Home

Centrale Raad van Beroep, 21-03-2014, ECLI:NL:CRVB:2014:937, 12-4616 WIA

Centrale Raad van Beroep, 21-03-2014, ECLI:NL:CRVB:2014:937, 12-4616 WIA

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
21 maart 2014
Datum publicatie
25 maart 2014
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2014:937
Zaaknummer
12-4616 WIA

Inhoudsindicatie

WGA-vervolguitkering berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%. Geen twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts. De Raad volgt de rechtbank niet in haar oordeel dat de functie textielproductenmaker niet aan de schatting per 12 augustus 2010 ten grondslag kan worden gelegd. Deze functie is weliswaar pas in de beroepsfase aan de selectie toegevoegd, maar dit heeft niet geleid tot een verlaging van de arbeidsongeschiktheidsklasse; deze is immers 65 tot 80% gebleven.

Uitspraak

12/4616 WIA, 12/4628 WIA

Datum uitspraak: 21 maart 2014

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van

12 juli 2012, 11/824 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens betrokkene heeft mr. M.H.J. van Geffen, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Ook het Uwv heeft hoger beroep ingesteld.

Beide partijen hebben een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2013. Voor betrokkene is verschenen mr. Van Geffen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Koning.

OVERWEGINGEN

1.1. Na een aanvankelijke weigering betrokkene in aanmerking te brengen voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft het Uwv na bezwaar van betrokkene bij besluit van 19 december 2008 vastgesteld dat voor betrokkene met ingang van 12 mei 2008 recht is ontstaan op een loongerelateerde WGA-uitkering (LGU). De LGU is toegekend voor een periode van 26 maanden en het verlies aan verdienvermogen is berekend op 68,07%. Het besluit van 19 december 2008 is in rechte komen vast te staan door een uitspraak van de Raad van 23 maart 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BV9846).

1.2. Het Uwv heeft bij besluit van 7 juni 2010 aan betrokkene meegedeeld dat hij met ingang van 12 augustus 2010 niet langer recht heeft op een LGU, maar dat hij met ingang van die datum recht heeft op een WGA-vervolguitkering (VVU), omdat betrokkene niet voldoet aan de inkomenseis. De VVU is berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%. Het bezwaar van betrokkene tegen dit besluit heeft het Uwv bij beslissing op bezwaar van

11 februari 2011 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan dit besluit liggen onderzoeken ten grondslag van een bezwaarverzekeringsarts van het Uwv en een bezwaararbeidsdeskundige van het Uwv.

2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, met bepalingen over de vergoeding van de proceskosten en het griffierecht, het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De rechtbank heeft geen reden gezien om te twijfelen aan de juistheid van de door de bezwaarverzekeringsarts vastgestelde medische beperkingen, zoals weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 7 december 2010. De rechtbank heeft hierbij overwogen dat de bezwaarverzekeringsarts bij het vaststellen van de beperkingen van betrokkene rekening heeft gehouden met een psychische aandoening, waarvoor beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren zijn opgenomen, en met de diabetes mellitus waaraan betrokkene lijdt. Daarnaast heeft de bezwaarverzekeringsarts beperkingen opgenomen ten aanzien van werktijden en ten aanzien van zwaardere fysieke inspanningen. Op grond hiervan heeft de rechtbank geoordeeld dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag is gebaseerd.

2.2. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat twee van de vier door de bezwaararbeidsdeskundige geselecteerde functies niet aan de schatting ten grondslag kunnen worden gelegd, zodat onvoldoende functies resteren en de arbeidskundige grondslag niet deugdelijk is. De functie textielproductenmaker (SBC-code 111160) is volgens de rechtbank ten onrechte voor de schatting gebruikt, omdat de bezwaararbeidsdeskundige deze functie in de bezwaarfase weliswaar in het rapport van 10 december 2010 heeft genoemd, maar toen niet aan de beoordeling ten grondslag heeft gelegd. Tevens heeft de rechtbank overwogen dat de functie inpakker (SBC-code 111190) niet aan de beoordeling ten grondslag gelegd kan worden, omdat de signalering bij het aspect “handelingstempo” onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank kan zich wel vinden in de selectie van de functie machinaal metaalbewerker (SBC-code 264122), omdat de bezwaararbeidsdeskundige, zoals blijkt uit zijn rapport van 12 mei 2012, over de kenmerkende belasting op het aspect deadlines/productiepieken overleg heeft gehad met de arbeidskundig analist en hieruit is gebleken dat sprake is van een normaal te behalen productienorm.

3.1. Het Uwv heeft in hoger beroep naar voren gebracht dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat de functie textielproductenmaker niet in het rapport van 10 december 2010 aan de schatting ten grondslag is gelegd. Deze functie is immers al per 12 februari 2008 geselecteerd en dus bekend bij betrokkene en kan om die reden in de beoordeling worden betrokken.

3.2. Betrokkene heeft in hoger beroep het standpunt ingenomen dat zijn beperkingen, en dan met name de rug- en nekklachten, niet op juiste wijze in de FML zijn verwoord. Betrokkene meent dat ten onrechte geen deskundige door de rechtbank is benoemd, nu de door hem geconsulteerde verzekeringsarts W.M. van der Boog en de bezwaarverzekeringsarts van mening verschillen over de ernst van de medische problematiek en de daaruit voortvloeiende beperkingen. Uit het rapport van Van der Boog volgt dat de rechtbank heeft miskend dat betrokkene lijdt aan een chronische depressie die onder meer somatisering tot gevolg heeft. Ook de door de diabetes verhoogde suikerspiegel komt onvoldoende in de FML tot uitdrukking. Voor wat de arbeidskundige beoordeling betreft heeft betrokkene aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte aanvaardbaar heeft geacht dat aan de functie machinaal metaalbewerker een op 2 november 2011 aangepaste functieomschrijving ten grondslag is gelegd. Dit druist in tegen de rechtspraak van de Raad. De functieomschrijving zoals die gold op de datum in geding leidt tot overschrijding van de belastbaarheid van betrokkene. In verweer heeft betrokkene zich geschaard achter het oordeel van de rechtbank dat de functie van textielproductenmaker niet aan de schatting ten grondslag kan worden gelegd. De gemachtigde van betrokkene heeft ter zitting haar twijfel uitgesproken of de rechtspraak van de Raad over het al dan niet mogen bijduiden van functies, zoals ontwikkeld bij de toepassing van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering kan worden gevolgd bij toepassing van de Wet WIA, nu de vaststelling van de resterende verdiencapaciteit directe gevolgen heeft voor de vaststelling van de hoogte van de inkomenseis.

