Centrale Raad van Beroep, 17-07-2009, BJ3936, 08-4125WAZ+09-60WAZ
Centrale Raad van Beroep, 17-07-2009, BJ3936, 08-4125WAZ+09-60WAZ
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 17 juli 2009
- Datum publicatie
- 29 juli 2009
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2009:BJ3936
- Zaaknummer
- 08-4125WAZ+09-60WAZ
Inhoudsindicatie
Herziening WAZ-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. De Raad: bij een beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid kan de keuze met betrekking tot de maatman en het maatmaninkomen volledig worden getoetst. Bij de bepaling van het maatmaninkomen van een zelfstandige dient voor de gevallen waarin dat praktisch mogelijk is, steeds als uitgangspunt te gelden de door de fiscus aanvaarde nettowinst over de laatste drie boekjaren voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid. Appellant was in de periode bedoeld in 3.3 werkzaam als melkveehouder. Gedurende deze periode heeft appellant gewerkt in een maatschap met zijn vader (tot 15 januari 1990), vervolgens als zelfstandige (van 15 januari 1990 tot 1 januari 1991) en ten slotte in een maatschap met zijn echtgenote (per 1 januari 1991). In zo’n geval bestaat er naar het oordeel van de Raad geen aanleiding af te wijken van de wijze waarop het maatmaninkomen van een zelfstandige dient te worden bepaald.
Uitspraak
08/4125 WAZ en 09/60 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op de hoger beroepen van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraken van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 30 mei 2008, 07/403 (hierna: aangevallen uitspraak 1) en van 24 november 2008, 08/1344 (hierna: aangevallen uitspraak 2),
in de gedingen tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 17 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M. Koolhoven, werkzaam bij DAS rechtsbijstand te Amsterdam, beide hoger beroepen ingesteld.
Het Uwv heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft in beide zaken plaatsgevonden op 5 juni 2009. Appellant is verschenen, bijgestaan door Koolhoven. Het Uwv was vertegenwoordigd door M. van Leeuwen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 12 juni 2006 heeft het Uwv de uitkering van appellant op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), die werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%, per 13 augustus 2006 ingetrokken op grond van de overweging dat appellant per die datum minder dan 25% arbeidsongeschikt is.
1.2. Bij besluit van 12 april 2007 heeft het Uwv het bezwaar van appellant alsnog gegrond verklaard en de WAZ-uitkering van appellant per 13 augustus 2006 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%.
1.3. Bij aangevallen uitspraak 1 heeft de rechtbank het door appellant tegen het besluit van 12 april 2007 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
1.4. Bij besluit van 17 december 2007, zoals gehandhaafd bij besluit op bezwaar van 14 juli 2008, heeft het Uwv de WAZ-uitkering van appellant ongewijzigd voortgezet.
1.5. Bij aangevallen uitspraak 2 heeft de rechtbank het door appellant tegen het besluit van 14 juli 2008 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
2.1.1. Appellant heeft in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak 1 aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat aan zijn grieven gericht tegen de hoogte van het maatmanloon voorbij moet worden gegaan, omdat - kort samengevat - het maatmanloon reeds is vastgesteld bij besluit van 5 maart 2002 en dit besluit in rechte vaststaat.
2.1.2. Appellant heeft voorts aangevoerd dat naar zijn mening zijn maatmanloon dient te worden vastgesteld aan de hand van de door de fiscus aanvaarde nettowinst over de laatste drie boekjaren voor het intreden van zijn arbeidsongeschiktheid.
2.1.3. Appellant heeft in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak 2 aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat het Uwv de vastelling van het maatmaninkomen terecht niet heeft gebaseerd op de in 2.1.2 bedoelde nettowinst over de laatste drie boekjaren. Naar zijn mening heeft de rechtbank ten onrechte de opvatting van het Uwv dat de in die drie jaren behaalde winst geen reële afspiegeling vormt van zijn verdiencapaciteit gevolgd.
2.2.1. Het Uwv heeft zich in verweer ten aanzien van de aangevallen uitspraak 1 op het standpunt gesteld dat het standpunt van appellant weegegeven in 2.1.1 niet wordt bestreden.
2.2.2. Ten aanzien van het standpunt van appellant dat het maatmaninkomen zowel bij de vaststelling van de mate van zijn arbeidsongeschikt per 13 augustus 2006 als bij de ongewijzigde voortzetting in 2007 moet worden berekend op een wijze als bedoeld in 2.1.2 heeft het Uwv naar voren gebracht dat dit standpunt eraan voorbij gaat dat hij ter zake een beleid voert en dit beleid in dit geval ook heeft toegepast. Dit (interne, niet gepubliceerde) beleid houdt - kort samengevat - in dat in het geval in de drie jaren voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid van een verzekerde de ondernemingsvorm wijzigt de vaststelling van het maatmaninkomen niet wordt gebaseerd op meerbedoelde nettowinst over de laatste drie boekjaren voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid, maar dat in zo’n geval aansluiting wordt gezocht bij de verdiensten verkregen uit het laatst verrichte werk.
