Centrale Raad van Beroep, 25-04-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1644, 15/5089 WWB
Centrale Raad van Beroep, 25-04-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1644, 15/5089 WWB
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 25 april 2017
- Datum publicatie
- 16 mei 2017
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2017:1644
- Zaaknummer
- 15/5089 WWB
Inhoudsindicatie
Afgewezen verzoek schadevergoeding. Onrechtmatige besluitvorming. Schadeposten zien op vertraging in uitbetaling. Lost op in wettelijke rente.
Uitspraak
15/5089 WWB
Datum uitspraak: 25 april 2017
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 19 juni 2015, 14/4413 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem (college)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2017. Appellant is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door N. de Vries.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellant ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande. Bij besluit van 28 maart 2012 heeft het college de bijstand van appellant met ingang van 9 maart 2012 ingetrokken en met ingang van 29 maart 2012 beëindigd. Bij besluit van 1 november 2013 heeft het college het hiertegen gemaakte bezwaar van appellant gegrond verklaard en bepaald dat de bijstand van appellant over de periode van 9 maart 2012 tot en met 13 november 2012 wordt nabetaald. Deze nabetaling heeft plaatsgevonden op 31 december 2013. In mei 2014 heeft het college de over de nabetaling verschuldigde wettelijke rente tot een bedrag van € 316,75 aan appellant vergoed.
Bij brief van 26 maart 2014 heeft appellant het college verzocht om vergoeding van schade tot een bedrag van € 125.000,-, geleden als gevolg van het onrechtmatige besluit van 28 maart 2012. Bij besluit van 22 mei 2014, gehandhaafd bij besluit van 26 september 2014 (bestreden besluit), heeft het college het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat alleen de wettelijke rente over een nabetaling voor vergoeding in aanmerking komt. Deze wettelijke rente is uitbetaald. Alle overige vermogensschade die beweerdelijk door de te late betaling is geleden, komt niet voor vergoeding in aanmerking. Van immateriële schade is niet gebleken.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant heeft - samengevat - aangevoerd dat hij als gevolg van het nemen van het onrechtmatige besluit zijn huur, ziektekosten en motorverzekering niet heeft kunnen betalen en dat hem boetes zijn opgelegd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Bij de toetsing van een zelfstandig schadebesluit als het onderhavige zoekt de Raad aansluiting bij het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht. Voor vergoeding van schade is vereist dat de gestelde schade verband houdt met een onrechtmatig besluit en voorts dat alleen die schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen die in een zodanig verband staan met dat besluit dat die schadeposten aan het bestuursorgaan, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, als een gevolg van dat besluit kunnen worden toegerekend (zie de uitspraak van 28 juni 2011, ECLI:NL:CRVB:2011: LJN BR0611).
Artikel 6:119, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat schadevergoeding, verschuldigd wegens vertraging in de voldoening van een geldsom, bestaat in de wettelijke rente van die som over de tijd dat de schuldenaar in verzuim is geweest. Ook de gevolgen van een onrechtmatige tijdelijke weigering van uitkering zijn in beginsel terug te voeren op de vertraagde uitbetaling van die uitkering, althans voor zover het gaat om kosten die zijn gemaakt als gevolg van het tijdelijk gemis aan geld door die weigering.
Niet in geschil is dat het besluit van 28 maart 2012 onrechtmatig is. Het college heeft om die reden de wettelijke rente over de nabetaling van de bijstand over de periode van 9 maart 2012 tot en met 13 november 2012 aan appellant vergoed. Niet betwist wordt dat de wettelijke rente juist is berekend en is betaald. Hiermee heeft het college voldaan aan zijn verplichting de schade te vergoeden die appellant heeft geleden ten gevolge van het onrechtmatige besluit van 28 maart 2012.
Alle kosten die appellant heeft aangevoerd zijn kosten, die in beginsel zijn terug te voeren op vertraagde uitbetaling van de bijstand, waarvoor de wettelijke rente is toegekend. Daarom bestaat geen ruimte voor toekenning van andere schadevergoeding dan de wettelijke rente over de nabetaling van de bijstand. Dit brengt mee dat geen grond bestaat voor toewijzing van een verdere vergoeding van materiële schade als gevolg van de niet tijdige betaling van de bijstand, waar appellant naast de hem toegekende wettelijke rente om heeft verzocht.
Uit 4.3 en 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. Stehouwer als voorzitter en Y.J. Klik en M. Schoneveld als leden, in tegenwoordigheid van J.M.M. van Dalen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 april 2017.
(getekend) A. Stehouwer
(getekend) J.M.M. van Dalen