4.

De Raad oordeelt als volgt.

4.1.

Wat betrokkene in hoger beroep heeft aangevoerd vormt geen aanleiding het oordeel van de rechtbank over de medische grondslag van het besluit niet te volgen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen aanleiding is voor twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts. De Raad onderschrijft het commentaar van de bezwaarverzekeringsarts, zoals onder meer neergelegd in het rapport van 24 juli 2013. De bezwaarverzekeringsarts heeft in de FML voldoende rekening gehouden met een overmatige belasting van de nek en de rug. Voorts heeft betrokkene onvoldoende onderbouwd dat de bezwaarverzekeringsarts bij haar beoordeling van de voor betrokkene uit de diabetes voortvloeiende beperkingen van onjuiste gegevens zou zijn uitgegaan of zou hebben miskend dat betrokkene op dit punt meer beperkt is.

Hierbij heeft de Raad betrokken dat de bezwaarverzekeringsarts de informatie die door de behandelaars en de huisarts van betrokkene is verstrekt heeft overgenomen en dat betrokkene op de datum in geding niet onder behandeling was voor psychische klachten. De Raad ziet daarom geen aanleiding een medisch deskundige te benoemen. Het enkele gegeven dat Van der Boog een andere visie heeft op de ernst van de medische problematiek en de daaruit voortvloeiende beperkingen dan de bezwaarverzekeringsarts, is onvoldoende voor twijfel aan de medische grondslag van het bestreden besluit.

4.2.

Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit wordt overwogen dat het Uwv zich in hoger beroep heeft neergelegd bij het oordeel van de rechtbank dat de functie van inpakker niet passend is. Aan het bestreden besluit, zoals dat thans in hoger beroep ter beoordeling staat, ligt een schatting ten grondslag die is gebaseerd op drie functies: de functies van textielproductenmaker, machinaal metaalbewerker en huishoudelijk medewerker gebouwen. De passendheid van de laatste functie wordt door partijen niet betwist. Betrokkene betwist het oordeel van de rechtbank dat de functie van machinaal metaalbewerker passend is en het Uwv betwist het oordeel van de rechtbank dat de functie van textielproductenmaker niet bij de schatting mag worden gebruikt.

4.3.

De Raad volgt de rechtbank niet in haar oordeel dat de functie textielproductenmaker niet aan de schatting per 12 augustus 2010 ten grondslag kan worden gelegd. Deze functie is weliswaar pas in de beroepsfase aan de selectie toegevoegd, maar dit heeft niet geleid tot een verlaging van de arbeidsongeschiktheidsklasse; deze is immers 65 tot 80% gebleven. De vaste rechtspraak waarop de gemachtigde van appellant doelt is de rechtspraak van de Raad, zoals onder meer neergelegd in de uitspraak van 30 juni 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AY2985. Volgens die vaste rechtspraak brengt het zorgvuldigheidsbeginsel mee dat, alvorens tot intrekking of herziening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt overgegaan, de betrokkene op de hoogte dient te worden gesteld van de medische beperkingen welke naar het oordeel van het bestuursorgaan voor hem gelden, alsmede van de functies welke hij met die beperkingen zou kunnen vervullen. Daarbij geldt de hoofdregel dat bij het nemen van een besluit tot herziening van een WAO-uitkering naar een lagere mate van arbeidsongeschiktheid of intrekking van een WAO-uitkering een uitlooptermijn van minimaal twee maanden in acht wordt genomen. De omstandigheid dat wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage een wijziging van de inkomenseis impliceert brengt niet mee dat deze rechtspraak niet langer kan worden gehanteerd. De Wet WIA heeft immers in artikel 60, tweede lid, in deze situatie voorzien door te bepalen dat een inkomsenseis pas wordt herzien op het moment dat een wijziging in de resterende verdiencapaciteit twee kalendermaanden heeft geduurd.

4.4.

De Raad is met de rechtbank en op de door haar gegeven gronden van oordeel dat de functie machinaal metaalbewerker aan de schatting ten grondslag kan worden gelegd. De Raad voegt daaraan toe dat met de toelichting van de arbeidskundig analist voldoende is komen vast te staan dat de belasting in de functie de belastbaarheid van betrokkene niet overschrijdt. Het standpunt van betrokkene dat in deze functie sprake is van een daadwerkelijke wijziging in de belasting op het aspect 1.9.7 deelt de Raad niet.

4.5.

Gelet op de overwegingen 4.1 tot en met 4.4 slaagt het hoger beroep van het Uwv wel en het hoger beroep van betrokkene niet. De aangevallen uitspraak wordt vernietigd en het beroep wordt ongegrond verklaard.

5.

Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

- vernietigt de aangevallen uitspraak;

- verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning als voorzitter en R.E. Bakker en K. Wentholt als leden, in tegenwoordigheid van J.C. Hoogendoorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2014.

(getekend) M.C. Bruning

(getekend) J.C. Hoogendoorn

GdJ