Centrale Raad van Beroep, 23-09-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3463, 14-2617 WIA
Centrale Raad van Beroep, 23-09-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3463, 14-2617 WIA
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 23 september 2015
- Datum publicatie
- 13 oktober 2015
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2015:3463
- Zaaknummer
- 14-2617 WIA
Inhoudsindicatie
Nabetaling van WIA-uitkering verrekend WWB-uitkering over dezelfde periode. Het Uwv is bij de verrekening van de WIA-uitkering van appellant met door appellant ontvangen WWB-uitkering terecht uitgegaan van het door de gemeente Sittard-Geleen in het verzoek doorgegeven bedrag. In het bestreden besluit heeft het Uwv een berekening gegeven van de netto nabetaling na verrekening. Deze berekening is inzichtelijk en voldoende gemotiveerd.
Uitspraak
14/2617 WIA
Datum uitspraak: 23 september 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 30 april 2014, 13/2667 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstuut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.C.S. Grégoire hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
OVERWEGINGEN
Het Uwv heeft appellant met ingang van 1 januari 2013 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellant heeft vanaf 22 november 2012 ook een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) van de gemeente Sittard-Geleen ontvangen.
De gemeente Sittard-Geleen heeft bij brief van 2 april 2013 aan het Uwv medegedeeld dat de bruto WWB-uitkering inclusief vakantietoeslag over de periode 1 januari 2013 tot
1 maart 2013 € 2.285,66 bedraagt en heeft verzocht om dit te verrekenen bedrag over te maken naar de bankrekening van de gemeente.
Bij besluit van 10 april 2013 heeft het Uwv de nabetaling van Wet WIA-uitkering over de periode 1 januari 2013 tot 1 maart 2013 verrekend met het onder 1.2 genoemde bedrag aan WWB-uitkering over dezelfde periode.
Bij besluit van 5 september 2013 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 10 april 2013 ongegrond verklaard. Hierbij heeft het Uwv, onder verwijzing naar artikel 60a, tweede lid, van de WWB, overwogen dat het niet aan het Uwv is om de juistheid van het gevraagde bedrag te toetsen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank gewezen op de een uitspraak van 23 januari 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BH1737), waarin de Raad heeft overwogen dat in de zaken waarbij het Uwv uitvoering geeft aan een verzoek tot verrekening die zijn grondslag vindt in dwingrechtelijke bepalingen van de Algemene bijstandswetgeving (thans WWB), het Uwv de geldigheid van dat verzoek als een gegeven dient te beschouwen en dat de toets van de bestuursrechter niet verder kan strekken dan de beantwoording van de vraag of het Uwv bij het nemen van de betalings- of verrekeningsbeslissing is gebleven binnen de kaders van dat verzoek. Het Uwv heeft zich terecht niet bevoegd geacht de rechtmatigheid van het verzoek tot overmaking van het bedrag van de vordering te toetsen.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de rechtbank had moeten voorkomen dat hij dubbel moet procederen, terwijl de gemeente Sittard-Geleen de zaak evenmin inhoudelijk zal behandelen. Appellant heeft verder nog opgemerkt dat hem niet geheel duidelijk is welke uitkeringen van het Uwv zijn verrekend en in welke volgorde.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Op grond van artikel 60a, tweede lid, van de WWB betaalt het Uwv, indien degene van wie de kosten van bijstand worden teruggevorderd een uitkering ontvangt op grond van de Wet WIA, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is van belanghebbende, het bedrag van de terugvordering uit de uitkering of de inkomensondersteuning op verzoek aan het college dat de kosten van bijstand terugvordert.
Het hoger beroep is met name gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat het Uwv bij de verrekening van de Wet WIA-uitkering van appellant met de door appellant ontvangen WWB-uitkering uit mocht gaan van (de hoogte) van het bedrag aan WWB-uitkering, zoals opgegeven door de gemeente Sittard-Geleen in het verzoek om verrekening.
Het oordeel van de rechtbank hierover en de overwegingen die tot dit oordeel hebben geleid, worden onderschreven. Het Uwv heeft zich terecht niet bevoegd geacht de juistheid van het door de gemeente Sittard-Geleen terug te vorderen bedrag aan WWB-uitkering te toetsen. De omstandigheid, dat een betrokkene hierdoor mogelijk wordt genoodzaakt om zowel tegen de gemeente Sittard-Geleen te procederen over de rechtmatigheid van de terugvordering, als tegen het Uwv over de wijze van verrekening op grond van artikel 60a, tweede lid, van de WWB, ligt besloten in dwingend wettelijke bepalingen van de WWB en maakt dit oordeel niet anders.
Het Uwv is bij de verrekening van de Wet WIA-uitkering van appellant met door appellant ontvangen WWB-uitkering dan ook terecht uitgegaan van het door de gemeente Sittard-Geleen in het verzoek doorgegeven bedrag. In het bestreden besluit heeft het Uwv een berekening gegeven van de netto nabetaling na verrekening. Deze berekening is inzichtelijk en voldoende gemotiveerd.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep geen doel treft. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.C.W. Lange, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2015.
(getekend) C.C.W. Lange
(getekend) P. Boer