Home

Centrale Raad van Beroep, 01-08-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2597, 17/7304 AOW

Centrale Raad van Beroep, 01-08-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2597, 17/7304 AOW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
1 augustus 2019
Datum publicatie
7 augustus 2019
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2019:2597
Zaaknummer
17/7304 AOW

Inhoudsindicatie

Anders dan de rechtbank is de Raad van oordeel dat de door betrokkene gevorderde schade, voor zover reeds vast te stellen, niet als een gevolg van het onrechtmatige toekenningsbesluit aan de Svb kan worden toegerekend. Uit de berekening kon betrokkene redelijkerwijs afleiden dat de Svb per september 2011 was uitgegaan van een te hoog inkomen, en dat de toegekende toeslag dus te laag was. Betrokkene had de Svb moeten inlichten toen bleek dat de Svb van een onjuist inkomen was uitgegaan. Vernietiging uitspraak. Beroep ongegrond.

Uitspraak

17 6304 AOW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 24 augustus 2017, 16/2193 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

Datum uitspraak: 1 augustus 2019

PROCESVERLOOP

De Svb heeft hoger beroep ingesteld.

Namens betrokkene heeft mr. L.M.E. Embregts, advocaat, een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2019. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.F. Sturmans. Betrokkene is verschenen, vergezeld van zijn echtgenote en bijgestaan door mr. Embregts.

OVERWEGINGEN

1.1.

Betrokkene heeft in april 2011 een aanvraagformulier ingediend voor een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Daarbij heeft hij opgegeven dat zijn echtgenote als gastouder € 322,- per maand verdiende. Zijn echtgenote werkte op dat moment niet alleen als gastouder, maar ook in dienst van [werkgever] ( [werkgever] ). Van (de inkomsten uit) dit werk heeft betrokkene bij zijn aanvraag geen opgave gedaan.

1.2.

Volgens zijn verklaring ter zitting van de Raad heeft betrokkene, voordat hij het aanvraagformulier indiende, met zijn echtgenote een kantoor van de Svb bezocht. Toen hij tijdens dat bezoek vernam dat het inkomen van de echtgenote zou leiden tot een aanzienlijke verlaging van de aan hem toe te kennen toeslag, heeft betrokkene gezegd “dat ze dan zou stoppen met werken”.

1.3.

Bij besluit van 7 juni 2011 (toekenningsbesluit) heeft de Svb aan betrokkene met ingang van september 2011 een AOW‑pensioen toegekend, vermeerderd met een toeslag waarop het inkomen van zijn echtgenote gedeeltelijk in mindering werd gebracht. De Svb heeft daarbij niet alleen het inkomen van de echtgenote als gastouder in aanmerking genomen, maar ook, op grond van gegevens verkregen uit Suwinet, inkomen in dienst van [werkgever] van ruim € 360,- per maand. In een overzicht bij het toekenningsbesluit stond vermeld:

“De inkomsten van uw partner zijn € 659,30.

Uw partner heeft inkomen uit arbeid. Deze inkomsten hebben we gedeeltelijk afgetrokken van de maximale toeslag. Dat doen we op de volgende manier:

 Een bedrag gelijk aan 15% van het minimumloon tellen we niet mee;

 De inkomsten daarboven trekken we voor twee derde van uw toeslag af.

Het inkomen van uw partner dat meetelt: € 297,09.”

Betrokkene heeft naar aanleiding van de ontvangst van het toekenningsbesluit geen bezwaar gemaakt en ook niet op een andere manier gereageerd.

1.4.

Naar aanleiding van de ontvangst van een door betrokkene ingevuld inkomstenopgaveformulier in oktober 2012 heeft de Svb bij besluit van 27 december 2012 de toeslag van betrokkene met terugwerkende kracht herzien, omdat de echtgenote vanaf september 2011 uitsluitend inkomsten als gastouder bleek te hebben verworven. Betrokkene heeft daarbij een nabetaling van € 4.673,66 bruto ontvangen wegens te weinig ontvangen toeslag en vakantie-uitkering. Betrokkene heeft hierop niet gereageerd.

1.5.

Bij brief van 27 oktober 2015 heeft betrokkene de Svb verzocht om schadevergoeding ter hoogte van € 4.564,-. Betrokkene stelt, als gevolg van de nabetaling ineens, fiscale schade te hebben geleden, huur- en zorgtoeslag te zijn misgelopen en proceskosten te hebben moeten maken in fiscale procedures.

1.6.

