Home

Centrale Raad van Beroep, 12-09-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2785, 17/2287 WMO15

Centrale Raad van Beroep, 12-09-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2785, 17/2287 WMO15

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
12 september 2018
Datum publicatie
14 september 2018
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2018:2785
Formele relaties
Zaaknummer
17/2287 WMO15

Inhoudsindicatie

Aanvraag voor vergoeding van de kosten van de aanschaf van een hond en de kosten van de training tot een PTSS-hulphond terecht afgewezen. Het in hoger beroep gepreciseerde standpunt van het college dat de toegevoegde waarde van een PTSS-hulphond – voor zover die zou zijn gelegen in het wegnemen van beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie – onvoldoende is gebleken, vormt een toereikende grondslag voor het niet toekennen van de gevraagde maatwerkvoorziening.

Uitspraak

17 2287 WMO15

Datum uitspraak: 12 september 2018

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 2 februari 2017, 16/2273 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M.H. de Bruin hoger beroep ingesteld.

Appellante heeft nadere stukken ingediend.

Het college heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2018. Appellante is met haar ouders verschenen, bijgestaan door mr. De Bruin en J. Mourits, werkzaam bij Stichting Bultersmekke. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. van Tilborg en J. Buscop.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

1.1.

Appellante, geboren in 1976, is bekend met een borderline persoonlijkheidsstoornis, een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en stemmingsstoornissen. Appellante ervaart ’s nachts geregeld nachtmerries, herbelevingen en waandenkbeelden, soms uitmondend in suïcidepogingen. Afgelopen jaren is appellante meermalen opgenomen geweest in

(GGZ-)instellingen.

1.2.

Appellante heeft een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) aangevraagd in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor de vergoeding van de kosten van de opleiding van de door haarzelf aangeschafte hond tot een PTSS-hulphond. Zij heeft toegelicht dat zij met een PTSS-hulphond (weer) in staat zal zijn om zelfstandig in haar koopappartement te wonen.

1.3.

Het college heeft deze aanvraag bij besluit van 2 december 2015, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 1 maart 2016 (bestreden besluit), afgewezen. Het college stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat vergoeding van de kosten van de aanschaf van een hond en de kosten van de training tot een PTSS-hulphond op het terrein van de zorgverzekering liggen. Deze kosten komen op grond van de Wmo 2015 niet voor vergoeding in aanmerking. Hiertegen heeft appellante beroep ingesteld.

1.4.

Na behandeling van het beroep ter zitting bij de rechtbank en een huisbezoek op 4 oktober 2016 heeft het college het standpunt dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) voorliggend is niet langer gehandhaafd. Het college heeft zich echter toch op het standpunt gesteld dat geen beroep op de Wmo 2015 kan worden gedaan, omdat de hond een therapeutische functie heeft. Appellante heeft daarnaast onvoldoende aangetoond dat de PTSS-hulphond aanvullende waarde heeft voor haar zelfstandigheid.

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en dat besluit vernietigd, omdat het college de motivering van het bestreden besluit gedeeltelijk heeft verlaten. De rechtbank heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Daartoe heeft de rechtbank het volgende overwogen. De training van de

PTSS-hulphond is er met name op gericht dat hij leert hoe hij ervoor kan zorgen dat appellante uit waandenkbeelden wordt gehouden en dat zij geen suïcidepogingen doet, omdat de kans daarop appellante ervan weerhoudt zelfstandig te wonen. Met deze functie dient de

PTSS-hulphond, nadat hij zijn training heeft ontvangen, een medisch of therapeutisch doel. Dit betekent dat het college de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen.

Dat therapeutische middelen mensen in staat kunnen stellen zelfstandig te blijven wonen en/of weer zelfstandig te wonen en dat deze worden ingezet om de situatie van een persoon te stabiliseren, maken niet dat (ook) een aanspraak bestaat op een voorziening op grond van de Wmo 2015. Dat op grond van de Zvw geen vergoeding voor de inzet van een dergelijk middel wordt gegeven, omdat nog onvoldoende wetenschappelijk onderzoek is verricht naar de werking ervan, hoefde voor het college geen reden te zijn om in weerwil van het voorgaande wel tot vergoeding van de training op grond van de Wmo 2015 te besluiten. Appellante heeft ten slotte geen feiten gesteld die zich laten kwalificeren als zodanig bijzonder dat het college op grond daarvan toepassing had moeten geven aan de hardheidsclausule.

3.1.1.

In hoger beroep heeft appellante zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd, voor zover de rechtbank daarin de rechtsgevolgen in stand heeft gelaten. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de PTSS-hulphond niet enkel een medisch of therapeutisch doel dient.

Zij heeft verwezen naar het advies van de Medisch Advies Groep (MAG) van 8 november 2016, de brief van psychiater A.G.J. Koelman van 21 mei 2015, de brief van huisarts

M.J.C.W.J. Arnold van 8 februari 2015 en de reactie van Stichting Bultersmekke van

28 maart 2017. Hieruit volgt dat de opleiding van de PTSS-hulphond allereerst is gericht op het bevorderen van de zelfredzaamheid en de participatiemogelijkheden. In ieder geval had het college toepassing moeten geven aan de hardheidsclausule, omdat de zorgverzekeraar niet tot vergoeding van de kosten bereid is en omdat de PTSS-hulphond suïcidepogingen voorkomt. Verder heeft appellante verzocht een deskundige te benoemen.

