Centrale Raad van Beroep, 22-04-2010, BM3560, 09-3149 WWB
Centrale Raad van Beroep, 22-04-2010, BM3560, 09-3149 WWB
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 22 april 2010
- Datum publicatie
- 6 mei 2010
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2010:BM3560
- Zaaknummer
- 09-3149 WWB
Inhoudsindicatie
Herziening en terugvordering bijstand wegens schending inlichtingenverplichting. Verwijtbaar gedrag: geen kwijtschelding.
Uitspraak
09/3149 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 28 april 2009, 08/1069 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen (hierna: College)
Datum uitspraak: 22 april 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.W. Rauh, advocaat te Hoensbroek, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2010. Appellante is, met bericht vooraf, niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Y.J.P. Pozun, werkzaam bij de gemeente Sittard-Geleen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante ontving sinds 29 januari 2003 bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB).
1.2. Bij besluit van 10 maart 2006, zoals gewijzigd bij besluit van 11 september 2006, voor zover van belang, heeft het College de bijstand van appellante herzien en de hiermee verband houdende kosten van bijstand tot een bedrag van € 14.064,60 bruto van appellante teruggevorderd. Bij brief van 19 oktober 2003 heeft het College appellante meegedeeld dat vanwege een nabetaling door het UWV het terugvorderingsbedrag is teruggebracht tot € 12.434,37 bruto.
1.3. Appellante heeft bij brief van 5 november 2007 het College verzocht om gedeeltelijke kwijtschelding van de op haar openstaande vordering van € 12.434,37 en voorgesteld een bedrag van € 5.000,-- tegen finale kwijting te voldoen.
1.4. Bij besluit van 12 december 2007 heeft het College het verzoek van appellante afgewezen.
1.5. Bij besluit van 5 juni 2008 heeft het College het bezwaar van appellante tegen het besluit van 12 december 2007 ongegrond verklaard en dit besluit gehandhaafd. Daartoe heeft het College overwogen dat, aangezien de vordering is ontstaan als gevolg van verwijtbaar gedrag, op grond van artikel 8 van de Beleidsregels Terugvordering en Verhaal Wet werk en bijstand van kwijtschelding dient te worden afgezien en dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan van het beleid moet worden afgeweken.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 5 juni 2008 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ingevolge artikel 7 van de door het College vastgestelde Beleidsregels Terugvordering en Verhaal Wet werk en bijstand (hierna: Beleidsregels), voor zover van belang, besluiten burgemeester en wethouders in afwijking van de artikelen 4 en 5 van de Beleidsregels tot gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand indien sprake is van de in dit artikel onder a. tot en met c. genoemde gevallen. Ingevolge artikel 8, aanhef en onder a, van de Beleidsregels wordt van kwijtschelding als bedoeld in artikel 7 van de Beleidsregels afgezien, indien de terugvordering van bijstand het gevolg is van verwijtbaar gedrag van de belanghebbende.
4.2. Onder verwijzing naar zijn uitspraak van 30 juni 2008 (LJN BD5857) is de Raad met de rechtbank van oordeel dat het onder 4.1 genoemde beleid niet in strijd komt met enig algemeen verbindend voorschrift en binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling blijft.
4.3. De Raad stelt vast dat bij het onder 1.2 genoemde besluit van 10 maart 2006, gewijzigd bij besluit van 11 september 2006, de bijstand van appellante is herzien en de hiermee verband houdende kosten van bijstand van appellante zijn teruggevorderd op de grond dat appellante de op haar rustende wettelijke inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad heeft in zijn uitspraak met nummer 08/697 WWB de herziening en terugvordering in stand gelaten. De Raad verwijst in dit verband naar hetgeen hij in voornoemde uitspraak omtrent de door appellante geschonden inlichtingenverplichting heeft overwogen en maakt deze overwegingen in het onderhavige geschil tot de zijne.
4.4. Gelet op hetgeen onder 4.3 is overwogen is de Raad met de rechtbank van oordeel dat sprake is van verwijtbaar gedrag in de zin van artikel 8, aanhef en onder a, van de Beleidsregels. In hetgeen appellante heeft aangevoerd omtrent haar persoonlijke omstandigheden en de schuldsanering ziet de Raad geen grond voor het oordeel dat het College, met toepassing van artikel 4:84 (slot) van de Awb, in afwijking van het beleid tot kwijtschelding had moeten besluiten.
4.5. Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Schoemaker als voorzitter en R. Kooper en N.M. van Waterschoot als leden, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 april 2010.
(get.) R.C. Schoemaeker.
(get.) R.L.G. Boot.
NK