Home

Centrale Raad van Beroep, 19-08-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2789, 14/4228 ZW

Centrale Raad van Beroep, 19-08-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2789, 14/4228 ZW

Gegevens

Inhoudsindicatie

Herziening ZW-uitkering met terugwerkende kracht. Terugvordering. Het Uwv heeft zich bij de in geschil zijnde berekening van het terug te vorderen bedrag terecht gebaseerd op de gegevens uit de polisadministratie (Suwinet) en op inzichtelijke wijze het terug te vorderen bedrag berekend op € 7.022,85.

Uitspraak

14/4228 ZW

Datum uitspraak: 19 augustus 2015

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van

10 juni 2014, 13/5817 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. A.C.R. Molenaar, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2015. Appellant en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. J. Spanjer.

OVERWEGINGEN

1.1.

Appellant heeft zich op 27 maart 2012 vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidwet ziek gemeld. Naar aanleiding van deze ziekmelding heeft appellant vanaf 26 juni 2012 een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) ontvangen.

1.2.

Na controle is gebleken dat appellant van 26 juni 2012 tot en met 2 september 2012 heeft gewerkt bij [BV 1] en vanaf 3 september 2012 bij [BV 2] Bij besluit van 21 maart 2013 heeft het Uwv de ZW-uitkering van appellant met terugwerkende kracht, ingaande per 26 juni 2012 herzien en het over de periode van 26 juni 2012 tot en met 17 februari 2013 teveel betaalde aan ZW-uitkering tot een bedrag van € 7.022,85 (bruto) teruggevorderd.

1.3.

Naar aanleiding van het door appellant gemaakte bezwaar tegen het besluit van 21 maart 2013 heeft het Uwv bij brief van 14 augustus 2013 appellant uitgenodigd voor een telefonische hoorzitting op 29 augustus 2013 en daarbij als bijlagen gevoegd een overzicht van de vorderingen, een overzicht van de betaalde ZW-uitkering en het verschil na herziening, alsmede Suwinet-gegevens over de periode van 18 juni 2012 tot en met 9 september 2012 (betreffende de loonaangifte van [BV 1] ) en Suwinet-gegevens over de periode van 13 augustus 2012 tot en met 24 maart 2013 (betreffende de loonaangifte van [BV 2] ). Bij brief van 29 augustus 2013 heeft het Uwv, naar aanleiding van de hoorzitting, aan appellant gemeld dat hij onder meer nog kan reageren op de bijgevoegde specificatie van de vordering. Appellant heeft bij brief van 3 september 2013 als zijn reactie gegeven dat de berekening van het Uwv niet juist is en heeft daarbij een eigen berekening gemaakt.

1.4.

Bij besluit van 10 september 2013 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 21 maart 2013 ongegrond verklaard. Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

2. De rechtbank heeft het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe vastgesteld dat in geschil is of het Uwv bij het terugvorderingsbesluit is uitgegaan van de juiste inkomsten die appellant met zijn werkzaamheden heeft verdiend. Het Uwv heeft toegelicht dat hij zich hierbij heeft gebaseerd op de loongegevens uit Suwinet. Uitdraaien uit Suwinet heeft het Uwv reeds in bezwaar aan appellant verstrekt. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv in beginsel mag uitgaan van de juistheid van de in Suwinet opgenomen gegevens. Indien appellant meent dat zijn inkomensgegevens in Suwinet niet juist zijn, ligt het op zijn weg om die betwisting te onderbouwen, bijvoorbeeld aan de hand van door hem ontvangen loonstroken. Appellant heeft geen loonstroken of andere stukken overgelegd waaruit blijkt dat de gegevens in Suwinet onjuist zijn. Voor zover appellant heeft aangevoerd dat de berekening van de korting in de tweede kolom van de bij het bestreden besluit gevoegde specificatie (met het kopje “moet zijn”) niet op een juiste wijze is uitgevoerd, is de rechtbank van oordeel dat aan deze stellingname bij gebrek aan nadere onderbouwing voorbij moet worden gegaan. De enkele stelling van appellant dat niet duidelijk is hoe het Uwv aan een gemiddeld inkomen van € 62,04 per dag is gekomen, is in dit verband ontoereikend, te meer nu niet is gebleken dat het Uwv niet de juiste inkomensgegevens heeft gebruikt. Het Uwv heeft in zijn verweerschrift voor één van de tijdvakken een volledige berekening gemaakt om inzicht te geven in de wijze waarop de bedragen in de tweede kolom zijn berekend. Die berekening is door appellant niet bestreden en komt de rechtbank niet onjuist voor. De conclusie is dat het betoog van appellant tegen de hoogte van het terugvorderingsbedrag faalt. Dit betekent dat het Uwv bevoegd is om het teveel betaalde (bruto)bedrag aan ZW-uitkering van € 7.022,85 van appellant terug te vorderen.

