Home

Centrale Raad van Beroep, 29-01-2013, BY9838, 10-3030 WWB

Centrale Raad van Beroep, 29-01-2013, BY9838, 10-3030 WWB

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
29 januari 2013
Datum publicatie
30 januari 2013
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2013:BY9838
Zaaknummer
10-3030 WWB

Inhoudsindicatie

Afwijzing aanvraag ten aanzien van de eigen bijdragen voor de zorg met verblijf in een zorginstelling en voor de gebitsprothese. De Zvw en de AWBZ worden voor de kosten van (para)medische zorg in beginsel als een aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de WWB beschouwd. Het beleid inzake de toekenning van bijzondere bijstand moet in het geval van cumulatie eigen bijdragen moet worden gekwalificeerd als buitenwettelijk begunstigend beleid. Het college kent voor dit soort eigen bijdragen in het algemeen geen bijzondere bijstand toe.

Uitspraak

10/3030 WWB

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 april 2010, 09/5024 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellante] te [woonplaats] (appellante)

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

Datum uitspraak: 29 januari 2013

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J. Bouter, advocaat, hoger beroep ingesteld

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2012. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Bouter. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. A.A. Brouwer.

De Raad heeft het onderzoek heropend. Het college heeft bij brief van 28 september 2012 nadere informatie verstrekt. Appellante heeft hierop bij brief van 9 november 2012 gereageerd.

Met toestemming van partijen heeft de Raad vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft, waarna hij het onderzoek heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

1.1. Op 13 maart 2009 heeft appellante bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) aangevraagd voor:

- de eigen bijdrage van € 123,03 voor zorg met verblijf in zorginstelling [naam zorginstelling] in de periode van 3 tot en met 29 oktober 2008;

- de eigen bijdrage van € 155,-- voor de zorgverzekering voor het jaar 2009;

- de eigen bijdrage van € 183,49 voor tandheelkundige behandeling (gebitsprothese) in november 2008;

- de eigen bijdrage voor huishoudelijke hulp (zorg zonder verblijf/thuiszorg) vanaf 30 januari 2009.

1.2. Bij besluit van 22 juni 2009 heeft het college de aanvraag van appellante afgewezen.

1.3. Bij besluit van 21 september 2009 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellante tegen het besluit van 22 juni 2009 gegrond verklaard. Daarbij is aan appellante alsnog bijzondere bijstand toegekend voor de eigen bijdrage voor de zorgverzekering tot een bedrag van € 105,-- en voor de eigen bijdrage voor de thuiszorg over de periode van 1 april 2009 tot en met 31 maart 2010 tot een bedrag van € 163,80 per maand. De afwijzing van de aanvraag is gehandhaafd ten aanzien van de eigen bijdragen voor de zorg met verblijf in de [naam zorginstelling] en voor de gebitsprothese.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

3. Appellante voert in hoger beroep aan dat aan haar alsnog bijzondere bijstand moet worden toegekend voor de eigen bijdragen voor zorg met verblijf in zorginstelling [naam zorginstelling] en voor de gebitsprothese. Zij stelt dat zij jaarlijks te maken heeft met een cumulatie van eigen bijdragen waardoor zij honderden euro’s moet betalen en dat dit voor haar, gezien haar minimuminkomen, een probleem is. Appellante stelt dat zij op grond van het beleid van het college, in het bijzonder paragraaf 9.4.4.1 van de Werkvoorschriften WWB, recht heeft op bijzondere bijstand voor eigen bijdragen, behoudens het drempelbedrag van € 50,--.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1. Op grond van artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de WWB strekt het recht op bijstand zich niet uit tot de kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk zijn aangemerkt. Indien binnen de voorliggende voorziening een bewuste keuze is gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van deze kosten, kan het bijstandverlenend orgaan daarvoor in beginsel geen bijzondere bijstand toekennen.

4.2. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (CRvB 19 april 2011, LJN BQ3009) worden de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor de kosten van (para)medische zorg in beginsel als een aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de WWB beschouwd.

4.3. De eigen bijdrage voor het verblijf van appellante in zorginstelling De [naam zorginstelling] is vastgesteld op grond van het op de AWBZ gebaseerde Bijdragebesluit Zorg. De eigen bijdrage voor de gebitsprothese is vastgesteld op basis van het op de Zvw gebaseerde Besluit zorgverzekering en de Regeling zorgverzekering. Nu met deze eigen bijdragen een bewuste keuze is gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van de kosten, staat artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de WWB aan toekenning van bijzondere bijstand voor deze eigen bijdragen in de weg staat. Voor bijstandsverlening op grond van artikel 16, eerste lid, van de WWB bestaat geen grond.