Bij besluit van 17 februari 2016 (primair besluit) heeft de Svb dit verzoek afgewezen. Volgens de Svb is de onrechtmatigheid van het toekenningsbesluit aan betrokkene zelf toe te rekenen, omdat betrokkene heeft nagelaten tijdig de wijziging van inkomen van zijn echtgenote door te geven. Bij beslissing op bezwaar van 20 juni 2016 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

2. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd met een opdracht aan de Svb om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, en de Svb veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht. De rechtbank heeft hiertoe onder andere overwogen dat de Svb betrokkene op grond van artikel 4:7 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid had moeten stellen om zijn zienswijze naar voren te brengen, nu bij de toekenning is afgeweken van de gegevens die betrokkene bij de aanvraag heeft verstrekt. Dat betrokkene geen bezwaar heeft gemaakt tegen de vaststelling van de toeslag heeft de rechtbank verontschuldigbaar geacht, omdat in het toekenningbesluit geen melding is gemaakt van de afwijking van de aanvraag en in de bij het besluit gevoegde berekening niet is aangegeven dat rekening is gehouden met inkomsten uit arbeid bij een thuishulporganisatie. De rechtbank acht de onzorgvuldigheid in de voorbereiding en de lacune in de motivering van het toekenningsbesluit van dien aard dat de schade die door de latere nabetaling is ontstaan aan dat besluit is toe te rekenen en derhalve voor rekening van de Svb moet komen.

3.1.

In hoger beroep heeft de Svb aangevoerd dat het toekenningsbesluit achteraf bezien wel als onrechtmatig is te duiden, maar dat deze onrechtmatigheid niet aan de Svb te wijten is. Volgens de Svb heeft betrokkene zijn mededelingsverplichting geschonden doordat hij na ontvangst van het toekenningsbesluit niet heeft gemeld dat zijn echtgenote de werkzaamheden bij [werkgever] in augustus 2011 heeft beëindigd. Daarom komt het feit dat vanaf september 2011 een te laag bedrag aan toeslag is uitbetaald, volgens de Svb voor rekening en risico van betrokkene. Subsidiair meent de Svb dat betrokkene uit de bij het toekenningsbesluit gevoegde berekening had kunnen onderkennen dat bij de vaststelling van de toeslag met een te hoog inkomen van de echtgenote rekening is gehouden.

3.2.

Betrokkene stelt zich op het standpunt dat zich geen wijzigingen hebben voorgedaan, zodat hij hiervan ook geen melding hoefde te doen. Betrokkene heeft immers nooit opgegeven dat zijn echtgenote inkomen ontving uit haar werkzaamheden bij [werkgever] . Er was dus ook geen noodzaak om de Svb op de hoogte te stellen van het feit dat deze werkzaamheden in augustus 2011 waren beëindigd. Verder is in het toekenningsbesluit geen melding gemaakt van de afwijking van de aanvraag. Als leek had betrokkene niet kunnen onderkennen dat met een te hoog inkomen uit arbeid van zijn echtgenote rekening was gehouden.

4. De Raad oordeelt als volgt.

4.1.

Op 1 juli 2013 is de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (Stb. 2013, 50) in werking getreden. Op grond van het daarin opgenomen overgangsrecht blijft op deze zaak het recht van toepassing zoals dat gold vóór 1 juli 2013.

4.2.

Bij de toetsing van een zelfstandig schadebesluit als hier aan de orde, zoekt de Raad aansluiting bij het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht. Voor vergoeding van schade is vereist dat de gestelde schade verband houdt met een onrechtmatig besluit. Voorts komen alleen die schadeposten voor vergoeding in aanmerking die in een zodanig verband staan met dat besluit dat zij aan het bestuursorgaan, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, als een gevolg van dat besluit kunnen worden toegerekend (uitspraak van 28 juni 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR0611).

4.3.

De Raad stelt vast dat de Svb de onrechtmatigheid van het toekenningsbesluit heeft erkend. Anders dan de rechtbank is de Raad echter van oordeel dat de door betrokkene gevorderde schade, voor zover reeds vast te stellen, niet als een gevolg van het onrechtmatige toekenningsbesluit aan de Svb kan worden toegerekend. De Svb heeft zich bij het nemen van het toekenningsbesluit (mede) gebaseerd op de op dat moment meest actuele gegevens in Suwinet. Door middel van de bij het toekenningsbesluit gevoegde, in 1.3 geciteerde, berekening heeft de Svb betrokkene op de hoogte gesteld van het inkomen waarvan bij de berekening van de toeslag was uitgegaan. Dat [werkgever] hierbij niet als zelfstandige bron van inkomen is genoemd, maakt dit niet anders. Uit de berekening kon betrokkene redelijkerwijs afleiden dat de Svb per september 2011 was uitgegaan van een te hoog inkomen, en dat de toegekende toeslag dus te laag was. Het had op de weg van betrokkene gelegen om de Svb hierover te informeren en aldus de noodzaak van een correctie achteraf te voorkomen. De verklaring van betrokkene, dat hij reeds voorafgaand aan de indiening van de aanvraag om een AOW‑pensioen op kantoor bij de Svb heeft aangekondigd “dat zijn echtgenote dan zou stoppen met werken”, maakt dit niet anders. Deze uitlating kan slechts worden opgevat als een voornemen en doet bovendien niet af aan het feit dat betrokkene de Svb had moeten inlichten toen bleek dat de Svb van een onjuist inkomen was uitgegaan.

4.4.

Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep slaagt. De Raad zal de aangevallen uitspraak vernietigen en het beroep ongegrond verklaren.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

-

vernietigt de aangevallen uitspraak;

-

verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum als voorzitter en A. van Gijzen en F.J.L. Pennings als leden, in tegenwoordigheid van M.A.A. Traousis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2019.

(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum

(getekend) M.A.A. Traousis

md