Home

Centrale Raad van Beroep, 17-03-2011, BP8906, 09/5588-W + 09/5589-W + 09/5591-W + 09/5592-W + 09/5594-W + 09/5719-W + 09/5720-W

Centrale Raad van Beroep, 17-03-2011, BP8906, 09/5588-W + 09/5589-W + 09/5591-W + 09/5592-W + 09/5594-W + 09/5719-W + 09/5720-W

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
17 maart 2011
Datum publicatie
24 maart 2011
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2011:BP8906
Zaaknummer
09/5588-W + 09/5589-W + 09/5591-W + 09/5592-W + 09/5594-W + 09/5719-W + 09/5720-W

Inhoudsindicatie

Afwijzing verzoek om wraking.

Uitspraak

P R O C E S - V E R B A A L

van de mondelinge uitspraak op 17 maart 2011 van de

CENTRALE RAAD VAN BEROEP

Zitting hebben: H.A.A.G. Vermeulen, als voorzitter, en R. Kooper en B.J. van de Griend als leden, in tegenwoordigheid van K. Moaddine als griffier.

09/5588-W, 09/5589-W, 09/5591-W, 09/5592-W, 09/5594-W, 09/5719-W, 09/5720-W

Het betreft het verzoek om wraking op 23 februari 2011 door [naam verzoeker], wonende te [woonplaats], van de mrs. J.Th. Wolleswinkel, A.J. Schaap en A.A.M. Mollee in de gedingen van verzoeker tegen het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp.

De beslissing luidt: wijst het verzoek om wraking af.

Deze beslissing is gebaseerd op de volgende overwegingen.

1. In artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat op verzoek van een partij elk van rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2.1. Verzoeker heeft, kort samengevat, in de eerste plaats aangevoerd dat mr. Wolleswinkel, als voorzitter van de kamer die zijn gedingen heeft behandeld ter zitting van 10 februari 2011, gelet op zijn houding en interventies - in welk verband enkele beweerdelijk gedane uitlatingen zijn vermeld - de schijn heeft gewekt niet geheel onbevangen en onbevooroordeeld te staan ten aanzien van de gedingen (schijn van subjectieve partijdigheid).

2.2. De Raad overweegt dat blijkens het proces-verbaal van de zitting van 10 februari 2011 door de Raad in de samenstelling mr. Wolleswinkel, als voorzitter, en mrs. Schaap en Mollee, als leden, de hier bedoelde gedingen van verzoeker heeft behandeld. Blijkens datzelfde proces-verbaal hebben zowel de voorzitter als de leden zeer uitvoerig onderzoek gedaan ter zitting door het stellen van talrijke vragen en het verkennen van standpunten van partijen, gericht op het doen van een uitspraak en zo mogelijk op definitieve beslechting van de geschillen. De door verzoeker geciteerde uitlatingen, die gelet op het proces-verbaal overigens niet letterlijk en niet zo achter elkaar zijn gedaan, moeten dus geplaatst worden in de context van dat onderzoek. Kennelijk heeft mr. Wolleswinkel beoogd verzoeker zo goed mogelijk in te lichten over de (processuele) mogelijkheden in de omstandigheden van zijn geval. De Raad ziet hierin geen enkele aanwijzing voor de door verzoeker veronderstelde schijn van subjectieve partijdigheid.

3.1. Verzoeker heeft verder, kort samengevat, aangevoerd dat de (raad)kamer die zijn gedingen heeft behandeld, gelet op de ongemotiveerde afwijzing van zijn verzoeken om de behandeling van de zaken aan te houden, respectievelijk om getuigen op te roepen, de indruk wekt niet in volkomen onafhankelijkheid, onbevangenheid en onbevooroordeeldheid die verzoeken heeft beoordeeld of heeft kunnen beoordelen.

3.2. De Raad overweegt dat het hier gaat om procedurele beslissingen van de drie genoemde rechters gezamenlijk; zij zijn de drie raadsheren die de raadkamer vormen die beslist en in dit geval deels nog definitief beslissen moet op de door verzoeker bedoelde verzoeken. Ingevolge vaste rechtspraak (CRvB 3 decmber 2010, LJN BO6452) is wraking niet bedoeld als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen en kunnen deze beslissingen slechts leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek als uit de procedurele beslissingen blijkt van vooringenomenheid van de rechter die deze beslissingen heeft genomen. Daarvan is bij beslissingen van een meervoudige kamer in het algemeen geen sprake en dat is hier niet anders.

4.1. Verzoeker heeft tot slot aangevoerd dat er sprake is van mogelijke beïnvloeding binnen sectie A van de Raad (objectieve partijdigheid) als gevolg van de omstandigheid dat mr. O.L.H.W.I. Korte een directe collega is van mr. Wolleswinkel - waar zij beiden in sectie A zijn geplaatst - terwijl mr. Korte eerder werkzaam is geweest bij de rechtbank Amsterdam, waar hij een collega was van mr. T. van Os van den Abeelen, die de gedingen in eerste aanleg heeft behandeld en die voorafgaand aan die behandeling gesproken heeft over Weesp c.a., terwijl mr. Korte nauwe banden heeft met Weesp. Bovendien kan verzoeker niet uitsluiten dat mr. Korte deel uitmaakte of kan uitmaken van de raadkamer. Overigens volgt uit de door verzoeker naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geenszins dat ten aanzien van mr. Wolleswinkel voor vooringenomenheid moet worden gevreesd.

4.2. De Raad overweegt in de eerste plaats dat mr. Korte geen deel uitmaakt(e) van de betrokken raadkamer. Verder impliceert deze wrakingsgrond een wraking van iedere raadsheer in (sectie A van) de Raad. Een dergelijke wraking kan geen doel treffen.

Overigens volgt uit de door verzoeker naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geenszins dat ten aanzien van mr. Wolleswinkel voor vooringenomenheid moet worden gevreesd.

Waarvan proces-verbaal,

Utrecht, 17 maart 2011

De griffier, De voorzitter,

w.g. K. Moaddine w.g. H.A.A.G. Vermeulen

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

HD