3.1.

In hoger beroep heeft appellant (samengevat) aangevoerd dat het Uwv eerst in beroep meer inzichtelijke informatie heeft verstrekt over de wijze waarop de inkomsten zijn vermeld en verrekend, maar ook in de beroepsfase is deze berekening volgens appellant volstrekt onder de maat en niet inzichtelijk. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant daarbij zelf aan de hand van twee loonstroken een berekening gemaakt over de periode van 31 december 2012 tot en met 27 januari 2013.

3.2.

In zijn verweerschrift heeft het Uwv hetgeen appellant heeft aangevoerd weerlegd en verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Tussen partijen is in geschil of het Uwv het bedrag van de terugvordering van ten onrechte uitgekeerde ZW-uitkering inzichtelijk en juist heeft vastgesteld.

4.2.1.

Op grond van artikel 33 van de ZW is het Uwv verplicht de onverschuldigd betaalde uitkering terug te vorderen.

4.2.2.

Artikel 33a, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) bepaalt dat de gegevens, die door het Uwv worden verwerkt, door het Uwv niet worden verkregen van de uitkeringsgerechtigden, voor zover zij verkregen kunnen worden uit de polisadministratie, bedoeld in artikel 33, de verzekerdenadministratie, bedoeld in artikel 35, alsmede de basisregistratie personen, tenzij hierdoor een goede vervulling van de taak van het Uwv op grond van dit artikel wordt belet of bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

4.2.3.

Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat uit vaste rechtspraak van de Raad, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 februari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:631, volgt dat het Uwv mag uitgaan van de gegevens uit de polisadministratie tenzij appellant aantoont dat deze gegevens onjuist zijn. Het Uwv heeft zich bij de in geschil zijnde berekening van het terug te vorderen bedrag terecht gebaseerd op de gegevens uit de polisadministratie (Suwinet) en op inzichtelijke wijze het terug te vorderen bedrag berekend op € 7.022,85. Appellant heeft in hoger beroep geen gegevens overgelegd die aanleiding zijn voor het oordeel dat de door het Uwv gebruikte gegevens uit de polisadministratie onjuist zijn. Met de rechtbank is de Raad voorts van oordeel dat het Uwv op inzichtelijke wijze het terug te verdienen bedrag van € 7.022,85 heeft onderbouwd en berekend. Appellant wordt niet gevolgd in zijn stelling dat het Uwv eerst in beroep de betreffende gegevens uit Suwinet heeft verstrekt. Uit het dossier blijkt dat de betreffende stukken (gedingstukken 27.13 en 27.14) reeds met de brief van het Uwv van 14 augustus 2013, dus in de bezwaarfase, aan de gemachtigde van appellant zijn toegezonden.

5. Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.

6. Appellant heeft in zijn brief van 7 juli 2015, onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 24 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3123, bij ongegrond verklaring van zijn hoger beroep (de Raad begrijpt: bevestiging van de aangevallen uitspraak), verzocht om vergoeding van proceskosten. Anders dan in laatstgenoemde uitspraak doet zich hier niet de situatie voor dat appellant heeft moeten procederen om een deugdelijke motivering van het bestreden besluit te krijgen. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat dan ook geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door A.I. van der Kris als voorzitter en J.J.T. van den Corput en D.S. de Vries als leden, in tegenwoordigheid van D. van Wijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2015.

(getekend) A.I. van der Kris

(getekend) D. van Wijk