Centrale Raad van Beroep, 17-03-2016, ECLI:NL:CRVB:2016:951, 15/2308 WSW
Centrale Raad van Beroep, 17-03-2016, ECLI:NL:CRVB:2016:951, 15/2308 WSW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 17 maart 2016
- Datum publicatie
- 22 maart 2016
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2016:951
- Zaaknummer
- 15/2308 WSW
Inhoudsindicatie
Niet-ontvankelijk verklaring bezwaar. Van appellant mocht worden verwacht een adreswijziging door te geven. Nu hij dit heeft nagelaten komen de gevolgen hiervan voor zijn risico.
Uitspraak
15/2308 WSW
Datum uitspraak: 17 maart 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 18 februari 2015, 14/6215 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van de Diamant-groep (dagelijks bestuur)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. I.P.M.J. Nelemans, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2016. Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. C.J.M.M. de Beer en J.M.H. Boeren.
OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 22 juli 2014 heeft het dagelijks bestuur de indicatie van appellant op grond van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) ingetrokken. Het hiertegen gemaakte bezwaar van appellant van 4 september 2014 is bij besluit van 15 september 2014 (bestreden besluit) niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend en niet gebleken is dat er gronden zijn waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft - samengevat - overwogen dat appellant het dagelijks bestuur niet op de hoogte heeft gebracht van zijn nieuwe adres en dat het daarom voor rekening en risico van appellant komt dat het dagelijks bestuur het besluit van 22 juli 2014 niet aan het juiste adres heeft gericht. Het dagelijks bestuur heeft zelf geen toegang tot de gegevens van de Basisregistratie Personen (BRP) en kon daarom niet geacht worden van een adreswijziging op de hoogte te zijn en daarvan gebruik te maken. Dat het dagelijks bestuur als service en onverplicht adresgegevens aanpast als uit de periodiek door de gemeente verstrekte gegevens blijkt van een adreswijziging, maakt dat niet anders. Als de arbeidsovereenkomst ten tijde van de verhuizing al beëindigd was, rechtvaardigt dat niet de conclusie dat de Diamant-groep appellant ook geen post meer zou sturen. De bezwaartermijn is derhalve aangevangen op 23 juli 2014. Nu het bezwaarschrift na afloop van deze termijn is ingediend, heeft het dagelijks bestuur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag waarop dat besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Ingevolge artikel 3:41 van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door toezending of uitreiking aan hen. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad, zie bijvoorbeeld de uitspraak van
1 september 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ7888, heeft het bestuursorgaan aan zijn bekendmakingsverplichting als bedoeld in artikel 3:41 van de Awb voldaan als het besluit op bezwaar wordt verzonden naar het laatst bekende adres van betrokkene, ook al is dit niet meer het juiste adres van betrokkene en betrokkene heeft nagelaten het bestuursorgaan van de adreswijziging op de hoogte te stellen.
Appellant heeft zijn adreswijziging niet doorgegeven aan de Diamant-groep. Niet is in geschil dat appellant daartoe wel in staat was en dat het dagelijks bestuur zelf geen toegang heeft tot de BRP. Nu het besluit van 22 juli 2014 is verzonden naar het bij het dagelijks bestuur laatst bekende adres van appellant, is dit besluit bekendgemaakt in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3:41 van de Awb en is de bezwaartermijn van zes weken op 23 juli 2014 aangevangen. Het bezwaar van 4 september 2014 is derhalve buiten de bezwaartermijn ingediend.
Appellant meent dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Hij ging
ervan uit dat zijn dienstverband met de Diamant-groep was geëindigd, zodat hij geen adreswijziging behoefde door te geven. Deze beroepsgrond slaagt niet. Appellant had er rekening mee moeten houden dat de Diamant-groep in het kader van de afwikkeling van het beëindigde dienstverband nog brieven zou versturen. Bovendien trad de Diamant-groep niet alleen op als werkgever, maar ook als uitvoerende instantie, verantwoordelijk voor de
Wsw-indicatie en de daarbij behorende begeleiding. Van appellant mocht daarom worden verwacht een adreswijziging door te geven. Nu hij dit heeft nagelaten komen de gevolgen hiervan voor zijn risico.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.N.A. Bootsma, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2016.
(getekend) J.N.A. Bootsma
(getekend) J.L. Meijer