Home

Centrale Raad van Beroep, 10-10-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3466, 17/1880 PW

Centrale Raad van Beroep, 10-10-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3466, 17/1880 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
10 oktober 2017
Datum publicatie
16 oktober 2017
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2017:3466
Zaaknummer
17/1880 PW

Inhoudsindicatie

Afwijzen aanvraag bijzondere bijstand. Kosten opgekomen voor aanvraag. Geen bijzondere omstandigheden. Buitenwettelijk begunstigend beleid consistent toegepast.

Uitspraak

17 1880 PW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van

20 januari 2017, 16/3123 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Medemblik (college)

Datum uitspraak: 10 oktober 2017

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld en tevens verzocht het college te veroordelen tot vergoeding van schade.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2017. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M.M. Vriend.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Appellant heeft op 10 december 2015 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van griffierecht en rente, onder overlegging van 28 nota’s over de periode van 2004 tot en met 2012.

1.2.

Bij besluit van 18 februari 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 30 mei 2016 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat de aanvraag niet is ingediend binnen twaalf maanden na de datum waarop de kosten daadwerkelijk zijn opgekomen.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit van 30 mei 2016 ongegrond verklaard.

3. In hoger beroep heeft appellant, samengevat, aangevoerd dat het college ten onrechte de aanvraag heeft afgewezen op de grond dat deze te laat is ingediend.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Naar vaste rechtspraak (uitspraak van 15 mei 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BA6875) inzake de toepassing van de artikelen 43 en 44 van de Wet werk en bijstand wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verleend voor kosten die zijn opgekomen voor de datum waarop de aanvraag om bijstand is ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen.

4.2.

De kosten waarvoor appellant bijzondere bijstand heeft aangevraagd zijn tussen 2004 en 2012 en derhalve voor de aanvraag van 10 december 2015 opgekomen. Nu niet is gebleken van bijzondere omstandigheden bestaat daarom geen grond voor verlening van bijzondere bijstand voor die kosten.

4.3.

Ingevolge artikel 3 van de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Medemblik kunnen aanvragen voor bijzondere bijstand worden ingediend tot uiterlijk een jaar na het moment waarop de kosten zijn gemaakt.

4.4.

De in 4.3 genoemde beleidsregel dient te worden gekwalificeerd als buitenwettelijk begunstigend beleid, voor zover het college op grond hiervan bijzondere bijstand met terugwerkende kracht kan verlenen tot twaalf maanden, ook zonder dat zich bijzondere omstandigheden voordoen. Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 7 juli 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1918) dient een buitenwettelijk begunstigend beleid door de bestuursrechter terughoudend te worden getoetst. Dit houdt, anders dan appellant meent, in dat de aanwezigheid en de toepassing van dit beleid als gegeven wordt beschouwd met dien verstande dat wordt getoetst of een zodanig beleid op consistente wijze is toegepast.

4.5.

Nu appellant zijn aanvraag heeft gedaan op 10 december 2015 en de kosten zijn opgekomen in de periode van 2004 tot en met 2012 heeft appellant niet binnen een jaar nadat de kosten zijn opgekomen bijzondere bijstand aangevraagd, zodat het college conform dit beleid heeft beslist. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat het college dit beleid niet consistent toepast.

4.6.

Het hoger beroep van appellant slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Gelet hierop dient het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade te worden afgewezen.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

- bevestigt de aangevallen uitspraak;

- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.

Deze uitspraak is gedaan door J.L. Boxum, in tegenwoordigheid van J. Tuit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2017.

(getekend) J.L. Boxum

(getekend) J. Tuit

HD