3.1. De Raad overweegt als volgt.
3.2. Het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak 1 slaagt. Naar vaste rechtspraak van de Raad, zoals deze blijkt uit onder meer zijn uitspraak van 7 november 2000, LJN AL6356, kan bij een beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid als in geding de keuze met betrekking tot de maatman en het maatmaninkomen volledig worden getoetst.
Aangevallen uitspraak 1 dient mitsdien te worden vernietigd.
3.3. Naar vaste rechtspraak van de Raad, zoals deze blijkt uit onder meer zijn uitspraken van 30 mei 2000, LJN AA6374, en 4 maart 2003, LJN AF7494, dient bij de bepaling van het maatmaninkomen van een zelfstandige voor de gevallen waarin dat praktisch mogelijk is, steeds als uitgangspunt te gelden de door de fiscus aanvaarde nettowinst over de laatste drie boekjaren voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft daarbij overwogen dat winstontwikkeling niet alleen afhankelijk is van de door de zelfstandige geleverde inspanning, maar tevens wordt bepaald door wijziging in de bedrijfsvoering en door ontwikkelingen in de bedrijfstak en in het economisch klimaat in het algemeen. Deze invloeden kunnen sterke schommelingen van de winst tot gevolg hebben. Bij de vaststelling van het maatmaninkomen worden die schommelingen enigszins afgezwakt door niet de winst over één jaar bepalend te doen zijn, maar uit te gaan van de winst over een drietal jaren.
3.4. Appellant was in de periode bedoeld in 3.3 werkzaam als melkveehouder. Gedurende deze periode heeft appellant gewerkt in een maatschap met zijn vader (tot 15 januari 1990), vervolgens als zelfstandige (van 15 januari 1990 tot 1 januari 1991) en ten slotte in een maatschap met zijn echtgenote (per 1 januari 1991).
3.5. In zo’n geval bestaat er naar het oordeel van de Raad geen aanleiding af te wijken van de wijze waarop het maatmaninkomen van een zelfstandige dient te worden bepaald als omschreven in 3.3. De door appellant gemaakte keuzes omschreven in 3.4 - gemaakt als gezonde ondernemer op een tijdstip dat zijn arbeidsongeschiktheid nog niet was te voorzien - zijn ondernemingsbeslissingen eigen aan het werk van appellant. De schommelingen in het inkomen die deze beslissingen hebben veroorzaakt, worden afgezwakt door uit te gaan van de winst over een drietal jaren.
3.6. Het door het Uwv gevoerde beleid tot vaststelling van de feiten en uitleg van wettelijke voorschriften dat voor de wijze van de vaststelling van het maatmaninkomen zoals omschreven in 3.3 geen plaats is in het geval sprake is van wijziging in de ondernemingsvorm is niet in overeenstemming met de wijze waarop naar het oordeel van de Raad het maatmaninkomen van een zelfstandige dient te worden vastgesteld en dient mitsdien buiten toepassing te blijven.
3.7. Het standpunt van het Uwv als weergegeven in 2.2.2 is dan ook onjuist. Uit hetgeen is overwogen in 3.2 tot en met 3.6 volgt dat ook de aangevallen uitspraak 2, voor zover aangevochten, dient te worden vernietigd, dat het beroep zowel tegen het besluit van 12 april 2007 als tegen het besluit van 14 juli 2008 gegrond dient te worden verklaard en dat die besluiten moeten worden vernietigd.
3.8. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in beide beroepen en in beide hoger beroepen. Deze kosten worden begroot op € 1.288,- voor verleende rechtsbijstand in beroep, op € 1.288,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep en op € 32,70 aan reiskosten van appellant in hoger beroep, in totaal € 2.608,70.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak van 30 mei 2008, 07/403;
Verklaart het beroep gericht tegen het besluit van 12 april 2007 gegrond en vernietigt dat besluit;
Vernietigt de aangevallen uitspraak van 24 november 2008 voor zover aangevochten;
Verklaart het beroep gericht tegen het besluit van 14 juli 2008 gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen nieuwe besluiten op bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellant in beide beroepen en in beide hoger beroepen tot een bedrag van in totaal € 2.608,70, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het door hem in beide beroepen en in beide hoger beroepen betaalde griffierecht van in totaal € 291,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van A.E. van Rooij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2009.
(get.) G.J.H. Doornewaard.
(get.) A.E. van Rooij.
KR