Home

Centrale Raad van Beroep, 22-08-2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3168, 15/1111 WW-W

Centrale Raad van Beroep, 22-08-2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3168, 15/1111 WW-W

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
22 augustus 2016
Datum publicatie
25 augustus 2016
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2016:3168
Zaaknummer
15/1111 WW-W
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023], Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 8:15, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 8:18

Inhoudsindicatie

De Raad neemt de verzoeken om wraking niet in behandeling. Een volgend verzoek van verzoeker om wraking wordt wegens misbruik in de onderhavige procedures niet in behandeling wordt genomen.

Uitspraak

15/1111 WW-W, 15/1230 WIA-W, 15/1247 ZW-W

Datum uitspraak: 22 augustus 2016

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Beslissing op de verzoeken om wraking gedaan door

[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)

PROCESVERLOOP

Op 9 augustus 2016 zijn van verzoeker drie verzoeken ontvangen, waarin hij vraagt om wraking van mr. B.M. van Dun (behandelend rechter), die belast is met de behandeling van de hoger beroepen van verzoeker met de registratienummers 15/1111 WW, 15/1230 WIA en 15/1247 ZW.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2. Artikel 3, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2013 (Stcrt. 2013, nr. 11425) (Wrakingsregeling) bepaalt dat de wrakingskamer, zonder daartoe een zitting te houden, kan beslissen dat een verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen indien het verzoek niet is gemotiveerd.

3. Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op (de persoon van) de rechter die de zaak behandelt. Bij een beoordeling van een beroep op het ontbreken van de onpartijdigheid van de rechter dient voorts het uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (zie onder meer de arresten van de Hoge Raad van 21 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9141 en van 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3625).

4.1.

Van een gemotiveerd wrakingsverzoek is sprake als uit het verzoek op enigerlei wijze blijkt dat en waarom de verzoeker van mening is dat er feiten of omstandigheden zijn waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

4.2.

Verzoeker heeft naar voren gebracht dat afwijzend is beslist op zijn verzoek om gelijktijdige behandeling van zijn hoger beroepen met een ander hoger beroep dat van hem aanhangig is bij de Raad. Ook is hij het niet eens met de vorm waarin de Raad met hem correspondeert. Ten slotte eist verzoeker vooraf schriftelijke informatie over de rechters die zijn wrakingsverzoeken gaan behandelen, omdat hij zich op die manier wil wapenen tegen de behandeling van zijn verzoeken door een aantal met name genoemde rechters en andere, naar verzoekers stelt, slechte rechters van de Raad.

4.3.

Dit alles kan niet worden aangemerkt als motivering van de hier aan de orde zijnde wrakingsverzoeken, nu verzoeker in het geheel niet duidelijk maakt dat en waarom naar zijn mening hierdoor de onpartijdigheid van de behandelend rechter, mr. Van Dun, schade zou kunnen lijden.

4.4.

Bij het voorgaande wordt van belang geacht dat verzoeker in vrijwel alle hoger beroepen die hij tot nu toe heeft ingesteld één of meerdere wrakingsverzoeken heeft ingediend, die alle zijn afgewezen of buiten behandeling zijn gesteld en waarin ook veelvuldig is vastgesteld dat hij misbruik maakt van de mogelijkheid om wrakingsverzoeken in te dienen (uitspraken van 2 april 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6110, 8 mei 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ9815,

28 mei 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:CA1520, 22 april 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2645,

8 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2195, 17 juli 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2411,

4 augustus 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2644, 20 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2791).

4.5.

Gelet op wat is overwogen in 4.1 tot en met 4.4 en op artikel 3, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wrakingsregeling bestaat dan ook aanleiding de verzoeken om wraking van de behandelend rechter niet in behandeling te nemen.

4.6.

Voor zover verzoeker heeft beoogd aan te geven dat hij zijn wrakingsverzoeken nog nader zal onderbouwen, wordt verwezen naar het bepaalde in artikel 8:16, derde lid, van de Awb, waarin is opgenomen dat alle feiten of omstandigheden tegelijk moeten worden voorgedragen.

4.7.

Er is ook aanleiding gebruik te maken van de in artikel 8:18, vierde lid, van de Awb gegeven bevoegdheid om te beslissen dat een volgend verzoek van verzoeker om wraking wegens misbruik in de onderhavige procedures niet in behandeling wordt genomen.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

- neemt de verzoeken om wraking niet in behandeling;

- bepaalt dat een volgend verzoek van verzoeker om wraking in de hoger beroepen met

registratienummer 15/1111 WW, 15/1230 WIA en 15/1247 ZW niet in behandeling wordt

genomen.

Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en W.H. Bel en

J.J.T. van den Corput als leden, in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2016.

(getekend) B.J. van de Griend

(getekend) R.B.E. van Nimwegen