4.4. Het college voert beleid ten aanzien van het verstrekken van bijzondere bijstand voor wettelijke eigen bijdragen. In paragraaf 9.4.4.1 van de Werkvoorschriften WWB is hierover, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

“Wettelijke eigen bijdragen, ook wel retributies genoemd, komen voor bij (para)medische voorzieningen en zorgvoorzieningen of bij rechtshulp. Een eigen bijdrage is meestal of een bedrag aan de voet (bijvoorbeeld de eerste € 50,--), of een percentage van de kosten. (…)

Wie gebruik maakt van meerdere voorzieningen moet telkens een eigen bijdrage betalen. Deze cumulatie van eigen bijdragen is voor de draagkracht van mensen met een minimuminkomen een probleem. Wettelijke eigen bijdragen kun je vergoeden als bijzondere bijstand, als het totaal van de eigen bijdragen binnen een periode van

12 maanden boven de € 50,-- (de ondergrens) uit komt. (…)

In tegenstelling tot de eigen bijdrage Zorg zonder Verblijf (thuiszorg), komt de eigen bijdrage Zorg met Verblijf (ook voor klanten die in een AWBZ-instelling verblijven), NIET voor vergoeding via de bijzondere bijstand in aanmerking! Met een afwijzing van de DWI wegens niet noodzakelijk kan een klant zich wenden tot de zorgverzekeraar voor kwijtschelding (…).”

In paragraaf 9.4.4.2 van de Werkvoorschriften WWB, met als opschrift uitzonderingen en specifieke regels, is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

“Uitzonderingen gelden bij:

- besparingskosten;

- maximale vergoedingen;

- voorzieningen op grond van vrijwillige of aanvullende verzekeringen. (…)

Aanvullende verzekeringen kennen soms een gedeeltelijke vergoeding toe. De verzekerde dient dan een deel van de kosten zelf te betalen. In het spraakgebruik wordt dit eigen aandeel wel een eigen bijdrage genoemd. Dit soort eigen bijdrages komt, in tegenstelling tot een aantal wettelijke eigen bijdrages, in het algemeen niet voor vergoeding in aanmerking.”

4.5. Het in 4.4 weergegeven beleid inzake de toekenning van bijzondere bijstand in het geval van cumulatie eigen bijdragen moet worden gekwalificeerd als buitenwettelijk begunstigend beleid. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld CRvB 7 juli 2009, LJN BJ1918) wordt buitenwettelijk begunstigend beleid als gegeven aanvaard en toetst de bestuursrechter slechts of dat beleid op consistente wijze is toegepast.

4.6. Het college heeft in overeenstemming met paragraaf 9.4.4.1 van de Werkvoorschriften WWB geweigerd bijzondere bijstand toe te kennen voor de eigen bijdrage voor de zorg met verblijf in zorginstelling [naam zorginstelling].

4.7. Het college heeft voorts in overeenstemming met paragraaf 9.4.4.2 van de Werkvoorschriften WWB geweigerd bijzondere bijstand toe te kennen voor het onder 1.1 genoemde bedrag van € 183,49. Hiertoe wordt het volgende overwogen. Appellante had ten tijde van belang een aanvullende tandartsverzekering bij OHRA op grond waarvan tandartskosten tot een bedrag van maximaal € 500,-- per jaar werden vergoed. Het college heeft terecht uit de specificatie van OHRA van 16 maart 2009 opgemaakt dat van de op 27 november 2008 gemaakte tandheelkundige kosten een bedrag van € 183,49 niet wordt vergoed, omdat de maximale vergoeding van de aanvullende tandartsverzekering is bereikt. Anders dan appellante wenst, volgt uit paragraaf 9.4.4.2 van de Werkvoorschriften WWB dat het college voor dit soort eigen bijdragen in het algemeen geen bijzondere bijstand toekent.

4.8. Ten slotte wordt nog het volgende overwogen. Vaststaat en tussen partijen is niet in geschil dat het college voor de eigen bijdrage voor de thuiszorg over de periode van 1 april 2009 tot en met 31 maart 2010 bijzondere bijstand heeft toegekend tot een bedrag van € 163,80 per maand, terwijl deze eigen bijdrage € 17,20 per vier weken bedraagt. Nu het college ter zitting van de rechtbank te kennen heeft gegeven dat het teveel betaalde niet wordt teruggevorderd, is appellante voor de cumulatie van de eigen bijdragen ten tijde van belang ruimschoots gecompenseerd.

4.9. Uit 4.1 tot en met 4.8 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs als voorzitter en W.H. Bel en E.C.R. Schut als leden, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2013.

(getekend) E.J.M. Heijs

De griffier is buiten staat te tekenen

HD