Centrale Raad van Beroep, 29-03-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1106, 18/4086 ANW
Centrale Raad van Beroep, 29-03-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1106, 18/4086 ANW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 29 maart 2019
- Datum publicatie
- 1 april 2019
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2019:1106
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1829
- Zaaknummer
- 18/4086 ANW
Inhoudsindicatie
Afwijzing verzoek om herziening.
Uitspraak
18 4086 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 1 maart 2018, 17/1935 ANW-V
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats], Marokko (verzoekster)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank
Datum uitspraak: 29 maart 2019
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 1 maart 2018, 17/1935 ANW-V.
Het verzoek is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 15 februari 2019, waar partijen niet zijn verschenen.
OVERWEGINGEN
1. Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een onherroepelijk geworden uitspraak op verzoek van een partij worden herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. Bij de uitspraak van 1 maart 2018 heeft de Raad het verzet van verzoekster tegen de uitspraak van de Raad van 21 juli 2017 ongegrond verklaard. De Raad heeft geoordeeld dat het hoger beroep van verzoekster tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
15 februari 2017, 16/4691, terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het griffierecht niet is betaald.
3. Verzoeker heeft gevraagd zijn aanvraag op grond van de Algemene Nabestaandenwet opnieuw te beoordelen.
4. Het is vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van
11 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1218) dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om een hernieuwde discussie over een zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Het verzoek om herziening dient te worden afgewezen, nu niet is gebleken dat verzoekster enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 8:119 van de Awb, naar voren heeft gebracht. Het verzoek om herziening bevat immers geen gronden die betrekking hebben op de reden waarom het verzet bij de uitspraak van 1 maart 2018 ongegrond is verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van M.A.A. Traousis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2019.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) M.A.A. Traousis