Home

Centrale Raad van Beroep, 21-05-2013, CA0580, 12-6263 ZW-W

Centrale Raad van Beroep, 21-05-2013, CA0580, 12-6263 ZW-W

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
21 mei 2013
Datum publicatie
22 mei 2013
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2013:CA0580
Zaaknummer
12-6263 ZW-W

Inhoudsindicatie

Afwijzing verzoek om wraking.

Uitspraak

12/6263 ZW-W

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Beslissing op het verzoek op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gedaan door

[A. te B.] (verzoeker)

Datum beslissing: 21 mei 2013

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 16 oktober 2012, 10/643, in het geding tussen verzoeker en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).

Voor de aanvang van het geplande onderzoek ter zitting op 29 mei 2013 heeft mr. P. Rijnsburger, advocaat, per brief, ingekomen bij de Raad op 3 mei 2013, verzocht om wraking van de behandelend rechter mr. C.P.J. Goorden.

Mr. Goorden heeft op 8 mei 2013 bericht dat hij niet in de wraking berust.

De behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 mei 2013. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. Rijnsburger. Mr. Goorden heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2. Aanleiding tot het wrakingsverzoek vormt het niet voldoen door mr. Goorden aan een namens verzoeker ingediend verzoek om de op 29 mei 2013 geplande zitting uit te stellen. Dat uitstelverzoek had enerzijds te maken met de wens van verzoeker om een contra-expertise te doen instellen en hield anderzijds verband met verhindering van de gemachtigde. Na de afwijzing van het verzoek heeft ook verzoeker zelf te kennen gegeven op de genoemde datum verhinderd te zijn, maar dat heeft er niet toe geleid dat het verzoek alsnog is ingewilligd. Verzoeker heeft aan deze gang van zaken de indruk overgehouden dat feitelijk al over zijn zaak is beslist en dat het verloop van de geplande zitting er eigenlijk niet meer toe doet.

3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

3.1. Het afwijzen van het uitstelverzoek is een procedurele beslissing van de behandelend rechter. Zoals de Raad al vaker heeft overwogen (CRvB 3 december 2010, LJN BO6452), is wraking niet bedoeld als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen en kunnen deze beslissingen slechts leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek als uit de procedurele beslissing blijkt van vooringenomenheid bij de rechter die de beslissing heeft genomen. Anders dan verzoeker ziet de Raad in de enkele afwijzing van het uitstelverzoek van verzoeker geen grond gelegen voor het oordeel dat in dit geval van vooringenomenheid aan de zijde van mr. Goorden sprake is. De afwijzing impliceert immers geenszins dat de door verzoeker gewenste contra-expertise niet meer zou kunnen plaatsvinden of dat deze op voorhand overbodig wordt geacht. De Raad wijst in dit verband ook op de schriftelijke reactie van mr. Goorden op het wrakingsverzoek, waarin hij te kennen geeft dat hetgeen de gemachtigde met betrekking tot de inhoud van de zaak beschrijft, ter zitting aan de orde kan worden gesteld en dat hij hierover nog geen oordeel heeft gevormd of gegeven. Dat een eventueel naar de zitting af te vaardigen kantoorgenoot van de gemachtigde van verzoeker

noch over dezelfde vakkennis op het terrein van het sociaal zekerheidsrecht, noch over hetzelfde inzicht in deze specifieke zaak beschikt als de gemachtigde zelf, is voorts een argument dat primair ziet op de inhoudelijke juistheid van de genomen procedurele beslissing, welke inhoudelijke juistheid hier geen toetsingscriterium kan zijn. Ook dat argument rechtvaardigt niet de conclusie dat de beslissing was ingegeven door vooringenomenheid.

3.2. Uit 3.1 volgt dat het verzoek om mr. Goorden te wraken moet worden afgewezen.

4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om wraking af.

Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs als voorzitter en J. Brand en B.J. van de Griend als leden, in tegenwoordigheid van A.C. Oomkens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2013.

(getekend) E.J.M. Heijs

(getekend) A.C. Oomkens