoeld in deze bepaling. Voor de toepassing van dit artikellid moet, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, op grond van de parlementaire geschiedenis en volgens vaste rechtspraak van de Raad (CRvB 18 november 2004, LJN AR6248), worden uitgegaan van verzending via de concessiehouder ingevolge de Postwet.

4.3. Evenmin is sprake van verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Appellante heeft door haar bezwaarschrift pas aan het einde van de bezwaartermijn te verzenden en daarbij te kiezen voor verzending per interne post een risico genomen, dat voor haar rekening moet blijven.

5. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd voor zover aangevochten. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.

Deze uitspraak is gedaan door K. Zeilemaker als voorzitter en M.C. Bruning en K.J. Kraan als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van K. Moaddine als griffier, uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2009.

(get.) K. Zeilemaker.

(get.) K. Moaddine.

HD