Centrale Raad van Beroep, 11-07-2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2372, 13-2426 WWB-W
Centrale Raad van Beroep, 11-07-2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2372, 13-2426 WWB-W
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 11 juli 2014
- Datum publicatie
- 22 juli 2014
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2014:2372
- Zaaknummer
- 13-2426 WWB-W
Inhoudsindicatie
Afwijzing verzoek om wraking. De enkele omstandigheid dat de behandelend rechters geen aanleiding hebben gezien voor inwilliging van het verzoek om getuigen op te roepen, vormt geen aanknopingspunt voor het oordeel dat zij met betrekking tot de beoordeling van het hoger beroep ten opzichte van verzoeker vooringenomen zijn dan wel dat de bij verzoeker bestaande vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is.
Uitspraak
13/2426 WWB-W, 13/2427 WWB-W, 13/2428 WWB-W
Datum uitspraak: 11 juli 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
Namens verzoeker heeft mr. J.J.A. Bosch, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 28 maart 2013, 12/804, 12/1975 en 12/3108, in de gedingen tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Maassluis.
Mr. Bosch heeft namens verzoeker bij brief van 23 mei 2014 verzocht om een aantal personen als getuige op te roepen voor de zitting van 2 juni 2014. Bij brief van 28 mei 2014 heeft de Raad meegedeeld dat in de brief van 23 mei 2014 vooralsnog geen aanleiding wordt gezien om voor deze zitting getuigen op te roepen.
Bij brief van 28 mei 2014 heeft mr. Bosch namens verzoeker verzocht om wraking van de behandelend rechters, mrs. J.P.M. Zeijen, W.F. Claessens en G.M.G. Hink.
De behandelend rechters hebben schriftelijk meegedeeld dat zij niet in de wraking berusten.
Bij brief van 5 juni 2014 heeft mr. M.A.R. Schuckink Kool zich als opvolgend gemachtigde van verzoeker gesteld.
Verzoeker en de behandelend rechters zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting op 4 juli 2014. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. Schuckink Kool. De behandelend rechters zijn, met bericht, niet verschenen.
OVERWEGINGEN
Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
Verzoeker heeft aan het verzoek om wraking van de behandelend rechters ten grondslag gelegd dat de beslissing om geen getuigen op te roepen hem in zijn verdediging schaadt en de schijn oproept van partijdigheid.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Het al dan niet gebruik maken van de bevoegdheid getuigen op te roepen is een zogeheten procedurele beslissing. Naar vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld CRvB 17 maart 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP8906) is wraking niet bedoeld als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen en kunnen deze beslissingen slechts leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek als uit de procedurele beslissing blijkt van vooringenomenheid van de rechters die deze beslissing hebben genomen. Daarvan is bij procedurele beslissingen van een meervoudige kamer in het algemeen geen sprake en dat is hier niet anders. De enkele omstandigheid dat de behandelend rechters geen aanleiding hebben gezien voor inwilliging van het verzoek om getuigen op te roepen, vormt geen aanknopingspunt voor het oordeel dat zij met betrekking tot de beoordeling van het hoger beroep ten opzichte van verzoeker vooringenomen zijn dan wel dat de bij verzoeker bestaande vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Hierbij komt dat het nog slechts een voorlopige beslissing betreft, zoals in de schriftelijke reactie van de behandelend rechters is gesteld. Het verzoek om wraking moet daarom worden afgewezen.
Verzoeker heeft tijdens de procedure in eerste aanleg twee verzoeken om wraking ingediend in verband met het niet oproepen van getuigen. De rechtbank heeft het eerste verzoek afgewezen en het tweede verzoek niet-ontvankelijk verklaard, omdat geen sprake was van nieuwe feiten of omstandigheden zoals bedoeld in artikel 8:16, vierde lid, van de Awb. Daarbij is bepaald dat vanwege misbruik een volgend verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen. De Raad ziet, gelet op het onderhavige wrakingsverzoek en wrakingsverzoeken bij de rechtbank, aanleiding om met gebruikmaking van de hem in artikel 8:18, vierde lid, van de Awb gegeven bevoegdheid te bepalen dat een volgend verzoek om wraking van een of meer van de behandelend rechters in deze hogerberoepszaak van verzoeker niet in behandeling zal worden genomen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- wijst het verzoek om wraking af;
- bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in dit hoger beroep niet in behandeling wordt
genomen.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs als voorzitter en M. Greebe en B.J. van de Griend als leden, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2014.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) H.J. Dekker