3.1.2.

Ter zitting heeft appellante toegelicht dat een PTSS-hulphond haar ’s nachts, wanneer zij nachtmerries en/of herbelevingen heeft, wakker maakt waardoor ergere situaties worden voorkomen. Daardoor komt zij beter, minder vermoeid, de dag door. De PTSS-hulphond wordt verder geleerd om bepaalde winkels, zoals de Etos, te vermijden, zodat appellante geen pillen kan kopen. Bij stressvolle situaties die tijdens contacten met anderen kunnen ontstaan gaat de PTSS-hulphond dicht bij appellante staan. Zij wordt daardoor zodanig weggehouden van de situatie dat haar stressniveau acceptabel blijft. Ook zorgt de hond voor dagstructuur en meer sociale contacten. De beperkingen van appellante in de zelfredzaamheid en participatie worden hiermee weggenomen.

3.2.1.

In verweer heeft het college aangevoerd dat appellante geen procesbelang (meer) heeft omdat zij sinds 29 juli 2016 geen ingezetene meer is van de gemeente Roosendaal.

3.2.2.

Verder heeft het college zich op het nadere standpunt gesteld dat de toegevoegde waarde van een PTSS-hulphond primair is gelegen in de bijdrage die de hulphond kan leveren aan het verbeteren van de gezondheidstoestand van appellante. De hond is niet rechtstreeks noodzakelijk om beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie weg te nemen. Voor zover een hond hieraan al een bijdrage zou kunnen leveren, is de (opleiding tot) PTSS-hulphond niet noodzakelijk, maar volstaat een gewone hond.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Zoals de Raad eerder heeft overwogen (uitspraak van 18 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1874) is eerst sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Daarbij geldt dat in beginsel geen procesbelang kan zijn gelegen in de beoordeling van een inmiddels verstreken periode, tenzij sprake is van een onderbouwd verzoek om schadevergoeding dan wel een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode.

4.2.

Ter zitting heeft appellante verklaard dat zij momenteel beschermd woont bij ‘Ons Thuis’ in Rijsbergen omdat zij zonder PTSS-hulphond niet zelfstandig in haar eigen woning kan verblijven. Zij heeft de maatwerkvoorziening aangevraagd om terugkeer naar haar koopappartement in Roosendaal mogelijk te maken. Bij aanvang van de training van haar PTSS-hulphond zal zij vrijwel direct verhuizen naar Roosendaal. Een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit is daarom van belang voor een toekomstige periode waarin appellante in Roosendaal zal wonen. Anders dan het college heeft betoogd, heeft appellante hiermee voldoende procesbelang.

4.3.

Het in hoger beroep gepreciseerde standpunt van het college dat de toegevoegde waarde van een PTSS-hulphond – voor zover die zou zijn gelegen in het wegnemen van beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie – onvoldoende is gebleken, vormt een toereikende grondslag voor het niet toekennen van de gevraagde maatwerkvoorziening. Dat, zoals ter zitting is besproken, onvoldoende medisch wetenschappelijk onderzoek is gedaan naar de werking en de effectiviteit van een PTSS-hulphond, heeft appellante niet betwist. Ter zitting is hierover door Mourits desgevraagd het volgende toegelicht. Het is een recente ontwikkeling dat PTSS-hulphonden effectief kunnen zijn voor mensen met psychische problemen. Er is nog geen wetenschappelijk onderzoek naar de effecten afgerond. Ook is er geen sluitende theorie over hoe het werkt dat een hond voorvoelt hoe het met mensen is. Onderzoek ligt volgens Mourits in de toekomst en vergt veel middelen en partijen die dat willen uitvoeren. Wat er nu gebeurt, is dat gemeenten luisteren naar ervaringsverhalen van mensen die zelf al jaren met assistentiehonden werken en concluderen dat het een maatwerkvoorziening is die goed bij hun burger past. De Raad is van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde stand van zaken in het onderzoek naar de effectiviteit van de PTSS-hulphond het college een andere afweging heeft kunnen maken dan, zoals van de kant van appellante is aangevoerd, in andere gemeenten heeft plaatsgevonden. Dat laat onverlet dat een ander college wel tot verstrekking van een (opleiding tot) PTSS-hulphond kan overgaan als dat in een individuele situatie als het meest passend wordt ervaren, zoals gezien de toelichting van Mourits in diverse gemeenten ook daadwerkelijk is gebeurd. Van redenen die het college aanleiding hadden moeten geven om de hardheidsclausule toe te passen is niet gebleken.

4.4.

Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal, met verbetering van gronden, worden bevestigd.

5. Er bestaat geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.

Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap als voorzitter en M.F. Wagner en D.S. de Vries als leden, in tegenwoordigheid van R.PW. Jongbloed als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 september 2018.

(getekend) A.J. Schaap

(getekend) R.PW. Jongbloed

IvR